zondag 22 september 2019

De laatste koning van Burma en de laatste keizer van India (2/2) The Last Mughal - William Dalrymple


William Dalrymple - The Last Mughal

Dalrymple beschrijft de gebeurtenissen rond de grote opstand in India vanuit een origineel perspectief, wat behoorlijk afwijkt van de Britse geschiedschrijving.

Bahadur Shah Zafar was in naam de keizer of mughal van India, maar alle zeggenschap lag bij de Britse bezetters. Na een grote opstand in 1857-1858 werd hij verbannen (en passant het evenwicht tussen hindoes en moslims in India voorgoed verstorend) naar Rangoon in Burma - nu Yangon in Myanmar. Daar overleed hij in 1862. Hij werd zo snel mogelijk door de Britten begraven op een geheime plek, om geen pelgrimsoord voor anti-Britten te creëren. In 1991 werd zijn graf herontdekt.

Het graf

De plek van zijn graf was dus lange tijd geheim. Maar in het boek stonden een paar aanwijzingen waar het was, dus nu wilden we ernaar op zoek. De eerste stap was dat we een hotel gezocht hadden aan de kant van de stad waar het graf zou zijn (Theatre road had inmiddels een Burmese naam gekregen, maar de gok was dat die in de buurt van het National Theatre geweest moest zijn.).

De tweede stap was dat we bij de hotelreceptie informeerden naar het graf van de Sjah. Vijf mensen, waarvan drie actief, puzzelden het antwoord bij elkaar, en ze schetsten zelfs een kaartje. Het was een half uurtje lopen. Door de ambassadebuurt, met ook veel leegstaande ministeries. De hoofdstad was recent verplaatst naar een nieuw-gebouwde stad in het binnenland. De Russische ambassade was een ongekende vesting met hoge muren, veel prikkeldraad, zware bewaking en afgezette straten.

Op de bestemming aangekomen moesten we vragen naar de precieze plek. Vijf verschillende mensen gaven vier tegengestelde aanwijzingen. Maar na nog een kwartiertje hadden we de juiste plek gevonden.



Een kleine compound met Islamitische torentjes; enkele hallen ("in samenwerking met de regering van India opgericht"); drie "graven" die er uitzagen als een opgemaakt bed, voor de Sjah, zijn vrouw en zijn (schoon)dochter. Iets verderop, op de plaats waar in 1990 zijn echte graf gevonden was, een kelder en nog een tombe.

Er waren nog wat bezoekers, die de overledenen als heiligen vereerden (in de religieuze zin). Het was tegelijk levendig en sereen. Het geheel was eenvoudig maar maakte toch indruk.


Yangon, januari 2008

De laatste keizer van India was verbannen naar Burma. De laatste koning van Burma was juist verbannen naar India. Van beiden had ik nu de laatste woonplaats/rustplaats bezocht. Zo wordt geschiedenis iets wat je aanraakt.

PS Tegenwoordig zijn beide plaatsen gemakkelijk te vinden met Google Maps; het paleis is een museum en het graf trekt veel buitenlandse bezoekers.

Meer

Lees verder over de laatste koning van Burma.
Meer boekbesprekingen (o.a. Giles Milton, Kader Abdolah, Dave Eggers).

De laatste koning van Burma en de laatste keizer van India (1/2) Het Glazen Paleis - Amitav Ghosh


De Britten hadden een gewoonte om verslagen en afgezette heersers uit hun koloniën te verbannen naar andere landen. Daarmee voorkwamen ze dat ze een martelaar-figuur zouden worden die opstandelingen zouden kunnen inspireren.
De laatste koning van Burma en de laatste keizer van India werden naar elkaars land verbannen, en van allebei heb ik hun laatste woonplaats/rustplaats bezocht. In allebei de gevallen op aanwijzingen van een boek waarin ze voorkomen.

Amitav Ghosh - The Glass Palace (Het Glazen Paleis)

Het Glazen Paleis is een prachtig roman tegen de historische achtergrond van Thebaw, de laatste koning van Burma, en hoe het verder verging met mensen uit zijn staf en kennissenkring. De verschillende verhaallijnen spelen dwars door India, Burma en Maleisië. Het opmerkelijke is, dat ik bijna alle plaatsen waar het boek speelde, al ooit bezocht had: o.a. Mandalay, Rangoon, Calcutta, Penang en zelfs de verborgen archeologische opgravingen van Lembah Bujang.

Thebaw, de laatste koning van Burma, werd in 1885 afgezet. Hij werd verbannen naar Ratnagiri, een kleine stad aan de westkust van India, ruim 300 km onder Bombay - nu Mumbai. Er werd een klein paleis voor hem gebouwd. In 1916 overleed hij en werd begraven op een ommuurd gedeelte van de christelijke begraafplaats.


Het paleis

De reden dat ik Ratnagiri bezocht was dus om het paleis van de koning te bezoeken. Dat was een stuk indrukwekkender dan ik verwacht had: tamelijk groot, drie verdiepingen, veranda's en balkon, majestueus, op een flink stuk land. De bijgebouwen aan de achterkant waren nu van een archeologisch of onderwijsinstituut. Het hoofdgebouw stond leeg. Er groeide gras uit de kieren, dakpannen waren gebarsten, ruiten stuk. De deuren zaten op slot. Ik overwoog even of ik in zou breken, wat zeker zou lukken met wat geweld, maar dat ging toch te ver.

Ik liep een paar keer om het gebouw, en vond een trap waarmee ik op het achterbalkon kon komen. Daar zat een deur niet op slot. Zo kon ik naar binnen. Ik zwierf door de volkomen lege zalen en vertrekken, over de grote houten trap en tot het voor-balkon, van waaraf de koning uitkeek over de riviermonding en de baai. Dat was een belangrijk element in het boek, en ik vond het geweldig dat ik nu hetzelfde uitzicht kon genieten. 


Tegenover het paleis voerde een stenen trap de heuvel af. Ik ging tot een kleine nederzetting van armoedige hutjes. Waarschijnlijk kon je verder tot de rivieroever, maar dat deed ik nu niet. Ik liep terug naar boven en ging op zoek naar de Collector's Bungalow. De collector en zijn vrouw speelden ook een belangrijke rol in het boek. Deze plek was minder makkelijk te vinden, iedereen wees me een andere kant op. Wat het dan uiteindelijk zou moeten zijn, was een verrassend eenvoudig optrekje voor wat indertijd de belangrijkste Britse bestuurder van een district was. Iets onder de tuin was inderdaad een punt waar je kon zitten en over de rivier kijken.

Ratnagiri, november 2004

Meer

Lees verder over de laatste keizer van India.
Meer boekbesprekingen (o.a. Giles Milton, Kader Abdolah, Dave Eggers).

zaterdag 14 september 2019

Foulard: de zoektocht naar de sjaal van Alechinsky

Zo lang als ik me kan herinneren, hing er in het ouderlijk huis een doek (een lap stof) waar een abstract schilderij op was afgedrukt. Zachte pastelkleuren en woeste penseelstreken, waar je met wat fantasie enkele mythische wezens in zou kunnen herkennen. Afhankelijk van de invalshoek kon je er door het zwarte figuur ook iets onheilspellends in zien.


De kunstenaar

Zes jaar geleden deed ik er onderzoek naar. De kunstenaar was gemakkelijk te vinden: het doek was ondertekend door Pierre Alechinsky. Geboren op 19 oktober 1927 in Brussel, waar hij in 1948 afstudeerde in toegepaste grafische kunst. Al snel trad hij toe tot de Cobra beweging, waar hij een exponent was van de "br" in die naam: Brussel. In 1951 vertrok hij naar Parijs. Saillant detail: van 1948 tot 1951 woonde mijn moeder ook in Brussel.

Maar over dit specifieke werk kon ik geen enkele informatie vinden. Ik bekeek talloze plaatjes van werk van Alechinsky op internet: het was duidelijk zijn stijl, maar juist deze afbeelding kon ik nergens vinden. Ik doorzocht catalogi in de Openbare Bibliotheek Amsterdam en in het Cobra-museum in Amstelveen. Ik e-mailde naar een kunstgalerij die werk van hem had, en naar Alechinsky zelf in Brussel. Ik deed een openbare oproep op Facebook. Alles zonder resultaat.


Mickey, Pierre, Maxima en Mathilde
in het Cobra-museum in Amstelveen (29 nov 2016)


Het werk

Onlangs probeerde ik nog eens wat meer over het doek te weten te komen. Met image search vond ik nu wel de afbeelding. Ná mijn vorige zoektocht was het werk twee keer op een veiling aangeboden. Eén keer de textielprint (blijkbaar dezelfde als die ik ken) en één keer het originele werk: gouache, kleurpotlood en papier-collage op papier. Bij veilinghuis Christies werd het voor 22.500 euro verkocht.

In de begeleidende tekst stond dat het in 1960 gemaakt was in opdracht van Stoomweverij De Nijverheid, uit Enschede. En ook dat het uiteindelijk niet in productie genomen was. Dat zou verklaren dat ik het niet terug vond in de catalogi. De titel is Foulard (Frans voor "sjaal"). En inderdaad, bij nadere bestudering is het doek van zijde, en de korte kanten zijn omgeslagen en omgestikt. Het heeft dus inderdaad een langwerpige sjaal-vorm gehad. Blijkbaar waren er toch een aantal proefdrukken gemaakt.

Rond dezelfde tijd heeft De Nijverheid (later firma Hatema-Texoprint) wel enkele sjaals van andere Cobra-kunstenaars geproduceerd. Appel, Corneille en Lucebert ontwierpen sjaals in de serie "With the seasons's Greetings". Die serie-naam staat gedrukt op de sjaals die in productie zijn genomen.


Foulard - Alechinsky
TextielMuseum Tilburg
Het TextielMuseum inTilburg heeft óók een exemplaar van de sjaal van Alechinsky. Óók zonder de tekst "With the seasons's Greetings". De kleuren op dat exemplaar zijn véél feller. Terwijl op een foto van het originele werk op papier (bij Christie's) de kleuren juist zachter zijn.

De nogal verschillende kleurstelling van de proefdrukken is misschien wel de reden dat de sjaal nooit in productie genomen is: de kunstenaar was niet tevreden met hoe de kleuren op stof uitkwamen?

Familiestuk

Familiefoto 1964

Maar hoe is de sjaal in onze familie gekomen, als die nooit in productie genomen is?

Een mogelijkheid is dat mijn vader en moeder, die elkaar in Brussel hebben leren kennen, in de jaren '60 daar nog eens voor een weekend waren en een prototype van de sjaal ergens op de kop getikt hebben.

De meer waarschijnlijke theorie is dat mijn vader, die voor een confectie-atelier werkte, de sjaal op een beurs of als relatiegeschenk gekregen heeft van de textielfabriek die de proefdrukken gemaakt heeft.

*september 2019*



dinsdag 6 augustus 2019

Europa per trein (1) Zuid Duitsland


Sinds de tweede helft van de 19de eeuw verbindt een uitgebreid spoorweg netwerk alle uithoeken van India. Indian Rail beheert nu 120.000 km rails.
Sinds het begin van de 21ste eeuw heeft China Railways Corporation het grootste hogesnelheids netwerk ter wereld aangelegd.
Sinds eind 20ste eeuw Europa een steeds hechtere eenheid wordt, is letterlijk en figuurlijk "verbinden" m.b.v. een spoorweg-infrastructuur achtergebleven. De spoorwegen zijn een lappendeken van kleine nationale maatschappijtjes.

Deze zomer wilden we naar Zuid Duitsland en naar Zuid Spanje. Het heeft tegelijk iets ouderwets nostalgisch en iets modern ecologisch: laat auto en vliegtuig staan voor reizen door Europa. Ja, het vraagt wat meer voorbereiden en puzzelen, maar dan blijkt het bereik van de trein toch heel behoorlijk te zijn. 
ICE van Deutsche Bahn
Het boeken van internationale treinreizen is lastig: ieder land, iedere spoorwegmaatschappij heeft eigen websites, eigen boekingsregels en -gewoontes, eigen accounts, eigen termen, eigen vooruitboek-termijnen, eigen betaalmiddelen. Zo hadden we op een gegeven moment een terugreis geboekt vóórdat we de heenreis konden boeken. Vroegboeken is essentieel om het nog een beetje betaalbaar te houden – en dan nog is het duurder dan vliegen. De Franse en Duitse spoorwegen zijn wel de aangewezen partij om reizen via het respectievelijke land te boeken.

Deel een: Zuid Duitsland

Toen een week voor vertrek een gereserveerde trein naar München werd opgeheven, kregen we wel een e-mailtje dát dat gebeurd was, maar was ons volkomen onduidelijk hoe het op te lossen. Bij de online herboek-functie stond een grote waarschuwing dat je er zelf verantwoordelijk voor was dat je geen duurder alternatief koos. Maar hoe dat te beoordelen was een raadsel. Deutsche Bahn had geen telefoonnummer in Nederland. Dan maar naar Duitsland gebeld. Na lang wachten kregen we iemand aan de lijn die niet zo van begrip was. Ze begreep het probleem niet en ze begreep mijn Duits niet. De Engelstalige en Nederlandstalige helplijnen (in België) werden niet opgenomen…

We hadden niet vroeg genoeg geboekt, zodoende was de beste route naar München - qua prijs, reisduur en aantal overstaps - met een omweg via Hannover. Het eerste traject was met de internationale trein naar Berlijn. In Nederland een boemeltje, maar wel met een heuse internationale sfeer. Het hele Nederlandse traject was het een gekrioel van mensen die op gereserveerde stoelen zaten, moesten verhuizen, met enorme tassen door het gangpad sjouwden, en weer terug. Met al het gebabbel aan alle kanten was het maar onrustig. Een speeltuin voor backpackers, verrijkt met Amerikaanse gezinnen. En wat "lokale" reizigers, zoals de twee Duitse jongens die naar Wolfburg gingen om hun nieuwe Volkswagen bij de fabriek op te halen.

In de verte: Munchen Hbf
Hannover was een groot en onoverzichtelijk station. De aansluitende trein, een ICE, was tien minuten te laat en de rijtuigen reden in een verkeerde volgorde, dus het instappen was wat hectisch. Maar binnen was de trein veel stiller. En al gauw stonden we tien minuten stil. De vertraging liep uiteindelijk op tot een half uur.

De terugreis uit München was met de snelst mogelijke verbinding, via Frankfurt: 7½ uur. Tussen Frankfurt en Keulen tikten we even 300 km/u aan. Ook op dit traject was de grensoverschrijdende trein erg vol en onrustig met mensen die geen plaats konden vinden - mensen zaten in de halletjes, koffers stonden in de gangpaden. Het stuk tussen Emmerich en Arnhem reden we maar langzaam. In Arnhem werd de trein zonder vooraankondiging opgeheven. Er waren verschillende stremmingen tussen Utrecht en Amsterdam. Hoe je daar tussendoor moest laveren, moest je verder zelf maar uitzoeken...

Cockpit seating
Deutsche Bahn deed het goed qua verschillende reismogelijkheden en qua comfort aan boord. De stoelen waren ruim, de wifi deed het goed en er waren stopcontacten. Ondanks het gebrek aan support bij de wijziging en de annulering en de kleine vertragingen, kwam alles goed. De reizen duren een hele dag - maar dan wel met vertrek en aankomst in het stadscentrum - dus je kwam wel een beetje "verreisd" aan. 
Al met al was het een geslaagd experiment.

meer

Lees hier deel twee: Zuid-Oost Spanje

donderdag 28 februari 2019

Thailand Reisverslag 2019/4 Canapy walk en Khmer tempel

Met de nodige moeite kwam ik weer in beweging. Ik moest immers terug naar Bangkok. Die 1100 km legde ik af middels drie lange treinritten en drie kortere busritten. In de plaatsen Trang en Kanchanaburi bleef ik ieder een paar dagen. Verder een nachtje in Phun Phin (waar we ruim een maand eerder ook waren) en Ratchaburi (waar dan ineens weer geen enkele buitenlandse toerist was).

Trang & de Canapy walk

Net als de andere relatief jonge steden Hat Yai en Phatthalung in de regio (100 jaar, met de aanleg van de spoorwegen) heeft Trang een grote etnisch-Chinese bevolking.
Trang is een overstapplaats voor toeristen op weg naar de eilanden in de Andaman zee, maar die blijven dus hoogstens één nacht. Dan missen ze aan de stad zelf niet heel veel, maar wel aan de omgeving.

Bijna alle oorspronkelijke begroeiing in Thailand is gekapt of afgebrand. In het zuiden voor rubberplantages, in het midden voor rijstvelden. Hier en daar is een stukje ontsnapt. Bij Trang is zo’n stukje van 1x4km oorspronkelijke jungle nu een botanische tuin. Met een wandelpad erdoorheen.

Het was ogenblikkelijk alsof je de jungle in liep. Dat was dan ook zo. Behalve het pad en een paar bordjes met uitleg, in het Thai, was alles oorspronkelijke jungle. Heel gevarieerd: dichter en dunner, lichter en donkerder, hoger en lager, droger en natter.

Palmen, varens, bamboe, hoge bomen, parasietplanten, lianen, gigantische bladeren – het was er allemaal. In de verte hoorde je steeds verkeersgeluid, maar dichterbij vogels, insecten en het geritsel van hagedissen die door de bladeren schoten.

Op een gegeven moment dook tussen het groen een menie-rode stellage op: de ijzeren uitkijktoren. Die kon je tot zo'n 9m hoogte beklimmen. Dan was er een ijzeren hangbrug naar de volgende toren, zo’n 40m verder. Daar kon je met de trap verder omhoog en naar de volgende, hogere hangbrug. Dat alles nog een keer tot de derde en middelste hangbrug die op 18m hoogte hing. Dan liep je echt langs de hogere boomtoppen, en keek neer op de lagere stukken bos. Dat was wel heel bijzonder.

Na de canapy walk ging het pad verder en kwam het natte gedeelte, de “swamp”. Vandaag was het er niet al te nat, alleen het middengedeelte stond onder water. Je liep over een lange betonnen walkway.

Vandaar liep een pad terug naar het beginpunt. Al met al had de wandeling een dik uur geduurd. Even pauze bij het winkeltje. De dames van het winkeltje en de informatiekiosken hadden een soort jungle-camouflage-bloesje als uniform. Heel charmant.


Kanchanaburi & de Khmer tempels

Kanchanaburi is het bekendst vanwege de "Brug over de River Kwai" en de verschrikkingen van de Burma-spoorlijn. Ook is het een uitvalsbasis voor veel natuurschoon verderop in de vallei. Zo is één straat van het stadje een waar toeristen-ghetto geworden met een aaneenschakeling van guesthouses, bars, restaurants en massaga-salons.

Als je 's avonds wat wilt drinken waren er legio mogelijkheden. Er zijn bars met groepen bier drinkende mannen. Er zijn grote sport-cafes met grote tv-schermen. Er zijn coctail bars met a/c en fluoriserende verlichting. Er zijn bars waar op een podium muziekinstrumenten klaar staan (maar nog geen muzikanten). Er zijn bars waar dames met diepe decolletés je helpen je biertje snel leeg te drinken en nog wat te bestellen. Dan was er nog het bankje voor de supermarkt, waar een man zijn binnen gekochte blikje bier leegdronk. Het was nog niet eens de setting, maar vooral zijn wezenloze gezichtsuitdrukking die het een trieste aanblik gaf.

En dan is er nog een minder bekende bezienswaardigheid. Ik heb op mijn reizen veel tempels bezocht, en vaak waren dat Khmer tempels, satelliet steden van het befaamde Angor Wat.
Prasat Muang Singh is de meest westelijke Khmer site en ver van de anderen in Cambodia en de Isan. Ook relatief ver van Kanchanaburi, 40km, en het enige OV is de trein. Die gaat maar een paar keer per dag en eigenlijk is er maar één combinatie van treinen heen en terug die te doen is. Dan moet de trein wel op tijd zijn.

De Brug over de River Kwai
Volgens het bord naast de ticket counter zou de trein 10 minuten te laat aankomen, dat moet te doen zijn. Hele schoolgroepen stonden te wachten. En al drie speciale wagons voor buitenlanders tegen toeristenprijs (100b), omdat hier ook de passage over De Brug in zit. Toen de trein uit Thonburi aankwam, werd de locomotief losgekoppeld, die kwam onze wagons ophalen, reed een stuk vooruit, toen weer achteruit om de wagons uit Thonburi aan te koppelen. Zo werden we een extra lange trein.

de Kwae Noi
Héél langzaam reden we over De Brug. Grappig om dat nu van de andere kant te zien, net als de markt van Samut Songkhram, die we ook van twee kanten gezien hebben. Al was de kijkende menigte hier dan toch minder groot. Na De Brug volgde het traject de vallei van de Kwae Noi. Veel landbouw, rijstvelden, mais, bananen, gewassen die ik niet kende. Zo nu en dan onontgonnen stukjes land met de bamboe bossages die zo kenmerkende waren voor de Hellfire Pass. Dorpjes, Buddhistische kloosters, scholen, kinderen en landarbeiders die naar de trein zwaaiden. Soms hadden we zicht op de rivier, die ondanks zijn naam behoorlijk breed was.

stationnetje Tha Kilen
Met een klein kwartier vertraging kwamen we aan op stationnetje Tha Kilen. Er stapten een paar toeristen uit, op wie een busje stond te wachten. De meesten reden blijkbaar door tot het eindpunt van de lijn. Ik was de enige die de 500m lange weg van het station naar het dorp liep, tussen de akkers door. Het was tegen 12u, een verzengende hitte had alles stil gelegd. Het was schitterend!

Het dorp was een T-kruising met 8 loodsachtige gebouwen. Een ervan was een soort winkeltje waar een heel oud mevrouwtje zat. Het lukte niet goed te communiceren, ze begreep niet dat ik om een colaatje vroeg. Gelukkig kon ik het zelf pakken. Maar toen ik mijn stok vergat, kwam ze wel roepend achter me aan – en uit haar gebaren bleek dat ze heel goed begreep waarom ik die bij me had. En nodig had.

De ingang van de historische site was nog eens 500m verder, vlak voor de eeuwenoude stadsmuren. De site was 9 eeuwen oud en ruim 40 jaar geleden opgegraven uit de jungle en mooi onderhouden. De terreinen tussen muur,  gracht en gebouwen werden netjes aangeharkt. Bij historische monumenten zijn dat vaak grasvelden, hier was het een open bos.

Een pad tussen de bomen door leidde naar het centrale gedeelte, de restanten van een tempel. Buitenmuren, een omgang die nog deels overdekt was, een middengebouw met een beeld en een tweede, hoger gebouw waarvan het dak nog intact was, met een beeld. De stenen waren verweerd en bemost en heet in de zon. Het straalde macht en kracht uit.

Ik was alleen hier. Ik at mijn broodjes op de binnenplaats van het hoofdgebouw. Daarna wandelde ik naar het parkeerterrein waar toiletten waren. En een stalletje met fried noodles. Die zoete broodjes voelden toch als een snack, dus een echte lunch was wel aanlokkelijk.

Toen ik die op had, had ik ineens nog maar drie kwartier tot de trein zou vertrekken. Maar ik wilde nog wel zien hoe de stad aan de rivier lag, dus  liep ik langs de zuidmuur. Dat was toch verder dan ik dacht en de tijd werd krap. Ik kwam precies dat kwartier te kort. Tussen stadmuur en rivier was het gebeautified, een soort park met overdekte zitjes en iets wat misschien een restaurant was en gastenkamers. Hier had je ook wel even kunnen zitten genieten van het uitzicht. Maar Ik moest serieus doorstappen om de trein te halen. En met 37 graden is dat eigenlijk niet wat je wilt. Terug door de poort, de toegangsweg, door het dorp, de stationsweg. Van oververhitting had ik eigenlijk geen last, wel van mijn benen. Met 5 minuten speling kwam ik op het station aan. Ik kon nog net een kopje koffie kopen voor de trein kwam.


zondag 17 februari 2019

Thailand Reisverslag 2019/3 Bestemming bereikt: Satun

De laatste treinrit in zuidelijke richting was naar Hat Yai, de grootste Thaise stad ten zuiden van Bangkok en een belangrijke transport hub. Voor Maleisië is Hat Yai wat Amsterdam voor Engeland is: waar je een weekend naar toe gaat voor alles wat god en je eigen land verboden hebben.

Wij bleven er dit keer alleen voor de lunch. Met een minibusje staken we door naar de westkant van Thailand, de Andaman kust. Hier was het warmer en zonniger.

In Satun werden we hartelijk ontvangen in het inmiddels vertrouwde guesthouse/resort. De receptioniste en de tuinman waren ieder 10 kg aangekomen -een groot gezondheidsprobleem in Thailand- maar verder was alles hetzelfde.

Huisje boompje beestje



We waren nu voor de vierde keer in vijf jaar in Satun. En we vonden het er nog steeds heerlijk. Waar 'm dat in zat? Een combinatie van van alles.
Het resort waar we zitten is prachtig. De huisjes smaakvol ontworpen en redelijk onderhouden. Comfortabel bed en volop ruimte. Een eigen veranda die uitkijkt op de zorgvuldig onderhouden tuin. Belangrijk is natuurlijk het zwembad waar je 's middags kunt afkoelen. Het is hier meestal niet druk, door de week zijn er vaak maar een paar huisjes bezet, in het weekend meer. De bezoekers zijn een mix van westerlingen die op Langkawi wonen en Maleise en Thaise gezinnen. Bijna altijd rustige mensen. De staf is altijd aardig en behulpzaam.
Het resort ligt aan de rand van de stad, tussen koeienweides en hoge palm- en tamarinde-bomen. Als de zon opkomt is het eventjes een hels kabaal van vogels en insecten, die precies gelijk met de moskee in de verte beginnen.


De stad is een kwartier lopen. Satun is een kleine stad, met toch wel wat restaurantjes waar we lekker kunnen eten. Rijke, romige Thaise curry bij de één, pittige Maleise noodles bij de ander, Engelse pizza bij een van de schaarse expats die hier woont.
Bijna iedere wandeling de stad in beleven we wel wat nieuws of onverwachts. We ontdekken een nieuw straatje of een nieuwe winkel, we proberen koffie in een nieuw koffiestalletje, we zien poezen op de vreemdste plekken liggen slapen, we zien een slang kronkelend de weg oversteken, we zien een nieuwbouwproject of juist een vervallen hoekje.

Buiten de stad kun je de mooiste wandelingen maken. Tussen rubberplantages en visvijvers, of door de mangrovebossen. In een rubberplantage zagen we voor het eerst een paar bomen met de bakjes gevuld met verse rubber. Normaal worden die al ‘s ochtends vroeg geleegd, óf je ziet oude verwaarloosde bomen. Wandelend door de mangrove kwamen we tot 8½km van de Maleise grens. Hemelsbreed. Met ondoordringbare mangrove, moeras, delta en jungle ertussen. Over de weg zou het 80km zijn.


We maakten twee trips wat verder de stad uit. De jongedame bij wie we 5j geleden onze allereerste iced coffee kochten, en die zo’n indruk maakte met de aandacht en zorgvuldigheid waarmee ze die maakte, was inmiddels een paar keer verhuisd en had nu een koffiestalletje 30km verderop. Het was heel leuk haar weer te zien.


Onze receptioniste nodigde ons uit voor een tochtje naar een vissersdorpje dat tot voor kort alleen over het water bereikbaar was. Nu reed je 10km door mangrovebossen over een brede weg. Het gehuchtje was een andere kant van Thailand: eenvoudige houten huisjes op palen, het leven was hier zwaar en armoedig.
We spraken een paar vrijwilligsters die een jaar in een vergelijkbaar dorpje werkten. Dat is pas pittig: niemand die goed Engels kan, nooit eens echt lekker eten, helemaal op jezelf aangewezen.

Red Bull


De temperaturen lopen steeds verder op, tot zo'n 36 à 36 graden.
Het enige wat je in de drukkende hitte nog wel een energie-boost kan geven is een iced coffee. En dan zo een met condensed milk, koffiemelk én melkpoeder. Het is verkoelend en oppeppend tegelijk. De combinatie van cafeïne, suiker en melkvetten doet blijkbaar iets met je - nog uren later ben je klaarwakker. Het recept voor Red Bull is hiervan afgeleid.
Je denkt misschien dat Red Bull uit Oostenrijk komt. Nee, het is een Thaise uitvinding, maar de ontdekker had een Oostenrijker in de arm genomen voor de marketing. En dat die succesvol is gebleken, mag je wel zeggen. De familie Yoovidhya is één van de rijkste van Thailand.
Doe mij maar de “originele versie” – soms met melk en soms zwart - maar altijd met minder suiker dan de Thai gewend zijn.

Chinese New Year


Sommige Thaise steden, zoals Ayutthaya en Trang, hebben zo’n prominente Chinese bevolking dat CNY daar wekenlang het openbare leven beheerst. Er zijn een soort jaarmarkten, braderieën, podia met muziek en voorstellingen, optochten met draken en trommels, iedereen heeft nieuwe rode kleding aan, en er worden maaltijd op tafel gezet voor de voorouders.
In Satun is dat allemaal veel minder. Het is al heel wat dat door de hele stad rode lampionnen hangen. Vuurwerk doet het ook goed. En veel zaken gaan een paar dagen of een weekje dicht, dus de toch al stille stad lijkt bijna uitgestorven.
Dat ze het hier allemaal wat ruimer zien, merk je ook aan dat je bv kleine moslimaatjes in rode CNY jurkjes ziet lopen.

Honden en katten


In het algemeen kun je zeggen dat steden poezen-territoria zijn, en het platteland honden-territorium. Daarom heb je in Azië, als je een wandeling de stad uit maakt, altijd een stok nodig. Van fietser hoor je verhalen dat ze recht op hun kuiten af gaan. Als je hier gaat fietsen, wordt dan ook een rabiës vaccinatie aangeraden. Dan heb je 48u i.p.v. 24u de tijd om het levensreddende serum te vinden, mocht je gebeten worden.
Satun is (ook) volgens deze indeling maar net een stad. Overdag wel, dan zie je de poezen rondlopen, of voor het huis / de winkel waar ze thuishoren op de stoep liggen slapen. Ze geven kopjes en laten zich onder hun kin aaien.

Maar na 8u 's avonds, als het donker is en het buiten wat rustiger wordt, nemen de honden de straten over. Groepjes honden zwerven rond, en waar je overdag rustig een slapende hond kon passeren, blaffen ze je nu na. De een steekt de ander aan, en voor je het weet heb je een heel concert. Ze zijn niet helemaal verwilderd: als ze te dichtbij komen is het meestal genoeg om een waarschuwende vinger op te steken (letterlijk) en dan druipen ze af. 
De poezen hebben zich wat verder teruggetrokken, je ziet ze nog wel her en der liggen slapen, maar ze houden zich stilletjes.

zondag 20 januari 2019

Thailand Reisverslag 2019/2 Stranden en Meren


Langzaam zakten we af naar het zuiden. We deden twee stranden aan en twee grote meren. We gaan eigenlijk zelden naar strand-bestemmingen, nu twee keer aan het noordelijke deel van de Golf van Thailand.
In het centrale gedeelte van de lange sliert die Zuid Thailand vormt, bekeken we een groot stuwmeer in de bergen en een groot natuurlijk meer vlak aan zee.

Badplaats Hua Hin


In Hue Hin hadden we een leuk hotelletje in een tamelijk Thais buurtje. In de steegjes om ons heen woonden en werkten Thai, en de lokale markt was vlakbij. Maar andere delen van de stad waren volledig overgenomen door, voornamelijk Scandinavische, toeristen. Veel gezinnen met kinderen, veel oudere stellen, en oudere mannen met hun Thaise vrouw. Veel overwinteraars en strandvakantiegangers, bepaald geen mensen die rondreisden of voor de cultuur kwamen. Er moeten hier letterlijk tienduizenden Scandinaviërs wonen. En dan waren er nog de nodige Aziatische toeristen.



Deze tijd van het jaar is het normaal dat het water hoog staat in de Golf van Thailand, maar dezer dagen was het extra hoog. Een groot deel van de dag was er nauwelijks strand. Op een ochtend zelfs helemaal niet. We stonden bij een strandopgang te kijken hoe mensen met hun matje en handdoek onder de arm aan kwamen lopen, even beteuterd keken, en weer afdropen. Maar tussendoor konden we toch zo nu en dan zwemmen en pootjebaden in de branding en van de zon genieten.

Hat Thung Wua Lean (Chumphon)


Met een sneltrein en een songthaew (een pick-up truck met bankjes in de laadbak) gingen we 260km verder naar het zuiden. Daar is een klein strandje van een km lang, met één weg erlangs, waar het voornamelijk in het weekend druk is met Thai. Door de week was het er erg rustig, de paar hotels en restaurants die open waren hadden nauwelijks gasten. Ook hier was het strand smal door het hoge water, maar je deelde het dan ook maar met een handjevol anderen. Daar hadden we twee rustige dagen.

Enkel spoor


De grotere verplaatsingen konden we steeds met de trein doen. Vaak ging er maar een of twee keer per dag een trein waar we wat aan hadden (verder zijn er veel nachttreinen). Dit zijn oude lijnen en dieseltreinen, met antieke seinsystemen die werken met hoepels, tokens en vlaggen.


Om te voorkomen dat op enkel spoor twee treinen elkaar tegenkomen, heeft ieder baanvak één token (een metalen schijf) die een machinist móet hebben om op dat baanvak te mogen rijden. Op stations waar tegenliggende treinen elkaar passeren, wordt de token aan een stationsmedewerker gegeven. Om dat gemakkelijk uit een soms nog rijdende trein te doen, zit de token vastgeklemd in een grote hoepel. De stationsmedewerker brengt de hoepel met token dan naar de andere trein. Soms trekt de medewerker daarvoor een lange sprint, een keer zagen we 'm zelfs met een brommertje over het perron rijden!

De sneltreinen haalden tot 120 km/u. En zelfs de houten (!) stoptrein die we hadden, haalde bijna 90 km/u. Na 4½ uur zijn houten bankjes trouwens wel heel hard…

Ratchaprapha Dam / Khao Sok NP


Vanuit het stadje Phun Phin (Surat Thani) maakten we een dagtocht naar de Ratchaprapha Dam. Die vormt het grootste stuwmeer van Zuid Thailand. Het is een populaire bestemming voor boottochten, zowel backpackers als in het weekend ook Thai, maar bijna iedereen komt met een georganiseerd tourtje. Het was dus even zoeken in de enorme drukte hoe onze weg te vinden. Maar uiteindelijk voeren we op ons eigen bootje tussen de rotsformaties, bergtoppen en jungle. Prachtig!


Phatthalung & Thale Noi NP


We bleven een paar dagen in de kleine provinciehoofdstad Phathallung. Dat ligt zo’n beetje tussen niets en nergens en er komen bijna geen toeristen. Toch zijn er een paar fraaie kalkgebergten met grotten en ligt het vlakbij het grootste meer van Thailand: Lake Songkhla.

Een uithoek van het meer, nog altijd 5x5km, is een vogelreservaat, Thale Noi. Daar konden we een boottocht maken. We stapten in bij een wat oudere man die een prima bootsman bleek te zijn. De tocht was fantastisch. Door afwisselende “land”schappen, afwisselende begroeiing, afwisselende dieren. Grote delen van het meer waren bedekt met waterplanten, maar toch was het water kraakhelder.

Het eerste deel was de waterlelie zone. Van dichtbij zat er best ruimte tussen de bloemen, maar als je in de verte keek, lag er een paars-roze gloed over het water. We zagen waterhoenen, meeuwen, reigers, ooievaars, aalscholvers en nog veel meer vogels, waarvan ik de naam niet weet. Een deel ging meer door riet, en daar was een grote kudde waterbuffels. De herders voeren er op twee kleine bootjes achter om ze bij elkaar te houden. Een baby-buffel bleef wat achter. Zo nu en dan voeren we dwars door stukken waterplanten, die uiteen weken omdat ze los in het water dreven. Maar een enkele keer maakte onze bootsman toch rechtsomkeer. De volgende zone was van de grote bewegende visnetten (type Kochi) die langs een soort kanaal stonden. Kanaal in de zin van midden in het meer… Verstopt in het riet zagen we nog eens drie waterbuffels. We voeren even terug en zagen de enorme beesten lui zwemmen en klauteren. Daarna langs een soort lange bomenrij, waar iedere boomwortel zijn eigen eilandje vormde.


Verder naar het zuiden lijken de Thai zo mogelijk nog vriendelijker. Er is niet alleen veelvuldig de spreekwoordelijke Thai smile, maar ook stralende gezichten, vrolijke ogen, behulpzaam toeschieten, hartelijke groeten en een algeheel gevoel van welkom zijn. Jammer genoeg spreekt bijna niemand Engels, dus een goed gesprek zit er niet in.

zondag 6 januari 2019

Thailand Reisverslag 2019/1 Oud en Nieuw in Bangkok

Ik dacht dat oud- en nieuw in Bangkok zoals in zoveel Aziatische landen een non-event was. Wat een vergissing.

Een groot deel van Siam Square was afgezet voor verkeer – en dat wil wat zeggen in deze autostad. Zo waren enkele 6-baans wegen omgetoverd in voetgangersgebied en feestlocaties. De versiering en verlichting was indrukwekkend: zo vrolijk en kleurrijk. De mensenmassa die om 21u al op de been was, zo mogelijk nog overweldigender. Dikke massa's mensen stroomden voor de countdown naar pleinen met muziek en show, veelal uitgedost met verlichte hoofddeksels. Ondanks de drukte en het lawaai was de sfeer ontspannen.


We kwamen langs een grote tempel waar gezang vandaan klonk. Over het hele terrein zaten rijen mensen, vele honderden, te prevelen en te zingen. Een groep monniken leidde het chanten. Bijna iedereen was in het wit gekleed en had een touwtje om het hoofd geknoopt, dat opgehangen was aan een netwerk van touwten die boven het hele terrein waren gespannen. Zo was iedereen met elkaar verbonden.

Om middernacht knalde er heel wat vuurwerk van vuurwerk-shows. Eigenlijk werd het vrij snel alweer rustig.

Wandeling van park naar park


Iedere grijs-grauwe herfstdag, iedere ijskoude winterdag heb ik vooruitgekeken naar dit moment: aan het eind van de nachtelijke vluchten en de lange wandelingen door airconditioned terminals, na de trein en stationsgebouw, de vaste grond en warme buitenlucht van Bangkok te voelen en te proeven.
Bangkok is bruisend, levendig, kleurrijk, vrolijk. Maar ook druk en lawaaierig. Daarom is het zo fijn om ook de rustige, verborgen hoekjes te ontdekken.
Nieuwjaarsdag was Lumphini Park levendig maar niet overvol. Er werd gewandeld, gejogd, gefietst en gepicknickt. Het was zonnig met een licht briesje, net aangenaam.

We gingen even bij een van de grote vijvers zitten. Een paar kraaien waren om een vis aan het vechten. En toen we opzij keken zagen we een varaan die ook met een grote vis bezig was. Eerst leek de varaan nogal klein maar al met al toch een meter lang. Hij had nogal moeite met de vis. Scheurde hem doormidden om dan een helft naar binnen te slokken. De vis bleef steken en een hele tijd staken er twee staartvinnen uit de bek van de varaan. Een tamelijk koddig gezicht. Uiteindelijk lukte het ‘m door te slikken. Daarna werd de andere helft van de vis opgegeten, zeg maar verscheurd. Het was een bloederig tafereel. Later zagen we een nog wat grotere varaan vrediger in het zonnetje op een oever zitten.


Er loopt een verhoogd fietspad van Lamphini Park naar Benchakiti Park, deels boven, deels naast een kanaal. Het is een prachtige wandelroute langs de achterkanten van oude buurten, ver van drukke wegen. Je keek op houten huizen, kleine tuinen, bananenbomen. Vogels floten, poezen sliepen in de zon. Het was dorps rommelig, en alleen de nieuwe wolkenkrabbers verderop herinnerden je eraan dat je in de grote stad was.

De India connectie

Ieder jaar zien we onderweg een stukje India, wat onze bestemming ook is. We hadden gelezen over een wijk Little India die naast Chinatown zou liggen. Maar na de gezellige drukke smalle straatjes van Chinatown belandden we in een wat ongedefinieerder deel, waar we met veel moeite een Indian Sweet shop vonden, en een blauw Hindoe standbeeld. 

Gezien de invloed van het Hindoeïsme op het Thaise Boeddhisme, was dat laatste nauwelijks bijzonder. Ieder gebouw heeft een huistempeltje naast de deur staan, en daar wordt menig Hindoe-god vereerd. Sommige huistempels zijn waanzinnig populair geworden, zoals de Erawan shrine waar het een continu gekrioel is van mensen die offers brengen.

Rondom Bangkok


We maakten twee uitstapjes naar buitenwijken of voorsteden van Bangkok die officieel in een andere provincie liggen. Een groot contrast in vervoermiddelen. Naar Paknam namen we de gloednieuwe net geopende verlenging van de hypermoderne Skytrain. Naar Samut Songkhram namen we een stoptreintje over een oeroud smal enkelspoor…





Het Erawan museum in Paknam is een bizarre collectie kitscherige olifantenbeelden en historische Boeddhabeelden in en om een gigantische driekoppige olifant. De olifant reikt 47 meter hoog en is van grote afstand boven alles uit te zien. Er omheen tuinen en vijvers en tempels en olifantenbeelden. Er in een waanzinnig versierd trappenhuis, waar Aziatische dames zich graag in bevallige poses laten fotograferen. Boven, in de buik van de olifant, is een blauw uitgelichte zaal met kostbare eeuwenoude Boeddhabeelden. Heel apart allemaal.

Verstopt achter een markt in een buitenwijk ligt een klein treinstation, Wong Wian Yai. Daar vertrekt een stoptreintje naar het zuidwesten. We reden vlak langs kleine huisjes en de achterkanten van gebouwen. Rakelings langs bananenbomen en marktstalletjes. Langzaam werd de stedelijke bebouwing minder dicht. 
Na een uurtje, ruim dertig km verder, was het eindstation in een grote vismarkt.
Vandaar was het een paar minuten lopen tot de rivier, die je met een veerpontje overstak.

Dan nog een keer tien minuten lopen naar het volgende stationnetje, waar een vergelijkbaar stoptreintje over enkelspoor reed, weer 30 km tot de volgende rivier. Dit stuk was landelijker, met veel grote visvijvers en zoutbekkens. Ook hier eindigde de lijn op een markt. Als er een trein binnenkwam moesten de waren van de rails gehaald worden en de luifels opzij geklapt worden. Dit was in recente jaren een ware attractie geworden die door duizenden toeristen als dagtocht vanuit Bangkok bezocht werd. Zodoende werd ons treintje onthaald door een gigantische menigte die ons aan het fotograferen en toezwaaien was.

De volgende ochtend bekeken we het tafereel van de andere kant. Sommige stalhouders hadden hun kisten met waren op een rijdende stellage gezet, die over kleine dwarsliggende rails opzij schoof om precies genoeg ruimte te maken voor de trein. Anderen hadden hun groente zo laag gestapeld dat de trein er bovenlangs reed. Wat opviel was hoe nauw de ruimte tussen de marktstallen en de trein was. Echt maar 2à3 cm speling. En een trein is héél groot als hij op een paar cm van je langsrijdt…