Het Diepe Zuiden van Thailand is een andere wereld dan
het “Zuid Thailand” waar mensen op vakantie gaan en genieten van eilanden,
strand en zon. Het Diepe Zuiden was tot 100 jaar geleden samen met het noorden
van Maleisië een semi-onafhankelijk sultanaat, dat toen door de Britten en Thai
onderling opgedeeld is. Door de andere taal, cultuur, godsdienst en
geschiedenis is het nooit helemaal hetzelfde geworden, alle Thaise assimilatie-pogingen
ten spijt. Bij vlagen laait ook een onafhankelijkheidsstrijd op die gepaard
gaat met aanslagen. De kern van dat gebied mijden we dan ook, maar de lijn
Songkhla – Hat Yai – Satun is als het ware de bufferzone. Er komen nauwelijks
westerse toeristen, al zijn er wel expats.
In Hat Yai en Songkhla is het straatbeeld Thais /
Chinees, terwijl Satun er juist weer meer Maleis uitziet.
Het weer deed wat je mocht verwachten. In Hat Yai en
Songkhla hadden we nog een enkele stortbui. In Satun was het droog en warmer,
de ene dag drukkend, de andere dag stormachtig, steeds tussen de 30 en 35
graden. Alleen trok de noordoost moesson een paar dagen sterk aan, waardoor we
veel bewolking en een mals regenbuitje kregen, en de temperatuur even onder de
30 zakte. Brr.
Hat Yai
Hat Yai is de grootste stad van Zuid Thailand en als
transport hub nauwelijks te vermijden. We komen er dan ook drie keer. Eigenlijk
een heel aangename stad, met per straat een steeds weer verschillend beeld. Het
absolute landmark is het 40 verdiepingen hoge Lee Garden Plaza Hotel. Verder
zijn er verschillende grote moderne malls. Dan heb je typische Thaise
winkelstraten met banken, opticiens, schoenenzaken, kledingzaken,
Seven-Elevens, etc. En daartussen de nog iets kleinere straten waar nog houten
huizen staan, ambachtelijke werkplaatsen open aan de weg liggen, poezen voor de
deur op de stoep slapen, oude mannetjes bij elkaar zitten te roken, de was
buiten hangt.
We bekeken een Thaise tempel waar het geld voor de
nieuwbouw blijkbaar op was. Door drie verdiepingen ruwbouw met resten cement en
afval, kwam je bij de gouden stupa op het dak – de marmeren tegels daaromheen
waren ook slechts gedeeltelijk gelegd.
We namen een kijkje bij het treinstation, met treinen
naar Kuala Lumpur, Penang, het nog diepere zuiden en naar Bangkok. De klok
sloeg zes uur. Over de luidsprekers werd het volkslied gespeeld. Iedereen
staakte waar hij mee bezig was, en geüniformeerd personeel ging in de houding
staan.
Songkhla
Over Songkhla hadden we nauwelijks praktische informatie
gevonden. De eerste schreden op zoek naar eten waren dan ook ouderwets
moeizaam. De Thai doen buiten de toeristische gebieden werkelijk óveral dieren
door, dus je kunt nooit gewoon wat aanwijzen en opeten. De receptioniste van
ons hotel sprak geen woord Engels, geen enkel opschrift was in Latijns schrift
en we wisten niet waar het centrum was.
In de eerste buurt die we doorliepen, was helemaal niets
wat ook maar in de buurt van eten kwam. Vervolgens kwamen we bij een warenhuis
of kleine mall. Daar zou toch een food court moeten zijn? De vraag naar het
food court werd door een verkoopster beantwoord door drie vingers op te steken.
En op de derde verdieping was inderdaad een hoek met de mini food loft. Een
mooi concept, maar er was maar één stalletje open en dat had maar één gerecht
in de display dat geen dier leek te bevatten. Tot we er mee aan tafel zaten –
bah, toch niet OK. Hmm, we twijfelden er
niet aan dat er in deze stad iets te vinden moest zijn, maar of het voor deze
lunch nog zou lukken?
Rondom het warenhuis waren een heleboel winkeltjes met
uitstallingen en waren en luifels die het zicht blokkeerden. Zodoende zag ik
pas vlak voor ik er was de binnenkant van een luifel waar - in spiegelschrift
dus – vegetarian food op stond. Het was een Chinees vegetarisch lunchbuffet,
dat in iedere stad van enige omvang bestaat maar niet altijd te vinden is,
omdat alleen mensen die er daadwerkelijk eten ermee bekend zijn. Vandaag was
het onze redding, ook al was het niet de beste in z’n soort.
Later zouden we nog lekker eten in een café waar de
serveerster heel behulpzaam was en een beetje Engels begreep – communicatie is
de sleutel tot succes.
Songkhla is een oude havenstad met invloeden uit China,
Portugal, Maleisië, India. Dat zie je terug in de verschillende bouwstijlen, en
er is ook een Chinees wijkje en een Islamitisch wijkje. De ligging is prachtig,
op een landtong tussen een grote baai en de Golf van Thailand. Er zijn heuvels
en stranden. Voor bezoekers uit de regio is de grootste attractie de bronzen
zeemeermin op het strand – ze werd voortdurend beklommen voor fotomomenten.
Maar het blijft toch vooral een rommelig en te druk stadje.
Satun
Van Songkhla naar Satun is van de oostkust naar de
westkust, over de bergketen die de ruggengraat vormt van de slurf die onder
Thailand hangt. De kortste weg zou door Maleisië geweest zijn, maar ons visum
stond geen re-entry toe en op die route was het ov zo mogelijk nog minder dan op de noordelijke route die wij
namen.
Het straatbeeld in Satun is islamitisch met de grote
moskee naast de clocktower, de meeste dames met hoofddoekje, Maleise en
Arabische opschriften, restaurants met een “halal” certificaat en vijf keer per
dag de sfeervolle oproep tot het gebed uit verschillende richtingen op
verschillende afstanden met verschillende gezangen. Daar staat overigens uren
per dag Thaise propaganda tegenover door openbare luidsprekers en vanaf
schoolpleinen.
Satun heeft nog dezelfde ontspannen end-of-the-road sfeer
van vorig jaar. Er lijken iets meer buitenlanders (ofwel op doorreis naar een
tropisch eiland, ofwel visa-runnende Langkawi overwinteraars, ofwel yaughties
die hun boot op de goedkope werf hebben) maar die hebben het stadje nog niet
aangetast. Datzelfde Satun nog een keer zien was ook de reden dat we al zo snel
weer een reis naar dezelfde bestemming hadden gepland. Té vaak heb ik bij
terugkomst op mooie plekjes jaren later moeten constateren dat het niet meer
hetzelfde was…
We logeerden weer in hetzelfde “resort” als vorig jaar,
een heerlijk plekje iets buiten het centrum.
We genoten enorm van ons huisje, zaten op de veranda of
bij het zwembad, lazen of schreven reisverslagen of toetsboeken, maakten kopjes
koffie of thee en schilden tropisch fruit, waarvan de smaak een andere dimensie
heeft dan wanneer het in Nederland is aangekomen. Twee keer per dag wandelden
we het stadje in voor lunch en diner.
De koffieshop-explosie in Satun deed niet onder voor die
in Amsterdam. Er waren flink wat nieuwe cafeetjes en stalletjes. Maar wij
gingen naar ons favoriete stalletje van vorig jaar. De barista van toen werkte
er niet meer, drie maanden geleden had ze een baby gekregen en nu wijdde ze
zich aan het gezinsleven. Haar opvolgster was vast ook aardig, maar ze miste de
toewijding, aandacht en liefde waarmee Mah ieder kopje koffie klaarmaakte.
Happy cow
Na boodschappen gedaan te hebben bij de Big C, wandelden
we nog even langs de grote weg om de sfeer te proeven. Daar was een leuk zitje
bij een melk-bar. Lachende koeien en alles fris groen. Kom, we doen een
drankje. De drankjes waren wel erg… melkerig. Maar ja, wat verwacht je in een
melk-bar?
Het was hier zo gezellig dat we besloten ook een hapje te
eten: rijst met een gefrituurd ei en roti met gecondenseerde melk. Weer melk…
Aan de grote weg, tussen de Thai, met het goedlachse personeel. Het is moeilijk
uit te leggen, maar dat was zo’n moment dat je je helemaal thuis voelt en waar je de lange reis voor maakt.
Verlegen
meisjes
We maakten een wandeling door de mangrove die tot aan de
stad komt. In de berm van het dijkje waar we overheen liepen kleine en grote
gaten van krabbetjes. Mudskippers gleden door de modder. Het bos zelf stond tussen
sprookjesachtig en spookachtig met de kale stammen en vreemd vertakkende
wortels.
Verderop kwamen we langs een bocht in de rivier waar wat
houten huisjes stonden en kreeften-kweekvijvers uitgegraven waren. Nog iets
verder een stenen huis waar wat kinderen aan het joelen waren en dames in
sarong aan het mandiën waren. Is Satun al een wereld verwijderd van Bangkok,
ook hier is het alweer totaal anders dan in het stadje. We liepen door tot een
houten brug over de grote rivier. Ze waren bezig de planken van het wegdek te
vernieuwen, maar de draagbalken en pilaren waarop de nieuwe hardhouten latten
vastgetimmerd werden, leken allerminst stabiel.
We pauzeerden even op het erf van een huis, een oude man
nodigde ons uit onder de veranda te komen zitten. Hij rookte flinterdunne
sigaretjes en zijn (klein?)dochtertjes bekeken ons van binnen door het raam –
te verlegen om iets te zeggen of buiten te komen.
Minaret
We bezochten de centrale moskee. De goudkleurige gewelfde koepel had een fraaie moderne uitstraling – uit de jaren ’70 betontijd. De hal zelf was opvallend kaal. De muren waren opengewerkt waardoor het er heerlijk luchtig en koel was. De wasruimte was ook knap minimalitisch uitgevoerd – stijlvol zonder enige franje. We wilden net weg gaan toen een oud mannetje gebaarde of we niet naar boven wilden? Ja hoor. Hij verdween in een soort kelderhok en kwam terug met eeen sleutel. Daarmee opende hij een hek op de eerste verdieping en de deur onderin de minaret. We beklommen de betonnen trap met ook een minimalistisch uitgevoerde trapleuning – een misstap en je zou er onderdoor verdwijnen. Het was een hele klim, en op de omloop boven had je dan ook een schitterend uitzicht. Satun lag aan onze voeten. Je zag nog eens goed wat een klein stadje het was, omringd door groene vlaktes en iets verderop de bergen.
We stonden een tijdje te genieten. Misschien was dit wel
de eerste keer dat ik boven op een minaret stond? Terug beneden was het
mannetjes het wachten blijkbaar beu geworden. Hij was verdwenen. De deur had
hij weer met een ijzerdraadje dicht gedaan, dat kon je van binnen gemakkelijk
open maken. Maar op het hek zat het hangslot ook dicht. Hmm, daar klom je niet
zomaar over. Nee, er was geen andere trap. Nee, we zagen hem ook niet beneden
zitten. Nee, het slot kreeg ik echt niet open. Een ander oud mannetje zag ons
staan. Zonder iets te zeggen of te gebaren verdween hij. Maar hij kwam een paar
minuten later wel terug met de sleutel.
Thailand, 14-31 Januari
Terug naar aflevering 1.