zondag 31 januari 2016

India Nieuwsbrief, Jaargang 2016, Aflevering 3: het Diepe Zuiden van Thailand

Het Diepe Zuiden

Het Diepe Zuiden van Thailand is een andere wereld dan het “Zuid Thailand” waar mensen op vakantie gaan en genieten van eilanden, strand en zon. Het Diepe Zuiden was tot 100 jaar geleden samen met het noorden van Maleisië een semi-onafhankelijk sultanaat, dat toen door de Britten en Thai onderling opgedeeld is. Door de andere taal, cultuur, godsdienst en geschiedenis is het nooit helemaal hetzelfde geworden, alle Thaise assimilatie-pogingen ten spijt. Bij vlagen laait ook een onafhankelijkheidsstrijd op die gepaard gaat met aanslagen. De kern van dat gebied mijden we dan ook, maar de lijn Songkhla – Hat Yai – Satun is als het ware de bufferzone. Er komen nauwelijks westerse toeristen, al zijn er wel expats.

In Hat Yai en Songkhla is het straatbeeld Thais / Chinees, terwijl Satun er juist weer meer Maleis uitziet.

Het weer deed wat je mocht verwachten. In Hat Yai en Songkhla hadden we nog een enkele stortbui. In Satun was het droog en warmer, de ene dag drukkend, de andere dag stormachtig, steeds tussen de 30 en 35 graden. Alleen trok de noordoost moesson een paar dagen sterk aan, waardoor we veel bewolking en een mals regenbuitje kregen, en de temperatuur even onder de 30 zakte. Brr.

Hat Yai

Hat Yai is de grootste stad van Zuid Thailand en als transport hub nauwelijks te vermijden. We komen er dan ook drie keer. Eigenlijk een heel aangename stad, met per straat een steeds weer verschillend beeld. Het absolute landmark is het 40 verdiepingen hoge Lee Garden Plaza Hotel. Verder zijn er verschillende grote moderne malls. Dan heb je typische Thaise winkelstraten met banken, opticiens, schoenenzaken, kledingzaken, Seven-Elevens, etc. En daartussen de nog iets kleinere straten waar nog houten huizen staan, ambachtelijke werkplaatsen open aan de weg liggen, poezen voor de deur op de stoep slapen, oude mannetjes bij elkaar zitten te roken, de was buiten hangt.

We bekeken een Thaise tempel waar het geld voor de nieuwbouw blijkbaar op was. Door drie verdiepingen ruwbouw met resten cement en afval, kwam je bij de gouden stupa op het dak – de marmeren tegels daaromheen waren ook slechts gedeeltelijk gelegd.

We namen een kijkje bij het treinstation, met treinen naar Kuala Lumpur, Penang, het nog diepere zuiden en naar Bangkok. De klok sloeg zes uur. Over de luidsprekers werd het volkslied gespeeld. Iedereen staakte waar hij mee bezig was, en geüniformeerd personeel ging in de houding staan.

Songkhla

Over Songkhla hadden we nauwelijks praktische informatie gevonden. De eerste schreden op zoek naar eten waren dan ook ouderwets moeizaam. De Thai doen buiten de toeristische gebieden werkelijk óveral dieren door, dus je kunt nooit gewoon wat aanwijzen en opeten. De receptioniste van ons hotel sprak geen woord Engels, geen enkel opschrift was in Latijns schrift en we wisten niet waar het centrum was.

In de eerste buurt die we doorliepen, was helemaal niets wat ook maar in de buurt van eten kwam. Vervolgens kwamen we bij een warenhuis of kleine mall. Daar zou toch een food court moeten zijn? De vraag naar het food court werd door een verkoopster beantwoord door drie vingers op te steken. En op de derde verdieping was inderdaad een hoek met de mini food loft. Een mooi concept, maar er was maar één stalletje open en dat had maar één gerecht in de display dat geen dier leek te bevatten. Tot we er mee aan tafel zaten – bah, toch niet OK.  Hmm, we twijfelden er niet aan dat er in deze stad iets te vinden moest zijn, maar of het voor deze lunch nog zou lukken?

Rondom het warenhuis waren een heleboel winkeltjes met uitstallingen en waren en luifels die het zicht blokkeerden. Zodoende zag ik pas vlak voor ik er was de binnenkant van een luifel waar - in spiegelschrift dus – vegetarian food op stond. Het was een Chinees vegetarisch lunchbuffet, dat in iedere stad van enige omvang bestaat maar niet altijd te vinden is, omdat alleen mensen die er daadwerkelijk eten ermee bekend zijn. Vandaag was het onze redding, ook al was het niet de beste in z’n soort.

Later zouden we nog lekker eten in een café waar de serveerster heel behulpzaam was en een beetje Engels begreep – communicatie is de sleutel tot succes.

Songkhla is een oude havenstad met invloeden uit China, Portugal, Maleisië, India. Dat zie je terug in de verschillende bouwstijlen, en er is ook een Chinees wijkje en een Islamitisch wijkje. De ligging is prachtig, op een landtong tussen een grote baai en de Golf van Thailand. Er zijn heuvels en stranden. Voor bezoekers uit de regio is de grootste attractie de bronzen zeemeermin op het strand – ze werd voortdurend beklommen voor fotomomenten. Maar het blijft toch vooral een rommelig en te druk stadje.

Satun

Van Songkhla naar Satun is van de oostkust naar de westkust, over de bergketen die de ruggengraat vormt van de slurf die onder Thailand hangt. De kortste weg zou door Maleisië geweest zijn, maar ons visum stond geen re-entry toe en op die route was het ov zo mogelijk nog  minder dan op de noordelijke route die wij namen.

Het straatbeeld in Satun is islamitisch met de grote moskee naast de clocktower, de meeste dames met hoofddoekje, Maleise en Arabische opschriften, restaurants met een “halal” certificaat en vijf keer per dag de sfeervolle oproep tot het gebed uit verschillende richtingen op verschillende afstanden met verschillende gezangen. Daar staat overigens uren per dag Thaise propaganda tegenover door openbare luidsprekers en vanaf schoolpleinen.


Satun heeft nog dezelfde ontspannen end-of-the-road sfeer van vorig jaar. Er lijken iets meer buitenlanders (ofwel op doorreis naar een tropisch eiland, ofwel visa-runnende Langkawi overwinteraars, ofwel yaughties die hun boot op de goedkope werf hebben) maar die hebben het stadje nog niet aangetast. Datzelfde Satun nog een keer zien was ook de reden dat we al zo snel weer een reis naar dezelfde bestemming hadden gepland. Té vaak heb ik bij terugkomst op mooie plekjes jaren later moeten constateren dat het niet meer hetzelfde was…

We logeerden weer in hetzelfde “resort” als vorig jaar, een heerlijk plekje iets buiten het centrum.

We genoten enorm van ons huisje, zaten op de veranda of bij het zwembad, lazen of schreven reisverslagen of toetsboeken, maakten kopjes koffie of thee en schilden tropisch fruit, waarvan de smaak een andere dimensie heeft dan wanneer het in Nederland is aangekomen. Twee keer per dag wandelden we het stadje in voor lunch en diner.

De koffieshop-explosie in Satun deed niet onder voor die in Amsterdam. Er waren flink wat nieuwe cafeetjes en stalletjes. Maar wij gingen naar ons favoriete stalletje van vorig jaar. De barista van toen werkte er niet meer, drie maanden geleden had ze een baby gekregen en nu wijdde ze zich aan het gezinsleven. Haar opvolgster was vast ook aardig, maar ze miste de toewijding, aandacht en liefde waarmee Mah ieder kopje koffie klaarmaakte.

Happy cow

Na boodschappen gedaan te hebben bij de Big C, wandelden we nog even langs de grote weg om de sfeer te proeven. Daar was een leuk zitje bij een melk-bar. Lachende koeien en alles fris groen. Kom, we doen een drankje. De drankjes waren wel erg… melkerig. Maar ja, wat verwacht je in een melk-bar?

Het was hier zo gezellig dat we besloten ook een hapje te eten: rijst met een gefrituurd ei en roti met gecondenseerde melk. Weer melk… Aan de grote weg, tussen de Thai, met het goedlachse personeel. Het is moeilijk uit te leggen, maar dat was zo’n moment dat je je helemaal thuis voelt en  waar je de lange reis voor maakt.

Verlegen meisjes

We maakten een wandeling door de mangrove die tot aan de stad komt. In de berm van het dijkje waar we overheen liepen kleine en grote gaten van krabbetjes. Mudskippers gleden door de modder. Het bos zelf stond tussen sprookjesachtig en spookachtig met de kale stammen en vreemd vertakkende wortels.

Verderop kwamen we langs een bocht in de rivier waar wat houten huisjes stonden en kreeften-kweekvijvers uitgegraven waren. Nog iets verder een stenen huis waar wat kinderen aan het joelen waren en dames in sarong aan het mandiën waren. Is Satun al een wereld verwijderd van Bangkok, ook hier is het alweer totaal anders dan in het stadje. We liepen door tot een houten brug over de grote rivier. Ze waren bezig de planken van het wegdek te vernieuwen, maar de draagbalken en pilaren waarop de nieuwe hardhouten latten vastgetimmerd werden, leken allerminst stabiel.
 

We pauzeerden even op het erf van een huis, een oude man nodigde ons uit onder de veranda te komen zitten. Hij rookte flinterdunne sigaretjes en zijn (klein?)dochtertjes bekeken ons van binnen door het raam – te verlegen om iets te zeggen of buiten te komen.











Minaret

We bezochten de centrale moskee. De goudkleurige gewelfde koepel had een fraaie moderne uitstraling – uit de jaren ’70 betontijd. De hal zelf was opvallend kaal. De muren waren  opengewerkt waardoor het er heerlijk luchtig en koel was. De wasruimte was ook knap minimalitisch uitgevoerd – stijlvol zonder enige franje. We wilden net weg gaan toen een oud mannetje gebaarde of we niet naar boven wilden? Ja hoor. Hij verdween in een soort kelderhok en kwam terug met eeen sleutel. Daarmee opende hij een hek op de eerste verdieping en de deur onderin de minaret. We beklommen de betonnen trap met ook een minimalistisch uitgevoerde trapleuning – een misstap en je zou er onderdoor verdwijnen. Het was een hele klim, en op de omloop boven had je dan ook een schitterend uitzicht. Satun lag aan onze voeten. Je zag nog eens goed wat een klein stadje het was, omringd door groene vlaktes en iets verderop de bergen.

We stonden een tijdje te genieten. Misschien was dit wel de eerste keer dat ik boven op een minaret stond? Terug beneden was het mannetjes het wachten blijkbaar beu geworden. Hij was verdwenen. De deur had hij weer met een ijzerdraadje dicht gedaan, dat kon je van binnen gemakkelijk open maken. Maar op het hek zat het hangslot ook dicht. Hmm, daar klom je niet zomaar over. Nee, er was geen andere trap. Nee, we zagen hem ook niet beneden zitten. Nee, het slot kreeg ik echt niet open. Een ander oud mannetje zag ons staan. Zonder iets te zeggen of te gebaren verdween hij. Maar hij kwam een paar minuten later wel terug met de sleutel.


Lees verder in aflevering 4.    
Thailand, 14-31 Januari 

Terug naar aflevering 1.

donderdag 14 januari 2016

India Nieuwsbrief, Jaargang 2016, Aflevering 2: Maleisië op herhaling

Feest der herkenning

Kuala Lumpur was een feest van herkenning. Het was precies een jaar geleden dat we hier anderhalve week waren.  (Zie vorig jaar)

Het was heel leuk om zo vertrouwd te zijn, zoveel te herkennen, te zien wat veranderd was, welke zaken verdwenen en verschenen, de voortgang van de oever-beautification te aanschouwen, de weg te weten, de sfeer te voelen. We hadden hetzelfde hotel, en zelfs dezelfde kamer. We aten bij de restaurants die we vorig jaar het beste vonden.

KL had dat aangenaam rommelige, levendige, bonte, gastvrije karakter behouden. Daarvoor nam je de viezigheid, het kapotte wegdek, de ontbrekende rioolroosters en de verkeersdrukte voor lief. Het kleurige straatbeeld dankzij de drie bevolkingsgroepen, waarvan de vrouwen ieder hun eigen kledinggebruiken hadden, daarbinnen ook weer traditioneel en modern: Indiase vrouwen in spijkerbroek; Chinese vrouwen in korte broek of zakelijk rokje; Maleise vrouwen met fleurige hoofddoekjes.

Het weer was meer alles of niets: schroeiende zon afgewisseld met stortbuien. De zonnestraal die altijd scheen was de glimlach van de Maleisiërs.

Taman Negara

Taman Negara, het national park in de binnenlanden, konden we vorig jaar niet bezoeken vanwege overstromingen. Dat was dit jaar geen probleem. Maar de spoorlijn die we vanaf Taman Negara zouden willen gebruiken om door te reizen, was sindsdien jammer genoeg nog steeds niet hersteld. 

Op het metrostation namen we de verkeerde ingang – om op het juiste perron te komen moesten we door een doolhof van roltrappen, gangen, trappen, corridors. Op het grote busstation aangekomen bleek dat onze bus niet daar vandaan vertrok. We zouden naar een ander busstation aan de andere kant van de stad moeten gaan.

Op reis gaan dingen wel vaker niet zoals gepland, maar sommige dagen kun je het beter hebben dan andere. We besloten de voortekenen niet langer te negeren en Taman Negara uit te stellen tot de volgende reis. We namen een bus naar het vertrouwde Penang.

Penang

Over Penang zou ik alles kunnen herhalen wat ik hierboven over KL schreef.

We woonden aan de rand van Little India. Deze wijk is eigenlijk een verbeterde uitvoering van het grote India. Alles was op loopafstand; de infrastructuur was beter; het was schoner; het eten was lekkerder (waarschijnlijk vanwege de hygiëne en betere ingrediënten); gerechten uit allerlei regio’s waren in één straat te vinden; de Indiërs hier waren opener en goedlachser (ongetwijfeld Maleise invloed).

Het weer was heerlijk, zo'n 30 graden, zonnig, en dankzij de zeelucht heel aangenaam.

We kwamen helemaal in de vakantiestemming. We genoten van kopjes koffie op een terrasje, van lekker eten in Litle India, van de zwoele vooravonden aan de boulevard. Het enige nadeel wat er te bedenken was, was dat we ook weinig bijzonders beleefden en daarmee geen stof opdeden voor de nieuwsbrief.

Wildlife

We maakten één uitstapje naar de andere kant van het eiland. Met de bus dwars door het midden. Dus eerst Georgetown uit, dan bijna naadloos over in een voorstadje aan de voet van Penang Hill. Daarna staken we de heuvelrug over. Dat was het enige stuk dat niet dicht bebouwd was, en waar naast de weg direct de oorspronkelijke jungle lag: groene en groots.

Balik Pulau is een flink dorp waarvan de hoofdstraat nog verrassend druk met verkeer was. Misschien is het wel de enige plaats op Penang zonder torenflats. We wandelden eerst de hoofdstraat op en neer. Allerlei kleine winkeltjes in oude huizen, waaronder een oude zilversmid. We dronken koffie bij een cafeetje waar direct voor de deur een mevrouw allerlei snacks verkocht. Het was meteen een heel andere sfeer dan in de stad.
 

Maar écht anders werd het toen we een wandeling maakten door de kampong achter het café. Vrijstaande huizen aan een slingerend zandpad, allemaal met een flinke tuin, kippen, bloeiende planten en her en der bananenbomen. En allemaal een auto op de oprit. Hier was het doodstil, idyllisch, een andere wereld. Er stroomde glashelder water door een beekje met een bodem van wit zand en de oevers dicht begroeid. Ineens een heleboel geploms en gespetter. Er bewoog iets wild in het water. Een vis? Een otter? Nee, het was een grote varaan. Het lijf zo dik als een been, met staart minstens een meter lang. Het rende of spartelde wild en in hoog tempo door de beek. Van ons vandaan, tot die na een meter of 30 een bocht om ging. Dat was spectaculair! Een van de meest spectaculaire ontmoetingen met een varaan/hagedis die ik ooit meegemaakt heb.

Bouwplaats

In Singapore lijkt men zich bewust van de grenzen van het eiland. Er wordt veel afgebroken en herbouwd. In Kuala Lumpur en Penang daarentegen breiden de steden ongebreideld uit. Het oerwoud wordt gekapt en hele satelietsteden verrijzen, terwijl oudere delen leegstaan of teloorgaan. Op Penang worden te pas en te onpas enorme torenflats gebouwd, waarbij je betwijfelt of er genoeg mensen zijn om die allemaal te gaan bewonen.

In het oude centrum van Georgetown staat ook veel leeg, maar wordt wel op oude plots herbouwd, waar bij je je afvraagt of restauratie geen beter idee zou zijn.

Naast ons hotel, op het aangrenzende plot land, werd gebouwd. 7 Dagen per week van kwart over zeven tot tegen middernacht. Het kon ons dus niet ontgaan. De eerste avond schrokken we van al het lawaai, maar we wenden er eigenlijk vrij snel aan.

We keken uit op vier containers/bouwketen (in een ervan woonde de dag-en-nachtwaker) en vier enorme tanks voor olie of diesel of water. Het zware werk gebeurde meer naast ons maar niet zichtbaar vanuit de kamer. Wel vanaf straat. Vier hijskranen en een graafmachine waren constant bezig, meestal tegelijk op het plot van 20x50 meter. Het leek een chaotisch gekrioel van allerlei activiteiten vlak bij en door elkaar, en het was een wonder dat iemand overzicht zou kunnen hebben.

De architect/ingenieur waagde  zich niet tussen de grote machines en hield vanaf de straat een oogje in het zeil. Ze waren bezig met de fundering, legde hij uit. Niet heien, om de naastliggende panden te sparen, maar een nieuwe techniek: er werd een 15 meter diep gat geboord, dat werd met polymeren bekist (waarvoor een generator vlakbij getakeld werd, omdat de stroomkabels mee tot onderin het gat moesten) en dan werd er door een trechter met slurf (die ook weer aan een hijskraan hing) beton in gestort. Ondanks die nieuwe techniek stond ons hotel zo nu en dan te trillen op de grondvesten. Ik vroeg me af of dat wat te maken kon hebben met de barst in ons plafond, waar tijdens onze laatste nacht op Penang, bij de eerste regenbui, water door druppelde. Op ons hoofd. We moesten zelfs verhuizen naar een andere kamer…

Tenslotte

We verlieten Penang en Maleisië met de veerboot en de nieuwe snelle trein. Door groene vlaktes van rijstvelden en de laatste rubberbomen die nog geen plaats gemaakt hadden voor palmoliepalmen. De trein eindigde bij de grens. Via een loopbrug over de goederenemplacementen kwam je uit bij de Maleisische grenspost. Daarna was het 500 meter lopen door een soort “niemandsland“ naar de Thaise grenspost. Ik was de Maleisisch-Thaise grens in het verleden overgestoken per vliegtuig, per trein en per boot. Dit keer dus te voet.

Aan de Thaise kant waren geen voorzieningen en we hadden de grootste moeite wat Ringgit te wisselen voor Baht. Daarna begon het lange wachten op een bus. We hadden de hoop nog niet opgegeven, toen een auto stopte en ons een lift aanbood voor de laatste 55 km naar Hat Yai. Ongewild hadden we weer een behoorlijk ongebruikelijk en ingewikkelde route genomen.

Hoe het verder gaat in Zuid Thailand lees je in aflevering 3.
Maleisie, 4-14 januari


Terug naar aflevering 1.

maandag 4 januari 2016

India Nieuwsbrief, Jaargang 2016, Aflevering 1: Begin in Sin

Overstap

11 uur vliegen is en blijft een lange zit.

We hadden een half uur vertraging opgelopen, wat met de krappe overstap van één uur op Hong Kong problematisch dreigde te worden. Ik vroeg of we alvast bij de deur konden gaan zitten om uit te stappen. Na overleg met de purser mochten we de laatste 20 minuten voor in de businessclass zittten. Genoeg om te weten wat je mist. En zo waren we heel snel het vliegtuig uit. Misschien zouden we het nog net halen!? In de terminal werden we  opgewacht door grondstewardessen. Als die ons ook nog snel door de security check zouden kunnen loodsen… Maar nee, in plaats daarvan namen ze onze boarding passes aan, verscheurden die (!) en gaven nieuwe voor de volgende vlucht, een uur later. Wel met een consumptie bon erbij.

Het was niet druk bij de security en de vertrekkende vlucht was vlakbij. Ik weet zeker dat we ‘m nog gehaald zouden hebben. Nou ja, dan maar een kopje koffie en loempiaatjes in een restaurantje waar allerlei vliegveldpersoneel zat te eten. Schoonmakers, beveiligers, stewardessen - dat was wel gezellig.

We waren vergeten de waterflesjes die we op Schiphol nog gevuld hadden, leeg te drinken. Die raakten we dus kwijt bij de security… Niet zo handig, we hielden ons nog steeds voor ervaren reizigers. Hoewel… we hadden voor het laatst in 2010 op een heenreis overgestapt. Daarna hadden we steeds een stopover gemaakt in Dubai, Muscat, Abu Dhabi of Hong Kong, of we hadden een directe KLM vlucht gehad…

Indiaas Nieuwjaar

Letterlijk omringd door de hoog erbovenuit torenende moderne betonnen nieuwbouw van het Singapore dat zijn naam eer aandoet -  schoon, netjes, aangeharkt, efficient - liggen nog een paar blokken van oude Chinese shop houses. De gevels minder strak en met arcades langs de weg waardoor een voetpad onstaat langs de entrees van de voormalige Chinese winkels en werkplaatsen. En nu helemaal bevolkt door Little India. Grote kledingzaken, juweliers, kleine kruidenierszaakjes, dvd- en telefoonwinkeltjes met opschriften in het Tamil en andere Zuid-Indiase talen. Donker gekleurde Indiërs, de vrouwen soms in sari, soms in strakke spijkerbroek.

Nieuwjaar is voor de meeste mensen een vrije dag, zeker voor het deel van de Indiërs dat hier als gastarbeider in de zware beroepen werkzaam is. Dus zaten overal groepjes mannen bij elkaar op de stoep te praten en te roken. Dat is hoe je je vrije tijd in den vreemde doorbrengt. Daar tussendoor de Indiase familes die aan het winkelen waren en wat westerse toeristen. Eén straatje is bezig een backpackers-straat te worden.
 


Als de avond valt is het druk bij de restaurants. De zaak die wij hebben uitgezocht heeft en flinke rij mensen die op een tafeltje wacht. Naar Indiase begrippen is het een middenklasse zaak; naar Singaporese begrippen is het eenvoudig maar net niet onderaan de ladder. We weten niet of het extra druk is vanwege nieuwjaar, maar het zou kunnen. Sommige gasten lijken gekleed op hun zondags best. We eten een volkomen authentieke rijst- en biriyani-maaltijd. Na al het ongebruikelijke eten van de afgelopen 48 uur, waaronder veel gesnack, is het fijn een gezonde en stevige vulling binnen te krijgen. Daarmee kunnen we gaan proberen de doorgehaalde nacht te verteren.

Tenslotte

De volgende dagen bezochten we ook andere wijken van Singapore: het Colonial District en het Financial District, China Town en Arab Street. Met name die laatste twee waren te veel redeveloped of gebeautified, en hoe mooi de oude huisje ook gerestaureerd waren, de buurt leek haar karakter verloren te zijn en alleen nog voor toeristen en yuppies. Little India was zonder twijfel de levendigste en meest authentieke buurt.

Als we wat langer waren gebleven, hadden we wat meer onder de oppervlakte kunnen kijken, en vast nog andere aspecten van de stad ontdekt. Nu overheerste de indruk van een redelijk welvarende en zeer goed georganiseerde stad.

Het weer in Singapore was geheel volgens de verwachting de hele tijd bewolkt, soms lichtgrijs, soms donkergrijs. Zaterdag soms miezer, soms een stortbui, behoorlijk benauwd. Zondag hielden we het droog. Het was nooit koud, en dankzij de bewolking ook nooit te heet.
Singapore, 1-4 januari.

Verder naar aflevering 2.