Plotseling remde de intercity flink af. Stapvoets reden we door de
weilanden. De conducteur begon te spreken. Gelukkig deed de omroepinstallatie
het dit keer wel. “Er zit, ligt of staat een zwaan op, of naast, de rails.
Daarom rijden wij langzaam.” Met een plechtstatige intonatie om alle varianten
van zit-ligt-staat-op-naast goed uit te laten komen.
Aan de andere kant van het gangpad zaten een oma en kleinkind. Ze keken uit het raam en
riepen: “Kijk, daar zit-ie. Oh, het is geen zwaan, het is een gans!”
Misschien moet de blijkbaar gestandariseerde mededeling verder worden
verruimd naar “Er zit, ligt of staat een witte vogel op, of naast, de rails.”