Bezoek aan de Thais-Maleisische grens
Dit was echte jungle met veel
bomen die tientallen meters kaarsrecht omhoog sproten om een beetje licht op te
vangen waar hun kroon zich uitbreidde. Dikke lianen en parasitaire planten
groeiden er omheen. Dorre bladeren van een halve meter groot vermengd met fel
rode bladeren bedekten de bodem.
Het pad werd door de hoge oppervlakkige
wortels op z'n plaats gehouden, op een stuk na waar het naar beneden gestort
was en er geklauterd moest worden.
Daar kwamen die lianen en wortels weer van
pas. Sporen van wilde zwijnen, stekelige rotan, grote vlinders, harde hoge
tsjierppartijen van de insekten - het bos was er vol mee.
We wandelden over een pad door het Thale Ban National Park, in de uiterste zuidwest-hoek van Thailand.
Volgens het bord was dit evermoist forest,
nog net niet zo ondoordringbaar als het tropical
rain forest dat we zuidelijker in Maleisië gezien hadden. Dat dit een onherbergzaam gebied was, met
moerassen, bergen en jungle, was de reden dat we hier de grens overgestoken
waren door mee te liften met een vrachtbootje over de Andaman Zee.
Maar nu waren we toch vlak bij de enige landgrens in de
regio: aan een kleine weg met nauwelijks verkeer en al helemaal geen openbaar
vervoer. De laatste 20 kilometer waren we meegelift met de grote pick-up truck van Hassan, een politieman
of grensbewaker in uniform, op weg naar zijn werk. Het National Park lag twee kilometer voor de grens. Met niets dan
jungle er tussen.
Het was onthutsend, maar niet onvoorstelbaar, een paar
maanden later in de krant te lezen dat precies hier geheime vluchtelingenkampen
waren waar Rohingya uit Myanmar werden vastgehouden, afgeperst door mensensmokkelaars,
en vermoord achtergelaten.
Bootvluchtelingen
Thailand en Myanmar hebben een lange gemeenschappelijke
grens, en zo'n 150.000 Karen uit oostelijk Myanmar zitten al 30 jaar vast in
vluchtelingenkampen van de Thaise overheid net over de grens, 1500 kilometer
noordelijker. Ze zijn intussen een bekende bestemming voor culturele bezoeken
en vrijwilligerswerk door westerse toeristen. Nauwelijks bekend zijn de
Rohingya uit westelijk Myanmar. Ze worden niet geaccepteerd omdat hun
godsdienst afwijkt van de meerderheid, de boeddhisten. Ze vluchten niet
door de jungle de grens met Thailand over, maar moeten met bootjes over de
Andaman Zee. Hun doel is Maleisië, waar moslims de meerderheid vormen. Maar
vaak landen hun bootjes in zuid Thailand, waar ze op weg naar Maleisië in
handen vallen van de smokkelaars.
Op zee werden de bootjes verjaagd of teruggesleept door de
Thaise, Maleisische en Indonesische kustwacht, tot de zaak in mei 2015 zoveel
internationale aandacht kreeg , dat Maleisië besloot ze tijdelijk op te vangen.
Bezoek aan deelstaat Rakhine
De zaak raakt ons nog meer, omdat we 7 jaar geleden in
Rakhine waren, de regio van Myanmar waar de Rohingya vandaan komen. Korte tijd
was de streek toegankelijk, toen Myanmar net begon zich meer open te stellen en
toenadering zocht met oppositie en buitenland. Maar al snel werd een nieuw
binnenlands conflict gezocht en gevonden bij deze minderheid. Hoewel ze al vele
generaties of vele eeuwen in Rakhine wonen, deels afstammelingen van Perzische
en Arabische handelaren, deels migranten binnen wat in de 19de eeuw
één Britse kolonie was, worden ze nu gezien als illegale immigranten uit
Bangladesh.
Nu terugkijkend, is het verbazingwekkend dat we de streek
indertijd niet als islamitisch herkend hebben. Blijkbaar moesten ze toen al een
low profile houden. Het straatbeeld
van Sittwe werd overheerst door monniken, nonnen en tempels. De schaarse
toerist bracht geen welvaart naar Mrauk U, die uithoek van het land was
duidelijk straatarm. Mobiele telefoons waren er in Sittwe al niet meer, en in Mrauk
U was zelfs geen vaste telefoonverbinding met de rest van de wereld.
Mrauk U was een oude hoofdstad
uit de 16de eeuw, van een rijk dat zich uitstrekte over delen van het huidige
Bangladesh (waarvan de nabijheid b.v. geïllustreerd werd door de importkoekjes
in de winkel) en de huidige Rakhine State. Er waren een heleboel tempels en
pagodes uit die tijd overgebleven, half tussen het dorp en de akkers gelegen,
soms wat vervallen en overgroeid. Steeds zag je weer een andere tempel op een
heuvel of een pad naar iets moois. De setting alleen al was fantastisch, maar
de chedi's zelf waren ook meer dan de moeite waard.
We wandelden er rond, hier en
daar begeleid door groepjes kinderen die eigenlijk naar school hadden moeten
gaan.
Verder weg van het dorp waren er
geen kinderen meer die steeds bye bye
roepend op je afrenden, maar uitgestrekte akkers en vrouwen die met manden op
hun hoofd liepen. Hier was geen meter straat verhard, geen huismuur van steen:
alles hout en bamboe en erfjes van aangestampt zand.
Een bizarre cirkel
Met deze laatste alinea uit mijn reis-dagboek van 2008, en de alinea uit mijn reis-dagboek van 2015 waar dit stukje mee begon, sluit zich een bizarre cirkel rond twee plekken die we bezochten toen we van niets wisten, en die daarna eventjes het wereldnieuws haalden.
Amsterdam, mei-juli 2015