maandag 26 januari 2015

India Nieuwsbrief, Jaargang 2015 Aflevering 3: Drie maal is scheepsrecht?

Penang
Penang is officieel het eiland en de deelstaat, Georgetown de stad, maar ook die kun je Penang noemen. De stad heeft een oud historisch centrum, Unesco erfgoed, dat weer een koloniaal deel heeft met statige Engelse gebouwen, en een veel groter deel daaromheen met veel oude Chinese huizen, tempels en kongsi-gebouwen vol rode en gouden lampions. Veel oude panden zijn mooi gerestaureerd. Daar tussendoor groene moskeeën en bonte Hindu-tempels. Er midden in de straatjes die Little India vormen. De Bollywood- en tempelmuziek die over straat galmt; de geur van specerijen die over straat drijft; de winkels met stainless steel potten en pannen; de levendigheid en de kleuren; de vrouwen die in gekleurde sari's of bonte churida's of spijkerbroek door elkaar lopen, soms met hun lange zwarte haren helemaal los. En daarnaast twee backpacker-straatjes. De backpackers vallen echter in het niet bij de grote aantallen Aziatische toeristen.

De bewoners hadden intussen zo hun eigen plekjes, veelal toch etnisch gegroepeerd. Hier zag je een straatmarkt waar allemaal Chinezen aten. Daar was een stuk boulevard waar volop Maleise gezinnen flaneerden. En dan liep je langs een café dat vol zat met mensen van het Indiase subcontinent. En ze waren allemaal even vriendelijk en open, wat weer meer een Zuidoost-Aziatische eigenschap is.
Het historisch centrum was opgeleukt met straatkunst. Veel kunst. De meeste aandacht trok een serie grote muurschilderingen, waar iedereen mee op de foto wilde. Daarnaast was er een serie figuren/afbeeldingen in ijzerwerk. En dan de nodige wannabe galerieën.
De eerste dagen in Penang wandelden we eenvoudigweg veel rond door het centrum, en namen het allemaal in ons op. We wandelden door het Eastern and Oriental Hotel, waar William Somerset Maugham ook was geweest. We bekeken het kerkhof uit de koloniale tijd, waar de meeste mensen veel te jong gestorven waren aan tropische ziekten. We vonden een stamcafé, waar we bijna iedere ochtend een kopje koffie gingen drinken. Ook hier weer volop lekker eten. Er waren foodcourts en vegetarische Maleise, Chinese, Indiase en Japanse restaurants.
Wat hielp te genieten van dit eiland was het stralende weer: vanaf dat we hier aankwamen was het helder blauw en zonnig, een graad of 32, en dankzij het zeebriesje toch nog uit te houden.

Intussen zijn we binnen ons hotel naar een andere kamer verhuisd: goedkoper en beter, met uitzicht op zee en een soort van balkon - al kun je daar alleen via de nooduitgang komen. De schoonmaakster uit Medan groette ons vanaf het begin met haar stralende lach. Met de receptioniste en de manager, die eerst wat formeel waren, hebben we inmiddels een warme band opgebouwd. We weten alles over haar kinderen en de gezondheid van zijn moeder, en bespreken wat er zoal komt kijken bij het runnen van een hotel. Hij is er een half jaar geleden zonder enige ervaring mee begonnen - voor zijn vader is het een investering.

De eerste excursie die we maakten, was naar de botanische tuinen.
De entree was meteen een plaatje: mooi aangelegde tuinen met vijvers met planten met enorme bladeren drijvend op het water. De tuinen lagen in een vallei of kom, omringd door heuvels met bossen. De tuinen waren ruim opgezet met grote grasvelden, groepjes exotische bomen, kassen, wandelpaden en een grotere rondweg. We vonden een plattegrondje en gingen als eerste richting een pad dat door de jungle liep naar de plek waar ooit de oprichter van de tuinen een huis had. Het was dan slechts de rand ervan, maar het was toch een stukje tropisch regenwoud waar we doorheen liepen. Hoge bomen torenden boven ons uit, waar parasietplanten op groeiden, die luchtwortels als een gordijn naar beneden lieten hangen, waartegen weer klimplanten omhoog groeiden. Het geluid van insecten en cicaden was een onmiskenbaar en continue gepiep.
Het pad liep een heuvel op en aan de andere kant weer naar beneden, waar een vijver was die ook via een gemakkelijker pad vanaf de weg te bereiken was. Daar was een drooggevallen bedding van een beekje. Als je daar een paar meter doorheen liep was het helemaal alsof je omringd was door het donkere bos. Een bejaarde Maleisiër die hier iedere dag wandelde, riep ons terug, het was gevaarlijk vanwege slangen.
We wandelden in een grote boog over het terrein, genietend van de schoonheid en de rust.

De tweede excursie was naar een Nationaal Park op het noordwest hoekje van het eiland. Hier liep de jungle tot aan de kust waar wat strandjes waren. Maar wij kozen een minder gebruikt pad dat meer door de jungle ging. Torenhoge kaarsrechte bomen waren de koningen van het bos. Daaronder de kleinere bomen, bosjes bamboe en palmen, reusachtige planten die op 1/1000ste schaal bij ons een kamerplant konden zijn, klimplanten en lianen zo dik als een been. Omgevallen bomen lagen te verteren, en een lange stam was al helemaal uitgehold. De bladeren ritselden in de wind en een beekje kabbelde tussen de rotsblokken.
Het was een prachtige wandeling, maar net iets te lang voor mij. Waarschijnlijk zat vooral het klimmen en moeizame dalen me dwars. Het laatste half uur was dus afzien, maar er was geen andere keus dan doorgaan. Terug in het dorp deed een colaatje wonderen. En een dagje rust deed de rest.
De natuur hier maakt een overweldigende indruk. De oerkracht, de overvloedigheid en de reusachtigheid vervullen je met ontzag. Heel wat anders dan wat we in Nederland "natuur" noemen: aangelegde, aangeharkte en zorgvuldig gemanipuleerde perkjes.
India
Sorry dat "India" terug blijft komen als thema. Maar dit keer kwam India op mij af. In de wijk Little India hadden we een restaurant gezien dat "Dindigul Biriyana" heette. Na meer dan tien jaar in Dindigul gekomen te zijn, konden we het natuurlijk niet laten daarvan een foto te maken en die aan Gé en Gemma te sturen. Gé op zijn beurt zette die op facebook met het bijschrift "wie weet waar dit is?". Heel snel kwam het antwoord van onze gezamenlijke vriend Vinodh: zijn neef Sasi managet een restaurant in Penang!
Vinodh heb ik jaren geleden leren kennen toen er een hele filmploeg was neergestreken in Holland House om opnames te maken van Engelse les zoals een taalinstituut die gaf. En die school was van de schoonzus van Vinodh. Hij was soort van toeschouwer bij de opnames, we maakten eens een praatje en hij leende me een boek. Hijzelf had een gereedschapswinkel in Dindigul, waar we sindsdien geregeld komen.
Uiteraard gingen we eten bij de Dindigul Biriyani. In eerste instantie wist Sasi niet wat hij met ons aan moest, en was een beetje verlegen. Maar zoals we het van Zuid Indiërs kennen, brak langzaam het ijs, en werd het toch nog gezellig. Een jaar geleden was hij naar Maleisië gekomen op verzoek van een vriend van zijn vader die hier een juwelierszaak had en wilde diversifiëren en daarom een restaurant ging openen. Een andere, wat oudere man was ook uit Dindigul gekomen en zat achter de kassa en leek nog iets hoger in de hierarchie te staan. Oh ja, de kok was ook overgekomen uit Dindigul. Om precies te zijn, de voltallige staf van 8 man was ingevlogen om in dit restaurant te werken. Ze kwamen allemaal uit dezelfde wijk van Dindigul.
De biriyani was uitstekend, misschien wel de beste van Dindigul. De zaak had een frisse moderne uitstraling. Niet een van die restaurantjes die je helemaal mee terug naar Zuid India neemt.
We overtuigden zelfs de manager van ons hotel er eens te gaan eten.

We gingen eten in een (ander) Zuid Indiaas restaurant. Hier had zich een ongekend stukje fusion voorgedaan. Het had alles van een authentiek Indiaas restaurant, maar ze serveerden ook namaakvlees in de Noord Indiase thali, en bij de ingang was een buffet waar je naast rijst zelf gerechten kon uitkiezen die op je bord geschept werden. Allebei deze elementen waren uit de Chinese keuken geleend. Dus er was toch wel wat uitwisseling tussen de bevolkingsgroepen. Zoals we al vaker Indiers bij de vegetarische Chinees hadden zien eten. En Chinezen bij de vegetarische Maleiër.

Thailand
Onze vlucht terug naar Amsterdam zal uit Bangkok vertrekken. Ons plan is om in kleine of grotere stappen over land tot Bangkok te reizen. Als je overland inreist, krijg je maar 15 dagen, en dat vinden we te kort. Dus moesten we een ochtend en een middag naar het Thaise consulaat. De aanvraag was eenvoudig en rechttoe rechtaan. Verreweg de meeste tijd waren we kwijt in de stadsbus die onmogelijke kronkels en lussen in de route heeft, en er oneindig lang over leek te doen.
Dit is de derde keer is dat ik me de overland route van Penang naar Bangkok heb voorgenomen. De eerste twee keer is het plan mislukt. Allebei de keren had ik eerder te veel tijd verloren in Bali respectievelijk Sumatra, en moest ik dat goedmaken door vanaf Penang te vliegen respectievelijk de nachttrein te nemen.

Ik ben dus heel benieuwd hoe het dit keer uit zal pakken. Op dit moment weten we nog niet hoe lang we nog in Penang blijven. Voorlopig bevalt het hier. E. is begonnen met het daadwerkelijk schrijven aan haar boek, en dat geeft mij gelegenheid in een café te zitten en een beetje rond te kijken. Dat bevalt me wel.

Penang, 26 januari 2015

vrijdag 16 januari 2015

India Nieuwsbrief, Jaargang 2015 Aflevering 2: Backpacken is ook niet meer wat het geweest is

Uiteindelijk zijn we anderhalve week in Kuala Lumpur gebleven. Met een beetje weemoed namen we afscheid van de schoonmaakster en de receptioniste van ons hotel - ze hadden goed voor ons gezorgd en zo bijgedragen aan het geslaagde verblijf. Ook de stad zelf zou ik missen.

Van KL zijn we naar Taiping gegaan, en vier dagen later naar Penang. Allebei de verplaatsing waren ongekend gemakkelijk en comfortabel. Tot Ipoh hadden we een moderne luxe trein die hoewel smalspoor, over een verniewd spoorbed tot 140 km/u haalde. De bussen waren uiterst luxe touringcars met stoelen die in de businessclass van een vliegtuig niet zouden misstaan. Het leven van een backpacker is ook niet meer wat het geweest is. Gelukkig maar, want mijn fysiek is ook niet meer wat het geweest is.

Regen-natuur
De afgelopen tijd heeft het afwisselend meer en minder geregend. We hebben in Taiping de meest spectaculaire tropische stortbuien gezien. Wonderbaarlijk genoeg zonder zelf ook maar een keer nat te regenen. Ons oorspronkelijke idee ergens "echt" het regenwoud te bezoeken hebben we vooralsnog uit (of af?) moeten stellen. Daar is het nog te nat voor. De meeste jungle is ontoegankelijk
Toch krijgen we wel wat mee van de voordelenvan dit natte equatoriale tropische klimaat, dat landen als Maleisie en Indonesië toch echt anders maakt dan bv Thailand en Zuid India. De uitbundigheid van de plantengroei is echt onvoorstelbaar, en van een andere dimensie. Ieder plekje dat even alleen gelaten wordt doet een plantje ontspruiten. En voor je het weet is het een halve boom. Grotere bomen zijn meteen de gastheer voor parasieterende mossen, varens, hangplanten. Je kunt je heel goed voorstellen hoe de jungle hier een complete stad in een paar jaar tijd weer zou overwoekeren.
Het doet pijn om te zien hoe medogenloos grote delen regenwoud worden gekapt. Voor mijnbouw (tin en cement), voor plantages (palmoliepalmen en rubberbomen), voor nieuwbouwwijken,  voor industrieterreinen, hoogspanningsleidingen en wegen.
Maleisië is een autoland. Waarschijnlijk heeft het de fasen dat iedereen een fiets had, dat iedereen een brommertje had, en dat de eerste mensen een pick-up-truck had, allemaal doorlopen. Nu lijkt iedereen een personenauto te hebben. Alleen in KL is het openbaar vervoer redelijk ontwikkeld. Daarbuiten heeft het het kenmerk van een autoland: laag-frequent en hoog-kwalitatief.

Indiaas-Maleis-Chinees
Waarom vind ik het nou zo leuk, zo'n land waar de verschillende culturen zo manifest zijn? Deels omdat het het straatleven eenvoudigweg bonter, gevarieerder maakt. Deels omdat het het idee geeft dat het kan: in pluriformiteit en verscheidenheid naast elkaar bestaan, met respect voor elkaars gebruiken. Iedereen is verschillend, en dat is prachtig.
Tegelijk moet daarbij gezegd worden, dat dat niet zegt dat de bevolkingsgroepen economisch en politiek gelijkgerechtigd zijn. Kritiek op de heersende klasse wordt al snel uitgelegd als belediging, en daar staan zware straffen op. Hier hebben de Maleiërs het voor het zeggen, zitten de Chinezen in de handel en doen de Indiërs het zware werk. Natuurlijk is ook dat weer een generalisering, maar het voert wat te ver om ieder van de 25 miljoen Maleisiers individueel de revue te laten passeren.

Taiping
Taiping is een oud stadje dat ooit belangrijk was vanwege de tinwinning en administratieve functies. Nu is het rustig slapend stadje met een overwegend Chinese bevolking en nog veel oude typisch Chinese huizen. Die hebben op straatniveau achter bogen een overdekt stukje, wat een soort trottoir voor de huizen langs vormt. Traditioneel was de benedenverdieping dan winkel of werkplaats en woonruimte voor het gezin tegelijk. Tegenwoordig zijn het meestal gewoon winkeltjes. De bovenverdieping heeft mooi stucwerk en houten luiken.
Ook hier vonden we ontzettend lekker eten. Dat lijkt een aangenaam thema van deze reis geworden. Bij een vegetarisch stalletje in een foodcourt hadden we verrukkelijke veg versies van nassi rendang en nassi lemak, twee Indisch/Malai gerechten die wij normaal gesproken niet kunnen eten.

We maakten een excursie naar de kust. Flinke stukken van de Maleisische kust hebben nog mangrove bossen, en sinds de grote tsunamie van 2004 wordt daar meer waarde aan gehecht. Er waren zelfs stukjes beschermd. En in een dorpje zo'n 15 km van Taiping, was een stukje toegankelijk gemaakt.
De bus was een groot contrast met de lange afstandsbus uit Ipoh. Gammel en rammelend en krap bemeten en met ronkende motor. Het was een klein halfuurtje - ietsje langer omdat de conducteur vergeten was te zeggen waar we moesten uitstappen, en we doorreden tot het dorp, keerden en toen  alsnog bij het educatief centrum konden uitstappen. Bij de ingang stond een groot nieuw bord met de nieuwe toegangsprijzen, maar een paar dames bij het wachthuisje wuifden ons zo door. Asfaltwegen, parkeerterreinen en bungalows hadden de plek van het bos in genomen. Maar er waren ook een aantal paden gemaakt van houten vlonders op palen die diep door het bos voerden, en die waren prachtig. Er leek verder helemaal niemand te zijn, en het was soms bijna spookachtig de weg te zoeken onder de hoge bomen. We zagen de bomen in een soort modderbodem staan, het leek ons nu laag water, met hun wortels als omgekeerde takken steun gevend in de zachte bodem. Waar het iets lichter was groeiden allerlei varenachtige planten. We zagen apen, vogels waaronder waarschijnlijk een adelaar. en een hagedis van minstens een halve meter groot. Schitterend!
Daarna wandelden we naar het dorpje. De huizen waren hier veel armoediger, veel mensen op de brommer of de fiets, maar toch ook weer veel personenauto's. Vertakkingen van rivieren of kanalen kwamen uit op bredere stromen, die dan weer in de Andaman zee uitkwamen. Maar zover kwamen wij niet. Wel nog een gloednieuwe brug over zo'n zijtak. De huisjes op palen boven het water en aan weerskanten vol vissersboten. Aan de overkant was slechts een smal pad tussen de huizen. Even verderop konden we met een klein pontje terug naar het vasteland.

Penang
Penang was de eerste Engelse handelspost in deze regio. Er is een wijk met oude koloniale gebouwen, een klein maar heus Indiaas wijkje, en verder is het ook weer een overwegend Chinese stad.
Wat het vooral anders maakt is de enorme hoeveelheid toeristen. Tot nu toe hadden we die nauwelijks gezien. Hier komen we er bijna in om. Backpackers die overgewipt komen uit Thailand, Scandinavische gezinnen, oudere stellen, weekendje-weggers uit Kuala Lumpur, en heel veel Aziatische toeristen. Er zijn meer dan genoeg hotels, waarvan we er heel wat langsliepen, maar de een was een slaapzaal, de ander had gedeelde badkamers, de derde was te smoezelig, de vierde te ongezellig, de vijfde was vol en de zesde, zevende en achtste waren te duur.

Zo kwamen we eerste dag niet goed terecht en moesten de tweede dag verder zoeken. Een hotel dat eigenlijk boven ons budget was, had een aanbieding via een internet boekings site, maar wilde of kon die ons niet gewoon aan de balie geven. Uiteindelijk zaten we dus bij de receptie via hun wifi een boeking te maken... Nee, backpacken is niet meer wat het geweest is…

dinsdag 6 januari 2015

India Nieuwsbrief, Jaargang 2015 Aflevering 1: Per KL naar KL

Een intercontinentale avondvlucht vanuit Nederland had ik nog zelden of nooit gehad.
Iedere keer was Schiphol weer wat verder ontmenselijkt. Zelf je bagage labelen kenden we al. Maar de doe-het-zelf paspoortcontrole was nieuw. Daar stond weer tegenover dat het fouilleren nog ouderwets handmatig ging, en erg grondig. Dat was wel nadat de moderne doorkijkmachine daar om vroeg.
Toen we na een kopje koffie de F-pier inliepen, kwamen we sneller dan verwacht in een derde-wereld omgeving (terwijl dat niet eens onze bestemming was).  Het eerste toiletblok dat ik bezocht, was een vergeten uithoek: onverwarmd en lang niet schoongemaakt, en met Aziatische mannen die de deur niet sloten. Voor de security check, die nog niet geopend was, was geen zitruimte. In een gang stonden een paar betonmengbakken om water uit het lekkende dak op te vangen. Bij de ingang van de security check hing een handgeschreven briefje, vastgeplakt met een sticker, dat er vanaf hier geen toiletten meer zouden zijn. Uit het plafond, een soort systeemplafond zonder de systeemplaten, hing een opgerolde kabel met een groot label er aan met het opschrift "danger". In de slurf hingen bij de verschillende uitgangen handgeschreven briefjes met "rij 1-5" en "rij 10-44". Gelukkig hadden we niet rij 6, 7, 8 of 9. En ja, die waren er wel in het vliegtuig.

Aan boord van het KLM-toestel was alles gelukkig beter op orde. De service was erg vriendelijk. Al bleef het krap en heel, heel erg lang. De stoel was allesbehalve comfortabel en na 'n uur of drie had ik pijn in mijn benen en rug, maar daarna werd het tenminste niet nog erger. Een vlucht zonder overstappen betekende wel een hele lange zit, 12 uur zonder een keer de benen te kunnen strekken, maar na de landing was je er dan ook echt. En dat was ook wel weer fijn.

De aankomstterminal van KLIA was heel wat mooier dan de vertrekterminal op Schiphol. Het was een satelliet van modern glas en staal rondom een stukje tropisch regenwoud. Met een treintje verbonden met het hoofdgebouw.
In eerste instantie ging de aankomst nog redelijk goed, door paspoortcontrole en bagageband. Daarna begonnen er dingen mis te gaan.
Eerst konden we geen geldautomaat vinden. Toen we een groepje van drie vonden, waren er verschillende toeristen met problemen. Van de een was het pasje ingeslikt. De ander kreeg er geen geld uit. De derde was alleen voor binnenlands gebruik. Ook wij kregen geen geld. Ik realiseerde me dat we vergeten waren onze betaalpasjes voor internationaal gebruik aan te melden. Hoe kon ik zo dom geweest zijn zo iets belangrijks te vergeten? Terwijl het toch al weer een paar jaar zo werkte. Gelukkig hadden we 50 Euro contant bij ons voor noodgevallen. Die konden meteen ingezet worden. Intussen verloor ik het sleutel-setje voor de koffersloten, maar een voorbijganger wees me daar op. Toen even later bleek dat we geen stekker-adaptor bij hadden, was duidelijk dat het dit jaar niet meer goed zou komen. Ik dacht dat Maleisië het Thaise systeem had - niet dus - en E. had helemaal niet gedacht. Gelukkig konden we er een lenen van de hotelreceptie. Waar we moesten uitleggen dat we geen geld hadden voor de borg.

Intussen waren we met de vliegveldtrein de stad ingereden, en met de LRT, een soort skytrain, naar ons wijkje. Vanaf het station was het even zoeken naar de juiste uitgang. En omdat alles dichter bij elkaar lag dan ik dacht, was ik even de orientatie kwijt. Het begon zachtjes te regenen maar het was lekker warm op straat.. Om half zeven, oudejaarsavond, vonden we ons hotel.
De hotelkamer was eenvoudig en wat kaal, maar schoon en alles leek heel. We woonden heel centraal, precies tussen China Town en Little India. Een gezellige buurt met veel straatleven. Meteen zag je kenmerkende mix van Maleise, Chinese en Indiase culturen.
Na de nachtvlucht gingen we het niet redden op te blijven voor oud en nieuw. Ik werd nog wel even wakker van het geluid van de vuurwerkshow - centraal georganiseerd zoals het een beschaafd land betaamt.

Kuala Lumpur
Kuala Lumpur is een grote, drukke stad. Maar bovenal een bruisende stad waarin de drie bevolkingsgroepen van Maleisië naast en door elkaar leven, wat het uiterst kleurrijk maakt. Aan het bonte straatbeeld droegen de Indiase en de Maleise dames meer bij dan de Chinese. De Maleise vrouwen droegen meestal fleurige kleurige hoofddoekjes die pasten bij de rest van hun outfit.
Buiten India had ik nog nooit zo'n keus aan vegetarische restaurants gezien - en die keus was hier dan ook nog eens veel breder. Waar ik vaak in een stad binnen de kortste keren een stam-restaurant had, bleven we hier maar nieuwe plekken ontdekken en aten zelden of nooit twee keer hetzelfde.

Natuurlijk is het ook een stad van tegenstellingen: nieuw en oud, arm en rijk, schoon en vies, traditionele openluchtmarkten en koele shopping malls, modern en conservatief. Oudbouw en lelijke hoogbouw. Snelwegen en metrolijnen zigzaggen onder en over elkaar heen, soms een onneembare barrière voor voetgangers.
Wij vermaakten ons met een paar bezienswaardigheden maar vooral met het te voet verkennen van verschillende wijken, die allemaal hun eigen karakter hadden. Chinatown en Little India hoef ik verder niet te beschrijven. Bukit Bintang was de nieuwe happening place met shopping malls, uitgaansleven en een Arab Strip. Onafhankelijkheidsplein werd omringd door koloniale gebouwen in wat de Engelsen een Oosterse stijl vonden. Onder het spoor door waren wat straatjes die ineens rustiger waren en waar nog oude Chinese winkeltjes zaten met houten voorraadkasten. Lake Gardens huisde groots opgezette instituten in moderne architectuur. Voor ons hotel was een pleintje met de klokkentoren, waar altijd wel wat mensen flaneerden.
Heel bijzonder was het stukje regenwoud aan de voet van de telecom-toren. Het was het enige stukje in de wijde omgeving dat aan kap was ontsnapt, en hoe klein ook, je voelde je meteen in een andere wereld. Het gezoem van onzichtbare insecten overstemde het autoverkeer op de achtergrond. Eeuwenoude bomen torenden hoog boven je uit. Miniscule spinnetjes en muggetjes wisten je meteen te vinden met hun warmte-gevoelige zoek-organen.



Regen
De noordoost moesson was de hevigste van de afgelopen 40 jaar. Samen met erosie door ontbossing had dat in december tot zware overstromingen geleid, vooral in het oosten en het midden van het Maleisische schiereiland. Tweehonderdduizend mensen waren geëvacueerd, dertig omgekomen, enkele dorpen compleet verwoest. Maar nu leek het ergste voorbij.
De avond dat we aankwamen, hadden we wat motregen. De dagen daarop verliepen van zwaar bewolkt via licht bewolkt tot zonnig. Wel trok het iedere middag rond vier uur dicht met dreigende donkere wolken, maar die barstten pas een keer open: een heuse tropische stortbui. De temperatuur was steeds bovenin de 20, maar als de zon even door kwam, was het meteen echt warm.

India
De oplettende lezer valt het misschien op dat een reis naar Maleisie beschreven wordt in een "India nieuwsbrief". Deels wil ik daarmee wat consistentie inbouwen. En net als bij eerdere gelegenheden zijn er ook echt India-connecties te over. In Kuala Lumpur is de Indiase gemeenschap heel zichtbaar aanwezig. Voor een deel zijn het families die hier al generaties wonen, nadat ze door de Engelsen hierheen gehaald waren. En een deel  zijn gastarbeiders zoals ze hier uit alle armere Aziatische landen zijn. Er zijn Zuid-Indiase restaurants die er 100% authentiek uitzien, Bollywood bioscopen, Tamil boekwinkels, winkels met puja-benodigdheden, typische kruideniers-winkeltjes met van alles en nog wat. De gastarbeiders zie je op het balkon van hun pension tussen de lungi's en overhemden staan terwijl ze met een klein spiegeltje hun haar kammen, en staan op hun vrije middag op straat te praten en te roken. De gezinnen gaan naar het park en naar restaurants - ook niet-Indiase. De mode is misschien nog wel gevarieerder dan in Zuid India zelf, omdat Noord-Indiase en westerse invloeden gemakkelijker infiltreren. Mouwloze shurida's, hoge hakken, zelfs rokjes mengen zich met traditionele sari's.

Voor wie toch meer over India zou willen lezen dan in deze nieuwsbrieven staat, verwijs ik naar andere berichten op ditzelfde blog, o.a. het mini-feuilleton:

Kuala Lumpur, 6 januari 2015