Penang
Penang is
officieel het eiland en de deelstaat, Georgetown de stad, maar ook die kun je
Penang noemen. De stad heeft een oud historisch centrum, Unesco erfgoed, dat
weer een koloniaal deel heeft met statige Engelse gebouwen, en een veel groter
deel daaromheen met veel oude Chinese huizen, tempels en kongsi-gebouwen vol
rode en gouden lampions. Veel oude panden zijn mooi gerestaureerd. Daar
tussendoor groene moskeeën en bonte Hindu-tempels. Er midden in de straatjes
die Little India vormen. De Bollywood- en tempelmuziek die over
straat galmt; de geur van specerijen die over straat drijft; de winkels met stainless steel potten en pannen; de
levendigheid en de kleuren; de vrouwen die in gekleurde sari's of bonte
churida's of spijkerbroek door elkaar lopen, soms met hun lange zwarte haren helemaal
los. En daarnaast twee backpacker-straatjes. De backpackers
vallen echter in het niet bij de grote aantallen Aziatische toeristen.
De
bewoners hadden intussen zo hun eigen plekjes, veelal toch etnisch gegroepeerd.
Hier zag je een straatmarkt waar allemaal Chinezen aten. Daar was een stuk
boulevard waar volop Maleise gezinnen flaneerden. En dan liep je langs een café
dat vol zat met mensen van het Indiase subcontinent. En ze waren allemaal even
vriendelijk en open, wat weer meer een Zuidoost-Aziatische eigenschap is.
Het
historisch centrum was opgeleukt met straatkunst. Veel kunst. De meeste
aandacht trok een serie grote muurschilderingen, waar iedereen mee op de foto
wilde. Daarnaast was er een serie figuren/afbeeldingen in ijzerwerk. En dan de
nodige wannabe galerieën.
De eerste
dagen in Penang wandelden we eenvoudigweg veel rond door het centrum, en namen
het allemaal in ons op. We wandelden door het Eastern and Oriental Hotel, waar
William Somerset Maugham ook was geweest. We bekeken het kerkhof uit de
koloniale tijd, waar de meeste mensen veel te jong gestorven waren aan
tropische ziekten. We vonden een stamcafé, waar we bijna iedere ochtend een
kopje koffie gingen drinken. Ook hier weer volop lekker eten. Er waren foodcourts en vegetarische Maleise,
Chinese, Indiase en Japanse restaurants.
Wat hielp
te genieten van dit eiland was het stralende weer: vanaf dat we hier aankwamen
was het helder blauw en zonnig, een graad of 32, en dankzij het zeebriesje toch
nog uit te houden.
Intussen
zijn we binnen ons hotel naar een andere kamer verhuisd: goedkoper en beter,
met uitzicht op zee en een soort van balkon - al kun je daar alleen via de
nooduitgang komen. De schoonmaakster uit Medan groette ons vanaf het begin met
haar stralende lach. Met de receptioniste en de manager, die eerst wat formeel
waren, hebben we inmiddels een warme band opgebouwd. We weten alles over haar
kinderen en de gezondheid van zijn moeder, en bespreken wat er zoal komt kijken
bij het runnen van een hotel. Hij is er een half jaar geleden zonder enige
ervaring mee begonnen - voor zijn vader is het een investering.
De eerste
excursie die we maakten, was naar de botanische tuinen.
De entree was
meteen een plaatje: mooi aangelegde tuinen met vijvers met planten met enorme
bladeren drijvend op het water. De tuinen lagen in een vallei of kom, omringd
door heuvels met bossen. De tuinen waren ruim opgezet met grote grasvelden,
groepjes exotische bomen, kassen, wandelpaden en een grotere rondweg. We vonden
een plattegrondje en gingen als eerste richting een pad dat door de jungle liep
naar de plek waar ooit de oprichter van de tuinen een huis had. Het was dan
slechts de rand ervan, maar het was toch een stukje tropisch regenwoud waar we
doorheen liepen. Hoge bomen torenden boven ons uit, waar parasietplanten op
groeiden, die luchtwortels als een gordijn naar beneden lieten hangen,
waartegen weer klimplanten omhoog groeiden. Het geluid van insecten en cicaden
was een onmiskenbaar en continue gepiep.
Het pad liep een heuvel op en aan de andere kant weer naar beneden, waar een vijver was die ook via een gemakkelijker pad vanaf de weg te bereiken was. Daar was een drooggevallen bedding van een beekje. Als je daar een paar meter doorheen liep was het helemaal alsof je omringd was door het donkere bos. Een bejaarde Maleisiër die hier iedere dag wandelde, riep ons terug, het was gevaarlijk vanwege slangen.
We wandelden in een grote boog over het terrein, genietend van de schoonheid en de rust.
Het pad liep een heuvel op en aan de andere kant weer naar beneden, waar een vijver was die ook via een gemakkelijker pad vanaf de weg te bereiken was. Daar was een drooggevallen bedding van een beekje. Als je daar een paar meter doorheen liep was het helemaal alsof je omringd was door het donkere bos. Een bejaarde Maleisiër die hier iedere dag wandelde, riep ons terug, het was gevaarlijk vanwege slangen.
We wandelden in een grote boog over het terrein, genietend van de schoonheid en de rust.
De tweede excursie was naar een Nationaal Park op het noordwest hoekje van het eiland. Hier liep de jungle tot aan de kust waar wat strandjes waren. Maar wij kozen een minder gebruikt pad dat meer door de jungle ging. Torenhoge kaarsrechte bomen waren de koningen van het bos. Daaronder de kleinere bomen, bosjes bamboe en palmen, reusachtige planten die op 1/1000ste schaal bij ons een kamerplant konden zijn, klimplanten en lianen zo dik als een been. Omgevallen bomen lagen te verteren, en een lange stam was al helemaal uitgehold. De bladeren ritselden in de wind en een beekje kabbelde tussen de rotsblokken.
Het was een
prachtige wandeling, maar net iets te lang voor mij. Waarschijnlijk zat vooral
het klimmen en moeizame dalen me dwars. Het laatste half uur was dus afzien,
maar er was geen andere keus dan doorgaan. Terug in het dorp deed een colaatje
wonderen. En een dagje rust deed de rest.
De natuur hier
maakt een overweldigende indruk. De oerkracht, de overvloedigheid en de
reusachtigheid vervullen je met ontzag. Heel wat anders dan wat we in Nederland
"natuur" noemen: aangelegde, aangeharkte en zorgvuldig gemanipuleerde
perkjes.
India
Sorry dat
"India" terug blijft komen als thema. Maar dit keer kwam India op mij
af. In de wijk Little India hadden we een restaurant gezien dat "Dindigul
Biriyana" heette. Na meer dan tien jaar in Dindigul gekomen te zijn,
konden we het natuurlijk niet laten daarvan een foto te maken en die aan Gé en
Gemma te sturen. Gé op zijn beurt zette die op facebook met het bijschrift
"wie weet waar dit is?". Heel snel kwam het antwoord van onze
gezamenlijke vriend Vinodh: zijn neef Sasi managet een restaurant in Penang!
Vinodh
heb ik jaren geleden leren kennen toen er een hele filmploeg was neergestreken
in Holland House om opnames te maken van Engelse les zoals een taalinstituut
die gaf. En die school was van de schoonzus van Vinodh. Hij was soort van
toeschouwer bij de opnames, we maakten eens een praatje en hij leende me een
boek. Hijzelf had een gereedschapswinkel in Dindigul, waar we sindsdien
geregeld komen.
Uiteraard
gingen we eten bij de Dindigul Biriyani. In eerste instantie wist Sasi niet wat
hij met ons aan moest, en was een beetje verlegen. Maar zoals we het van Zuid
Indiërs kennen, brak langzaam het ijs, en werd het toch nog gezellig. Een jaar
geleden was hij naar Maleisië gekomen op verzoek van een vriend van zijn vader
die hier een juwelierszaak had en wilde diversifiëren en daarom een restaurant
ging openen. Een andere, wat oudere man was ook uit Dindigul gekomen en zat
achter de kassa en leek nog iets hoger in de hierarchie te staan. Oh ja, de kok
was ook overgekomen uit Dindigul. Om precies te zijn, de voltallige staf van 8
man was ingevlogen om in dit restaurant te werken. Ze kwamen allemaal uit
dezelfde wijk van Dindigul.
De
biriyani was uitstekend, misschien wel de beste van Dindigul. De zaak had een
frisse moderne uitstraling. Niet een van die restaurantjes die je helemaal mee
terug naar Zuid India neemt.
We
overtuigden zelfs de manager van ons hotel er eens te gaan eten.
We gingen
eten in een (ander) Zuid Indiaas restaurant. Hier had zich een ongekend stukje fusion voorgedaan. Het had alles van een
authentiek Indiaas restaurant, maar ze serveerden ook namaakvlees in de Noord
Indiase thali, en bij de ingang was
een buffet waar je naast rijst zelf gerechten kon uitkiezen die op je bord
geschept werden. Allebei deze elementen waren uit de Chinese keuken geleend.
Dus er was toch wel wat uitwisseling tussen de bevolkingsgroepen. Zoals we al
vaker Indiers bij de vegetarische Chinees hadden zien eten. En Chinezen bij de
vegetarische Maleiër.
Thailand
Onze
vlucht terug naar Amsterdam zal uit Bangkok vertrekken. Ons plan is om in
kleine of grotere stappen over land tot Bangkok te reizen. Als je overland inreist, krijg je maar 15
dagen, en dat vinden we te kort. Dus moesten we een ochtend en een middag naar
het Thaise consulaat. De aanvraag was eenvoudig en rechttoe rechtaan. Verreweg
de meeste tijd waren we kwijt in de stadsbus die onmogelijke kronkels en lussen
in de route heeft, en er oneindig lang over leek te doen.
Dit is de
derde keer is dat ik me de overland
route van Penang naar Bangkok heb voorgenomen. De eerste twee keer is het plan
mislukt. Allebei de keren had ik eerder te veel tijd verloren in Bali
respectievelijk Sumatra, en moest ik dat goedmaken door vanaf Penang te vliegen
respectievelijk de nachttrein te nemen.
Ik ben
dus heel benieuwd hoe het dit keer uit zal pakken. Op dit moment weten we nog
niet hoe lang we nog in Penang blijven. Voorlopig bevalt het hier. E. is
begonnen met het daadwerkelijk schrijven aan haar boek, en dat geeft mij
gelegenheid in een café te zitten en een beetje rond te kijken. Dat bevalt me
wel.