Zachtjes ritselen de kleine
dunne bladeren van de jonge bamboestruik tegen de hoge papyrusplant. De groene
ritsen peperkorrels wiegen in de wind die zachtjes door de klimplanten waait.
Roodbruine koffiebonen spiegelen zich aan groene kardemomvruchten. Kaneel en
vanille vormen zich in de schil. De limoenboom en de bananenboom maken een
lichte buiging naar elkaar. Door het hoge dak van palmbladeren vallen de eerste
zonnestralen van de dag. De lichtbundels tekenen zich af in de lucht die nog ietwat
vochtig is van de koele nacht. Over zo een lichtbaan glijdt een vlinder naar
beneden. Over een andere zeilt een kleine spin aan zijn ragdunne draad. Een
krekel en een gekko roetsjen over een nat bananenblad naar beneden, staan als
in de lichtbundels op het toneel, en beginnen een dansje met elkaar. Een kleine
schorpioen en een kakkerlak huppelen samen door het natte gras. Een eekhoorntje springt uit de struiken en
vraagt een kleine aap ten dans.
De dikke stammen van een oude
bamboestruik tikken met een hol geluid op elkaar, als de stokken van een
drumstel. Ze geven het ritme aan waarop de palmbladeren een melodie weven. Een dikke
vogelspin tapdanst, zijn harige poten slaan met een metalen klik op de grond.
De eekhoorntjes vormen op de bühne het achtergrondkoor. De vogels tsjilpen de
eerste stem. Het ochtendconcert kondigt vrolijk de nieuwe dag aan. De rode
bloemen van de kerststruik openen zich. Diepblauwe bloemen van een klimplant en
roze trompetbloemen vormen het decor.
Een zware bas voegt zich toe
aan het orkest. Boem… boem… boem… boem… Het zijn de voetstappen van de olifant.
Vanuit het park stapt hij de kruidentuin in. Op de open plek richt hij zich op
zijn achterpoten. Zijn slurf steekt hoog de lucht in. Hij begint een trage
rondedans met de bizon, die ook uit het park is komen kijken. Het geloei van de
waterbuffels versterkt de uitgelaten stemming. Ze komen uit de drassige weide
om mee te feesten. Zelfs de tijger laat zich zien, en rent vrolijk rond. Het
bamboehuis beweegt enigszins moeizaam zijn stijve lange benen, en staat
heupwiegend op de maat toe te kijken.
En dan - - - knars - - - piept
het ijzeren hek. Daar nadert een mens! In een oogwenk springen de tijger, de
olifant en de bizon over de muur, terug het park in. De tijger verdwijnt diep
in de donkere bossen. De olifant laat zich te water in het meer, en zwemt naar
de overkant. De bizon graast op het groene gras. De waterbuffels wentelen zich
in een modderpoel voor hun ochtendbad. De apen roepen oe-oe-oe vanuit het
bamboebos. De eekhoorntje zitten op een boomtak te kwekkeren. De vogels
ritselen door de bladeren onder de struiken. De gekko zit op een muur gekleefd
in afwachting van een mug. De krekel zit aan de rand van de vijver. De spin
wacht in zijn spinnenweb op een vliegje. De vlindert drinkt honing uit de rode
kerstbloem. De schorpioen, de kakkerlak en de vogelspin verschuilen zich weer
in de badkamer. Het bamboehuis staat stijf in het gelid.
Alles is weer normaal. Of juist
niet…? Wat is normaal? Hoe de mens alles ziet, of hoe de natuur jubelt tijdens
haar ochtenddans?
Kumely (KE), december 2003
PS: Later is me gevraagd hoe ik toch al die
dieren-schepsels heb kunnen verzinnen. Het antwoord is: niets is verzonnen,
ieder dier dat genoemd is, was aanwezig in de Kumely Spice Garden waarin we woonden, of het aangrenzende Periyar National Park.