zaterdag 27 februari 2016

India Nieuwsbrief, Jaargang 2016, Aflevering 4: Omhoog door de slurf

De communicatie met de Thai gaat vaak moeizaam vanwege het taalverschil, maar ik wil wel benadrukken hoe vriendelijk en behulpzaam ze bijna altijd zijn. En zoals altijd en overal: hoe minder toeristen er zijn, hoe meer dat op gaat. De befaamde Thaise glimlach kan je dag in een keer helemaal goed maken.

Trang

Mijn eerst stop was Trang, aan de westkant. Een middel-grote stad met enkele tientallen toeristen, meest op doorreis naar stranden of eilanden.

De noordoost moesson had een paar zeer heftige dagen, waardoor regen en wind over de bergen heen ook aan onze kant van het schiereiland viel. Erg ongebruikelijk. Bewolking, gemiezer, regen en tropische stortbuien wisselden elkaar af. Maar koud was het nooit.

Met een grote Chinese bevolking werd het Chinese Nieuwjaar uitgebreid gevierd in Trang. Een paar avonden er aan voorafgaand was er een festival met heel veel etenskraampjes en een groot podium met optredens. Daar was het steeds een gezellige drukte. Zo was Trang ook een geschikte plaats het Chinees Nieuwjaar af te wachten – vorig jaar hadden we immers slechte ervaringen gehad met het reizen op die dag.

Deze tekening heb ik gemaakt in een Chinees theehuis (Sino Chai, Chinees thee) waar ik verschillende lekkere kopje koffie gedronken heb. De theehuizen zijn een van de  kenmerken voor de Chinese bevolking van Trang. Maleise invloeden zie je weer terug in de naam, afgeleid van Terang, wat “licht” betekend.

Chaiya

Per trein reisde ik verder, 230 km naar het noorden. Langs rubberbossen, bananenbomen, verwilderde stukken, huizen en hutjes, heuvels. Omdat de slurf van Thailand slingert, ging ik met een rechte lijn naar het noorden toch van de west- naar de oostkant.

Chaiya is een heel klein stadje, met maar twee straten, waar bijna alle huizen nog van hout zijn. Om 7u ’s avonds is bijna alles dicht en donker.

Chaiya komt van het sanskriet woord “yaja” dat overwinning betekent. Meer dan 1000 jaar geleden was het een belangrijke stad in het Sri Viyaja rijk, dat Sumatra, Java en het Maleisisch schiereiland tot Chumphon besloeg. De Javaanse invoed zie je terug in de stijl van de tempel.

Chumphon

Het ging verder met de trein naar het noorden, 130km. Chumphon is de eerste plek waar je niet meer van een westkant en een oostkant van Thailand  kunt spreken. De westkant is namelijk Myanmar (Burma).

Chumphon zou komen van “Chumnumporn”, wat “verzamelplaats van strijders” betekent. Dat zou dan kloppen met dat het een grensstad was van het Sri Viyaja rijk. Een andere uitleg is “verzamelplaats van vriendelijke mensen”… Het is een middegrote stad die tegelijk stads en landelijk aandoet.

De meeste toeristen hier zijn, net als in Trang, op doorreis naar eilanden. Maar er bleek ook een strandje op het vaste land te zijn…

Stranddag

Het was dat ik zeker wist dat ik aan de goede weg stond, anders was ik gaan twijfelen. De songthaew liet lang op zich wachten, en om in de schaduw te kunnen schuilen van een parasol van een straatkraampje, moest ik blijven staan. Maar uiteindelijk doemde hij toch op: de gele songthaew naar het strand. Hij zat vol met dames die op de markt verse inkopen gedaan hadden. Die stapten voor en na uit. De rit was 15km, 20minuten, toen draaiden we een weg op die parallel aan het strand liep. Tussen de weg en het strand strandtenten, meest palen met een rieten dak, aan de andere kant huisjes en hotelletjes. Het bleek een flinke strip te zijn, een heuse strandgemeenschap met tientallen westerse toeristen.  Meer dan in Chumphon zelf. Veel van de strandtenten waren nog dicht, op een terrasje zaten toeristen te ontbijten of met hun rugzak te wachten tot mijn songthaew terug zou gaan. Vroege jaren 70 pop… Ik nam er een colaatje bij.


Ik maakte een strandwandeling. Hoewel het strand recht liep, zou je het een baai kunnen noemen: zowel aan de noord- als aan de zuidkant stak een beboste heuvel de zee in. Het water was frisser dan je zou verwachten, misschien vanwege de stormen van de afgelopen week. Die hadden ook voor flink wat drijfhout, grote kwallen en zelfs een vissers-lamp gezorgd. Er was een handjevol mensen op het strand. Het was er ook al erg heet in de zon, en niemand ging ver het water in. Waarschijnlijk stond er een krachtige stroming. Ik liep op blote voeten een stuk door de uitlopers van de golven, en een stuk over de weg terug. Veel plaatsen zagen er gesloten, te leeg of te seafood uit. Zo kwam ik toch weer bij het cafeetje waar ik eerder ook al gezeten had. Het was gewoon het gezelligste van de strip. Ik bestelde een path thai die heel aardig smaakte.

De afgelopen twee ochtenden had ik bij het ontbijt al een paar keer vriendelijk geknikt naar een medegast, een veertiger. Die liep nu voorbij. Reden genoeg om even aan te schuiven en een pratje te maken. Hij was eergisteren in Thailand aangkomen, voor zes weken, om zichzelf te vinden. Hij hoopte aan dit strandje een onderkomen te vinden en zou proberen tot rust te komen. Oh nee, corrigeerde hij zich tot twee maal toe, hij moest het niet probéren, het moest vanzelf komen. Na een praatje ging hij verder, zijn onderkomen regelen. Dat kwam zeker niet vanzelf…

Ik nam nog een iced coffee (americano met echte koffie smaak) en wandelde nog een klein stukje langs de weg tot de songthaew er aan kwam. Terug naar Chumphon.

Prachuap Khiri Khan

165 km met de trein van Chumphon naar het noorden. Prachuap Khiri Khan betekent “stad bij de bergen”. Opmerkelijk voor een stad aan de kust. Maar inderdaad, in haar rug ligt de bergketen die de grens met Myanmar vormt – hier is Thailand op z’n smalst, slechts 10km breed.

Eerder deze reis schreef ik dat we al na een jaar naar Satun waren teruggekeerd om het nog een keer te zien zoals we het vorig jaar hadden achtergelaten. Het gelijk van deze benadering werd jammer genoeg bewezen in Pachuap. Vier jaar geleden was ik een week in een stil stoffig stadje. Er waren wel wat buitenlanders maar die vielen weg tegen de achtergrond van het trage dagelijks leven van de Thai, de houten huizen, de vissers, en de baai die tegen de boulevard klotst. En ik ontmoette leuke mensen waar ik mee optrok.

Nu kon ik er drie dagen lang niet over uit hoe zeer alles veranderd was. Er waren talloze hotels en restaurants bijgekomen, en in een flink deel van de stad overheersten de toeristen het straatbeeld. Geen idee wat ze hier deden, want de charme was toch dat er niets doen was!? Waarschijnlijk was het voor iemand die voor het eerst kwam nog steeds een rustig, gemoedelijk stadje, met visrestaurants die uitkeken over een sprookjesachtige baai.

Nachon Pathom

255 km naar het noorden met een langzame trein die ook nog eens een uur vertraging had. Met de trein is leuk en comfortabel en gemakkelijk – je begint en eindigt in het stadscentrum – maar snel is het niet. Na die 6 uur was ik door een warme föhn uitgedroogd en door en door gaar. En de treinverbinding was de aanleiding voor een overnachting in Nachon Pathom. Een aangename, door en door Thaise stad, die als enig nadeel had dat er in de buurt van het station geen fatsoenlijk hotel was.

De naam komt uit het Pali waarin "Nagara Pathama" "eerste stad" betekent, en het wordt beschouwt als Thailand's oudste stad. Vroeger lag het aan zee, en zo'n 1500 jaar geleden had het al contact met Indiase culturen. Er zijn geschriften gevonden in een Zuid Indiase taal uit de 7de eeuw. Het is ook de plek waar het Buddhisme het eerst Thailand bereikt zou hebben, en de plek van de oudste Chedi. De Chedi is een aantal keren verwoest, herbouwd en uitgebreid, en zou nu de grootste ter wereld zijn. Met mijn timmermansoog had ik daar wel mijn twijfels bij.

Kanchanaburi

Kanchana betekent “gouden” in het Sanskrit en Hindi. De stad is oorspronkelijk gebouwd als vestiging tegen Burmese invasies. Des te ironischer dat het nu vooral bekend is vanwege de Burma spoorlijn, aangelegd door dwangarbeiders en krijgsgevangenen in de tweede wereldoorlog, om het Japanse leger in Burma te bevoorraden.


Een van de sleutel trajecten was de brug over de rivier de Kwai, tot icoon gemaakt in de legendarische film “Bridge over the River Kwai”. Nu bezoeken duizenden mensen per dag de brug. Het lijkt meer een foto-moment dan een geschiedenis-les. Misschien zijn daarvoor de oorlogsbegraafplaatsen en de locatie van de Hell Fire Pass meer geschikt.

Na Songkhla en Prachuap Khiri Khan, waar Japan Thailand binnenviel, was het zo de derde plaats op deze reis met een nadrukkelijk WWII verleden.

Vanuit Kanchanaburi is ook veel natuur te bezoeken, watervallen, grotten, olifantenkampen en tijger tuinen. Er is zo een toeristisch wijkje ontstaan waar backpackers mengen met mensen die Bangkok ontvluchten voor het weekend. Ik zat een aantal dagen in een prettig guesthouse, direct aan de rivier, met een paar goede restaurants binnen handbereik.

Ook binnen handbereik nog een stukje wildlife: naast en op de bamboe takken, die tussen de raft en de wal voor mijn veranda lagen, zat een varaan. Eerst stak alleen een kopje uit het water. Toen een bovenlijf. Toen klom-ie langzaam op de takken. Modderig zwart-donkergele vlekken. Hij keek even rond en gleed langzaam terug het water in.  Het lijf was zo’n halve meter lang.

Bangkok

De naam Bangkok is misschien een samenstelling van “Ban” (Thai voor "dorp aan een riviertje") en “Makok” (Spondias dulcis, ambarella, kedondong, golden apple, golden plum - een plant die hier voorkomt). Wat Arun, een van de belangrijkste tempels in de stad, heette vroeger ook Wat Makok. De officiële Thaise naam voor de stad  is Krung Thep, wat “stad der engelen” betekent.

24 jaar geleden ontdekt: dat kleine steegje, Kasem San Soi 1, bij Siam Square als alternatieve verblijfplaats, ver van backpackers getto Ko San Road en van de beruchte uitgaanscentra als Patpong. Inmiddels is Siam Square het knooppunt van de Skytrain en zijn de meeste eenvoudige guesthouses in Soi 1 vervangen door middenklasse hotels. Maar het is nog steeds een perfect gelegen en relatief rustig stukje Bangkok. Er aan komen lopen voelt als thuiskomen.

Ik ontdek nog wat nieuwe plekjes in de buurt, en geniet van de voetpad langs het kanaal, waar Bangkok nog een dorp is, in de schaduw van de wolkenkrabbers.

Ik breng een bezoek aan de Erewan Shrine, het tempeltje op de hoek van het Erewan gebouw was in de loop der jaren uitgegroeid tot een van de populairste van de stad. Ook bij Chinese toeristen. Daarom was er vorig jaar augustus een bomaanslag op gepleegd. Daar was niets meer van te zien, en het was er zo mogelijk nog drukker dan vroeger. Talloze bezoekers verdringen zich, bloemen worden over de ballustrade gehangen, offerandes gedaan, zoveel wierrook aangestoken dat je ogen er van gingen tranen, en het gamelan orkest met dansgroep dat je een lied kon laten spelen voor extra voorspoed. Dat alles rondom een klein gouden beeldje met vier gezichten, meer Hindoeïstisch dan Buddhistisch. Het was een fascinerend plekje, onder de skytrain, aan een drukke kruising, tegelijk toeristische attractie en heiligdom, tegelijk hectisch en devoot.

Iedere grote stad heeft tegenstellingen tussen arm en rijk, mooi en lelijk, oud en nieuw. Maar het meest bijzondere aan Bangkok is misschien wel dat temidden van drukte, ruimtegebrek, lawaai, luchtvervuiling en chaos de sfeer gemoedelijk, ontspannen en vriendelijk is.


---
Zuid Thailand, 4-27 februari
Terug naar aflevering 1.