Trang
Mijn eerst stop was Trang, aan de westkant. Een
middel-grote stad met enkele tientallen toeristen, meest op doorreis naar
stranden of eilanden.
De noordoost moesson
had een paar zeer heftige dagen, waardoor regen en wind over de bergen heen ook
aan onze kant van het schiereiland viel. Erg ongebruikelijk. Bewolking,
gemiezer, regen en tropische stortbuien wisselden elkaar af. Maar koud was het
nooit.
Met een grote Chinese bevolking werd het Chinese
Nieuwjaar uitgebreid gevierd in Trang. Een paar avonden er aan voorafgaand was
er een festival met heel veel etenskraampjes en een groot podium met optredens.
Daar was het steeds een gezellige drukte. Zo was Trang ook een geschikte plaats
het Chinees Nieuwjaar af te wachten – vorig jaar hadden we immers slechte
ervaringen gehad met het reizen op die dag.
Deze tekening heb ik gemaakt in een Chinees theehuis
(Sino Chai, Chinees thee) waar ik verschillende lekkere kopje koffie gedronken
heb. De theehuizen zijn een van de
kenmerken voor de Chinese bevolking van Trang. Maleise invloeden zie je
weer terug in de naam, afgeleid van Terang, wat “licht” betekend.
Chaiya
Per trein reisde ik verder, 230 km naar het noorden.
Langs rubberbossen, bananenbomen, verwilderde stukken, huizen en hutjes,
heuvels. Omdat de slurf van Thailand slingert, ging ik met een rechte lijn naar
het noorden toch van de west- naar de oostkant.
Chaiya is een heel klein stadje, met maar twee straten,
waar bijna alle huizen nog van hout zijn. Om 7u ’s avonds is bijna alles dicht
en donker.
Chaiya komt van het sanskriet woord “yaja” dat
overwinning betekent. Meer dan 1000 jaar geleden was het een belangrijke stad
in het Sri Viyaja rijk, dat Sumatra, Java en het Maleisisch schiereiland tot
Chumphon besloeg. De Javaanse invoed zie je terug in de stijl van de tempel.
Chumphon
Het ging verder met de trein naar het noorden, 130km.
Chumphon is de eerste plek waar je niet meer van een westkant en een oostkant
van Thailand kunt spreken. De westkant
is namelijk Myanmar (Burma).
Chumphon zou komen van “Chumnumporn”, wat “verzamelplaats
van strijders” betekent. Dat zou dan kloppen met dat het een grensstad was van
het Sri Viyaja rijk. Een andere uitleg is “verzamelplaats van
vriendelijke mensen”… Het is een middegrote stad die tegelijk stads en landelijk
aandoet.
De meeste toeristen hier zijn, net als in Trang, op
doorreis naar eilanden. Maar er bleek ook een strandje op het vaste land te
zijn…
Stranddag
Het was dat ik zeker wist dat ik aan de goede weg stond,
anders was ik gaan twijfelen. De songthaew liet lang op zich wachten, en om in
de schaduw te kunnen schuilen van een parasol van een straatkraampje, moest ik
blijven staan. Maar uiteindelijk doemde hij toch op: de gele songthaew naar het
strand. Hij zat vol met dames die op de markt verse inkopen gedaan hadden. Die
stapten voor en na uit. De rit was 15km, 20minuten, toen draaiden we een weg op
die parallel aan het strand liep. Tussen de weg en het strand strandtenten,
meest palen met een rieten dak, aan de andere kant huisjes en hotelletjes. Het
bleek een flinke strip te zijn, een heuse strandgemeenschap met tientallen
westerse toeristen. Meer dan in Chumphon
zelf. Veel van de strandtenten waren nog dicht, op een terrasje zaten toeristen
te ontbijten of met hun rugzak te wachten tot mijn songthaew terug zou gaan.
Vroege jaren 70 pop… Ik nam er een colaatje bij.
Ik maakte een strandwandeling. Hoewel het strand recht liep, zou je het een baai kunnen noemen: zowel aan de noord- als aan de zuidkant stak een beboste heuvel de zee in. Het water was frisser dan je zou verwachten, misschien vanwege de stormen van de afgelopen week. Die hadden ook voor flink wat drijfhout, grote kwallen en zelfs een vissers-lamp gezorgd. Er was een handjevol mensen op het strand. Het was er ook al erg heet in de zon, en niemand ging ver het water in. Waarschijnlijk stond er een krachtige stroming. Ik liep op blote voeten een stuk door de uitlopers van de golven, en een stuk over de weg terug. Veel plaatsen zagen er gesloten, te leeg of te seafood uit. Zo kwam ik toch weer bij het cafeetje waar ik eerder ook al gezeten had. Het was gewoon het gezelligste van de strip. Ik bestelde een path thai die heel aardig smaakte.
De afgelopen twee ochtenden had ik bij het ontbijt al een
paar keer vriendelijk geknikt naar een medegast, een veertiger. Die liep nu
voorbij. Reden genoeg om even aan te schuiven en een pratje te maken. Hij was
eergisteren in Thailand aangkomen, voor zes weken, om zichzelf te vinden. Hij
hoopte aan dit strandje een onderkomen te vinden en zou proberen tot rust te
komen. Oh nee, corrigeerde hij zich tot twee maal toe, hij moest het niet
probéren, het moest vanzelf komen. Na een praatje ging hij verder, zijn
onderkomen regelen. Dat kwam zeker niet vanzelf…
Ik nam nog een iced coffee (americano met echte koffie
smaak) en wandelde nog een klein stukje langs de weg tot de songthaew er aan
kwam. Terug naar Chumphon.
Prachuap
Khiri Khan
165 km met de trein van Chumphon naar het noorden.
Prachuap Khiri Khan betekent “stad bij de bergen”. Opmerkelijk voor een stad
aan de kust. Maar inderdaad, in haar rug ligt de bergketen die de grens met
Myanmar vormt – hier is Thailand op z’n smalst, slechts 10km breed.
Eerder deze reis schreef ik dat we al na een jaar naar
Satun waren teruggekeerd om het nog een keer te zien zoals we het vorig jaar
hadden achtergelaten. Het gelijk van deze benadering werd jammer genoeg bewezen
in Pachuap. Vier jaar geleden was ik een week in een stil stoffig stadje. Er
waren wel wat buitenlanders maar die vielen weg tegen de achtergrond van het
trage dagelijks leven van de Thai, de houten huizen, de vissers, en de baai die
tegen de boulevard klotst. En ik ontmoette leuke mensen waar ik mee optrok.
Nu kon ik er drie dagen lang niet over uit hoe zeer alles
veranderd was. Er waren talloze hotels en restaurants bijgekomen, en in een
flink deel van de stad overheersten de toeristen het straatbeeld. Geen idee wat
ze hier deden, want de charme was toch dat er niets doen was!? Waarschijnlijk
was het voor iemand die voor het eerst kwam nog steeds een rustig, gemoedelijk
stadje, met visrestaurants die uitkeken over een sprookjesachtige baai.
Nachon
Pathom
255 km naar het noorden met een langzame trein die ook
nog eens een uur vertraging had. Met de trein is leuk en comfortabel en
gemakkelijk – je begint en eindigt in het stadscentrum – maar snel is het niet.
Na die 6 uur was ik door een warme föhn uitgedroogd en door en door gaar. En de
treinverbinding was de aanleiding voor een overnachting in Nachon Pathom. Een
aangename, door en door Thaise stad, die als enig nadeel had dat er in de buurt
van het station geen fatsoenlijk hotel was.
De naam komt uit het Pali waarin "Nagara
Pathama" "eerste stad" betekent, en het wordt beschouwt als
Thailand's oudste stad. Vroeger lag het aan zee, en zo'n 1500 jaar geleden had
het al contact met Indiase culturen. Er zijn geschriften gevonden in een Zuid
Indiase taal uit de 7de eeuw. Het is ook de plek waar het Buddhisme het eerst
Thailand bereikt zou hebben, en de plek van de oudste Chedi. De Chedi is een
aantal keren verwoest, herbouwd en uitgebreid, en zou nu de grootste ter wereld
zijn. Met mijn timmermansoog had ik daar wel mijn twijfels bij.
Kanchanaburi
Kanchana betekent “gouden” in het Sanskrit en Hindi. De
stad is oorspronkelijk gebouwd als vestiging tegen Burmese invasies. Des te
ironischer dat het nu vooral bekend is vanwege de Burma spoorlijn, aangelegd
door dwangarbeiders en krijgsgevangenen in de tweede wereldoorlog, om het
Japanse leger in Burma te bevoorraden.
Een van de sleutel trajecten was de brug over de rivier de Kwai, tot icoon gemaakt in de legendarische film “Bridge over the River Kwai”. Nu bezoeken duizenden mensen per dag de brug. Het lijkt meer een foto-moment dan een geschiedenis-les. Misschien zijn daarvoor de oorlogsbegraafplaatsen en de locatie van de Hell Fire Pass meer geschikt.
Na Songkhla en Prachuap Khiri Khan, waar Japan Thailand
binnenviel, was het zo de derde plaats op deze reis met een nadrukkelijk WWII
verleden.
Vanuit Kanchanaburi is ook veel natuur te bezoeken,
watervallen, grotten, olifantenkampen en tijger tuinen. Er is zo een
toeristisch wijkje ontstaan waar backpackers mengen met mensen die Bangkok
ontvluchten voor het weekend. Ik zat een aantal dagen in een prettig
guesthouse, direct aan de rivier, met een paar goede restaurants binnen
handbereik.
Ook binnen handbereik nog een stukje wildlife: naast en
op de bamboe takken, die tussen de raft en de wal voor mijn veranda lagen, zat
een varaan. Eerst stak alleen een kopje uit het water. Toen een bovenlijf. Toen
klom-ie langzaam op de takken. Modderig zwart-donkergele vlekken. Hij keek even
rond en gleed langzaam terug het water in.
Het lijf was zo’n halve meter lang.
Bangkok
De naam Bangkok is misschien een samenstelling van “Ban”
(Thai voor "dorp aan een riviertje") en “Makok” (Spondias dulcis,
ambarella, kedondong, golden apple, golden plum - een plant die hier voorkomt).
Wat Arun, een van de belangrijkste tempels in de stad, heette vroeger ook Wat
Makok. De officiële Thaise naam voor de stad
is Krung Thep, wat “stad der engelen” betekent.
24 jaar geleden ontdekt: dat kleine steegje, Kasem San
Soi 1, bij Siam Square als alternatieve verblijfplaats, ver van backpackers
getto Ko San Road en van de beruchte uitgaanscentra als Patpong. Inmiddels is
Siam Square het knooppunt van de Skytrain en zijn de meeste eenvoudige
guesthouses in Soi 1 vervangen door middenklasse hotels. Maar het is nog steeds
een perfect gelegen en relatief rustig stukje Bangkok. Er aan komen lopen voelt
als thuiskomen.
Ik ontdek nog wat nieuwe plekjes in de buurt, en geniet
van de voetpad langs het kanaal, waar Bangkok nog een dorp is, in de schaduw
van de wolkenkrabbers.
Ik breng een bezoek aan de Erewan Shrine, het tempeltje
op de hoek van het Erewan gebouw was in de loop der jaren uitgegroeid tot een
van de populairste van de stad. Ook bij Chinese toeristen. Daarom was er vorig
jaar augustus een bomaanslag op gepleegd. Daar was niets meer van te zien, en
het was er zo mogelijk nog drukker dan vroeger. Talloze bezoekers verdringen
zich, bloemen worden over de ballustrade gehangen, offerandes gedaan, zoveel
wierrook aangestoken dat je ogen er van gingen tranen, en het gamelan orkest
met dansgroep dat je een lied kon laten spelen voor extra voorspoed. Dat alles
rondom een klein gouden beeldje met vier gezichten, meer Hindoeïstisch dan
Buddhistisch. Het was een fascinerend plekje, onder de skytrain, aan een drukke
kruising, tegelijk toeristische attractie en heiligdom, tegelijk hectisch en
devoot.
Iedere grote stad heeft tegenstellingen tussen arm en
rijk, mooi en lelijk, oud en nieuw. Maar het meest bijzondere aan Bangkok is
misschien wel dat temidden van drukte, ruimtegebrek, lawaai, luchtvervuiling en
chaos de sfeer gemoedelijk, ontspannen en vriendelijk is.
Zuid Thailand, 4-27 februari
Terug naar aflevering 1.