dinsdag 31 mei 2022

De Kapperszoon - Gerbrand Bakker - Boekbespreking

Als hoofdpersoon Simon met zijn opa op zoek gaat naar het monument ter nagedachtenis van de vliegramp op Tenerife in 1977, verdwalen ze op Westgaarde. Als we datzelfde willen doen, zijn we gewaarschuwd en beter voorbereid – dus dat zal ons niet overkomen! Toch?



Deel 1

In het boek is deze scene de opstap naar meer onderzoek door Simon. Simon’s vader kwam om bij die vliegramp, maar de omstandigheden roepen veel vragen op. Langzaam haalt Simon e.e.a. op. Wat is er ook al weer gebeurd? Waarom verschillen de ideeen daarover in Nederland, Spanje en de VS? Wat een schril contrast tussen de aandacht, nazorg en afhandeling van Tenerife-1977 en de MH17-ramp. Er worden wat mogelijke verklaringen gegeven voor de relatieve vergetelheid. Het was een andere tijd, meer van schouders eronder en doorgaan. De gebeurtenis werd ook overschaduwd door de treinkaping.


De Kapperszoon komt langzaam op gang. Eerst lijken het losse situaties die geschetst worden, maar samen beginnen ze een beeld te vormen van Simon, de zoon van een kapper. Een wat opzichzelf levende man. Die na jaren belangstelling krijgt voor wat er met zijn vader gebeurt is.

Net als Simon en zijn opa komen we terecht op het Chinese veld, keren om, zoeken naar een richtingaanwijzer. Een verschil is dat de heggen nu bijgeknipt zijn en alles er veel verzorgder bij ligt.

Deel 2

In deel twee gaan we terug in de tijd. Het is 1977. We lezen hoe Simon’s vader aan boord van het toestel terecht komt. We lezen de toedracht van het ongeluk. En we lezen een (niet geheel onverwachte) wending. Daarmee hebben we inmiddels een boeiende verhaallijn, tegen de informatieve achtergrond van een bijna vergeten ramp. De grootste vliegramp in de geschiedenis.

Deel 3

Terug naar het heden. Simon’s dagelijks leven kabbelt voor. We gaan nog een keer terug naar Tenerife 1977, om daar wel in grote stappen door de tijd te gaan. De 30-jarige herdenking in 2007 brengt de verhaallijnen even samen, maar dan buigen ze weer uit elkaar en stroomt het boek wel erg traag door. De verwikkelingen met “de schrijver” boeien niet. Als dan in het heden de lijnen weer samenvloeien, had dat wel met wat meer geknetter gemogen.

Toch is het een boeiend boek tegen de achtergrond van wellicht de meest vergeten gebeurtenis uit de moderne geschiedenis. Het is intrigerend en informatief, en geeft een mooi tijdbeeld van de jaren ’70.

Dat is ook het decenium dat Westgaarde is geopend. Toen buiten de stad, nu aan de rand ervan. Nog steeds ruim opgezet, en een heel mooi park voor de laatste rust. Als we eindelijk het monument gevonden hebben, zijn we met Simon eens dat het opmerkelijk eenvoudig en klein is. Hoe kunnen op zo’n kleine plek zoveel mensen liggen?

Terug thuis voeg ik de precieze plek toe aan Google-maps. Dat zou Simon ook geholpen hebben. Want op de informatieborden van Westgaarde is onduidelijk aan welk pad het monument ligt.



meer

Meer boekbesprekingen (o.a. William Dalrymple, Amitav Ghosh, Kader Abdolah, Dave Eggers).

woensdag 4 mei 2022

Tweede Wereldoorlog Op Het Gelderse Platteland (deel 1)

herinneringen van mijn moeder Toos van de Veen – van Goor
door Evelyn van de Veen

het begin

Het was een prachtige voorjaarsdag op 10 mei 1940. De zon scheen, het was warm. Mijn moeder Toos van Goor (toen 9 jaar) woonde met haar ouders en vier jaar oudere zus Dini op een boerderij net buiten Brummen. In Cortenoever, dat in een grote bocht van de IJssel ligt. De IJssel was van strategisch belang en de verwachting was dat er hevig zou worden gevochten. Dat betekende dat het gezin bij het uitbreken van de oorlog hun toevlucht zocht op landgoed het Hallse Hull bij Eerbeek, dat zo’n zeven kilometer westelijk en dus verder van de rivier lag. Alle vee en poezen bleven achter. Twee keer per dag fietste mijn grootvader terug naar de boerderij om de koeien te melken en alle dieren te voeren. Na vijf dagen was de strijd voorbij, en gingen ze terug naar huis. De poezen zaten ze op te wachten, op het grind voor de boerderij.

IJssellinie 1940
Foto: Vervaardiger Jansen Venneboer, Deelcollectie 2065 Fotocollectie Brummen, Fotonummer SZU002021400, Regionaal Archief Zutphen 

de bezetting

Als boerengezin met een gemengd bedrijf hadden ze geluk: altijd voldoende te eten. Maar daarvoor moest er wel veel stiekem gedaan worden. Stiekem een varken slachten, een deel van je geoogste graan achterover drukken. Snel werken, altijd iemand op de uitkijk. En stress als een NSB-buurman of een Duitser over de weg fietste.

Ook liepen ze altijd het risico dat hun paarden gevorderd zouden worden. Je paard afstaan, niet te weten hoe ze hem zouden behandelen, wat hem te wachten stond, was heel erg naar. De paarden waren onderdeel van het gezin, net als de hond en de poezen. En bovendien hadden ze de paarden zelf nodig om het land te bewerken.

Soms moesten ze onderdak verlenen aan Duitse soldaten. Meestal vriendelijke jongens met wie ze het beste konden communiceren door plat te praten: het Brummense dialect was voor de Duitsers makkelijker te verstaan dan standaard Nederlands.

Tegen het eind van de oorlog kwamen er evacuees in huis. Een mevrouw uit Arnhem die het boerenleven nogal beneden haar stand vond. Zo vond ze het zelfgebakken roggebrood dat het gezin at, niet lekker genoeg en ging ze naar een lokale bakker om zelf roggebrood te kopen. Tot de bakker – die ook boer was – op een dag de stal aan het uitmesten was toen de Arnhemse mevrouw langskwam en hij haar het roggebrood overhandigde zonder eerst z’n handen te wassen.

Ook uit Scheveningen kwamen evacuees. Na de oorlog ging mijn moeder daar logeren, wat diepe indruk maakte. Ze woonden vlak aan zee, aan de Gevers Deynootweg. Die straatnaam is ze nooit vergeten.

Kaart Brummen Cortenoever Zutphen 1940
Kaart: TopoTijdreis.nl

Na de lagere school ging mijn moeder naar de huishoudschool in Zutphen, die vanwege de oorlog in een tijdelijk onderkomen zat. Het laatste oorlogsjaar was het te gevaarlijk om naar school te gaan. De IJsselbrug in Zutphen was doelwit geworden van geallieerde bombardementen; daar wilde je niet meer in de buurt komen. Zo bleef ze een jaar lang thuis.

Ook in Brummen liep je risico en mijn moeder was steeds vaker bang. Zo waren er de V-1s, primitieve onbemande vliegende bommen die de Duitsers richting Londen schoten, maar die erg onbetrouwbaar waren en vaak zomaar ergens naar beneden kwamen.

Ook Engelse vliegtuigen stortten soms neer, al dan niet neergeschoten door Duits luchtafweergeschut. Een brandend vliegtuig op de boerderij met al het vee, of op de hooiberg vol droog en licht ontvlambaar hooi, dat was een schrikbeeld dat mijn moeder steeds voor ogen had.

Melken deed je toen nog met de hand, gewoon in de wei waar de koeien liepen. Mijn moeder kon het al sinds ze een jaar of zes was, en hielp graag mee. Maar in die laatste oorlogsperiode werd ook dat spannend. Zodra ze vliegtuigen aan zag of hoorde komen, rende ze met haar vader terug naar de boerderij.

Elke nacht waren er de Engelse bommenwerpers. Heen vlogen ze laag, en met een diepe brom, zwaar beladen met bommen bestemd voor het Roergebied. Terug vlogen ze hoger, en klonken ze anders. Tegen de zijmuur van de boerderij geleund, keek het gezin naar de rode gloed van de vuurstormen in de Duitse steden. Slapen konden ze toch niet.

de bevrijding

Huize Reuversweerd 1941

Ansicht: Huize Reuversweerd, Uitgever Boekhandel Caro (Brummen), Deelcollectie 2090 Fotocollectie Brummen verzameld door W. Reusink, Fotonummer 2090_0002_0035, Inventarisnummer 2, Regionaal Archief Zutphen 

Op 15 april 1945 is Brummen bevrijd. Een datum waar mijn moeder elk jaar bij stilstond. In de laatste oorlogsdagen werd er nog flink gevochten in de buurt en boerderijen gingen in vlammen op. Op 13 april werd de lokale landheer, baron van Sytzama, uit zijn landgoed Reuversweerd opgehaald en samen met zeven anderen gefusilleerd. Sindsdien bleef het grote huis onbewoond en zo heeft het tot voor kort langzaam staan vervallen. Mijn moeder en ik reden er wel eens langs. Een vreemd en triest gezicht.

en toen…

In vergelijking met vele anderen was het gezin Van Goor de oorlog goed doorgekomen. En toch heeft die periode diepe sporen achtergelaten. Als we logeerden op de boerderij, kwamen ’s avonds de verhalen naar boven over die nachten met de bommenwerpers en de brandende steden. Altijd is ze deze verhalen blijven vertellen, tot ze 76 jaar na het einde van de oorlog overleed.


Zie ook deel 2:  de oorlogsjaren van mijn vader.

zondag 1 mei 2022

Onrust in Thailand (1992)

Op het vliegveld van Bangkok hing een enorm vertrekbord. Het was zo’n 3x4 meter groot. Iedere vertrekkende vlucht stond op een regel, die bestond uit een aantal posities, die ieder 36 roterende flapjes hadden: alle letters en cijfers. Als de bovenste vlucht vertrokken was, ratelden alle posities om totdat de tweede vlucht er stond. Daarna ratelde die om en nam de derde vlucht de tweede positie in. En dat zo'n 20 keer. Tegen de tijd dat het klaar was, vertrok soms de bovenste vlucht alweer en begon alles opnieuw.

We brachten heel wat uren door onder dat bord. De politieke spanningen waren hoog opgelopen. Door hevige onlusten was het vliegveld afgesneden van de stad. De kerosine was bijna op. Zouden we nog weg kunnen komen?

Voorpagina van de Bangkok Post

30 jaar geleden maakte ik mijn allereerste reis naar Zuid-Oost Azië, naar Thailand. In grote lijnen was het plan via Bangkok naar het noorden te vliegen, over land langzaam af te zakken naar het zuiden, daar op een bounty-eiland te eindigen, en dan via Bangkok weer terug.

Chiang Mai

Chiang Mai was met een miljoen inwoners de tweede stad van het land en de ongekroonde hoofdstad van het noorden. De 'oude stad' (Muang) lag binnen een vierkant van ongeveer 1x1 kilometer, omgeven door de resten van stadsmuren en een gracht.

Tussen het oude centrum en de rivier liepen de grotere winkelstraten. Daar was overal het lawaai van het verkeer: een eindeloze stroom brommers,, tuk-tuk's (een soort over­dekte driewieler-brommers met twee-persoons-achter­bank, die als taxi dienst deden) en songtheaws (Japanse pickup-trucks, met twee banken dwars achterin, die als bus dienst deden).

Overal in het stille, stoffige, oude centrum en ook daarom­heen lagen tientallen tempels (Wats). Meestal achter muren gelegen, dus meteen rustiger dan de straat. Ze waren vaak wat verwaar­loosd, hadden klokvormige stupa's, puntdaken en mozaiek­versieringen, soms verguld of met resten daarvan. Ze waren soms verlaten en soms nog in gebruik, dan schuifelden daar de monniken rond met kaalgeschoren hoofd en een oranje gewaad omgeslagen. Die kwam je ook in het gewone straatbeeld geregeld tegen, ze zaten dan b.v. in de cabine van de songtheaw.

Richting rivier was de Night Bazaar, een grote markt met 1001 kraam­pjes met spul­len uit de wijde omgeving. Kleding, souvenirs, hebbedin­getjes, raritei­ten, spelletjes: eigen­lijk leek hier alles te koop. 

En overal de Thai: teruglachend als je ze toelachte, je met rust latend als jij hen met rust liet, altijd gemoedelijk en met een innerlijke rust die er soms zichtbaar uitstraalde.

Na een paar dagen was een feestdag. Het was 46 jaar geleden dat koning Bhumibhol gekroond was. De koning werd door de Thai als een halfgod vereerd, zijn daden en gedachten (weergegeven in boeken en muziek) werden breed uitgemeten, en kritiek zou onvoorstel­baar zijn. Maar het waren roeri­ge tijden in zijn koninkrijk. Iedere dag waren er op het plein bij de oostelijke stadspoort (Tha Phae) demonstraties tegen de semimilitaire regering, en ook in Bangkok was het onrus­tig, zo lazen we in de Engelstalige kranten.

Voor het avondeten werd al gauw onze favoriete bestemming­ AUM, een klein vegetarisch restaurant, gedomineerd door een foto van Sai Baba. Beneden drie kleine formica tafeltjes, boven kussens voor wie op de grond zittend wilde eten (schoenen uit). Heel eenvoudig allemaal, maar van geweldige kwaliteit en bijzonder vriendelijke mensen.

Verder kwamen we geregeld bij Daret, een groot restaurant met buiten onder de bomen alle­maal houten banken en tafels met rood-wit-geblok­te kleedjes. Het was het centrum van de rondtrekken­de back­packers, en had ook prima eten.

Op ’n zaterdagavond gingen we kijken bij een rijtje andersoortige uitgaans­gelegenheden. Aan de bar of op het halfopen terras bestelde je een biertje (Singha). Er hingen wat Thaise jongedames aan de bar. Die kwamen dan een praatje met je maken en schonken je glas bier weer vol. Dan vroegen ze om een drankje dat limonade was maar evenveel kostte als dure whisky. Het publiek bestond vooral uit iets oudere mannen en/of ze hadden nog al eens wat op en/of ze waren nogal dik en onaantrekkelijk. Het was dan ook niet raar dat de dames er een voorkeur voor hadden om een praatje met M en mij te komen maken.

Conversaties gingen in tamelijk gebroken Engels, waarbij wij uiteindelijk ook een vereenvoudigd vocabulaire en zinsbouw gingen hanteren. Wat het ook niet gemakkelijk maakte was dat de Thai geen besef van tijd in hun taal leken te kunnen leggen: nooit was het duidelijk (te maken) of iets waar je het over had in de toekomst of in het verleden was. Misschien was dat kenmerkend voor hun levenshouding: het heden is de werkelijkheid. Terug- en vooruit kijken werd niet zoveel gedaan als in het westen.

De Golden Triangle

Maandag stonden we al om zes uur op, tegelijk met de zon, voor een dagtocht naar het noordelijkste puntje van Thailand. Die streek was berucht omdat het eens het wereldcentrum van de opium­teelt was. Nu was het vooral het drie-landen-punt dat toeristen trok. Er had zich dan ook een hele rij stalletjes met eten (inclusief onze lunch) en souvenirs langs de weg gevormd, en kinderen in klederdracht lieten zich voor tien baht fotograferen.

Op de achtergrond lag magistraal breed en indrukwekkend de Mekong, een van de mach­tigste rivieren ter wereld. Modderbruin stromend. Aan de overkant de oevers van Laos, en iets verderop achter een zijtak die van Myanmar (Birma). Een tiental meters onder ons lagen kleine smalle bootjes afge­meerd. Zo nu en dan kwam er een langs met een oorverdovend geknetter van de mo­tor - ze konden behoorlijk hard.

Over een zandweg waar ons busje nog maar net doorheen kon ploegen ging het naar de volgende stop, het grensplaatsje Mae Sai. De grens werd hier gevormd door een klein, smal riviertje. Je kon de brug over, en zelfs een paar stappen voorbij de slagbomen doen, zodat we daadwerkelijk voet op Birmees grond­gebied hadden gezet, maar echt erin kon je hier als buiten­lander niet. Voor de grensbewoners was het wel mogelijk te voet over te steken, hetgeen een gestage stroom in beide richtingen opleverde. Blijkbaar werd er heel wat afge­handeld. In Mae Sai waren ook veel stalletjes en winkel­tjes, en was het een drukte van belang.

De bergen waar we langs reden, waren geografisch gezien de uitlopers van het Himalaya-gebergte.

Op de terugweg stopten we laat in de middag nog in twee 'hill­tribe villages', dorpen van bergbewoners. Dit waren etnisch andere bevolkingsgroepen, en ook de toch al beperkte economische groei van de rest van Thailand leek aan ze voorbij gegaan te zijn (behalve voor degenen die het toerisme ontdekt hadden). Het zag er wel heel armoedig uit: onverharde zandwe­gen, houten hutjes, wat schar­relende kippen, kinderen die blootsvoets en in een versleten jurkje of t-shirt om tien baht kwamen vragen.

Sukhothai

We vonden het zo leuk in Chiang Mai, met z'n ont­span­nen sfeer en de vele mogelijkheden voor uitstapjes, dat we er langer bleven han­gen dan de bedoeling was. Maar vandaag gingen we dan eindelijk over tot ons oorspronkelijke plan: een etappe naar het zuiden, 5 uur per bus naar Sukhothai.

Sukhothai was heel wat armoediger, minder toeristisch en minder aan westerse invloeden blootgesteld dan Chiang Mai. De meeste mensen die de ruïnes bezochten van deze oude Thaise hoofdstad deden dat vanuit het verderop gelegen Phitsunalok. Er hing hier ook weer een stille, verzengende hitte.

De volgende ochtend huurden we een tuk-tuk met chauffeur, die ons een paar uur rond kon rijden. Dat voerde ons door een bijzonder mooi, uitgestrekt gebied vol met ruïnes en soms gedeeltelijk gerestaureerde resten van tempels, paleizen, lelie-vijvers, beelden van buddha's en olifanten, ... Teveel om te bevatten. Een complete stad had hier ooit in volle glorie gestaan. En nu alleen nog die resten tussen de open weides, een paar mensen die er rondkeken, verder was het absoluut stil en verlaten. Tussen de stenen resten was het trouwens ook knap heet.

Terug naar 'nieuw' Sukhothai. Ons hotel had voor die nacht geen plaats. Verhuizen naar een ander? Tja, eigenlijk hadden we het hier ook wel gezien. Versneld de volgende etappe naar het zuiden? ... Of-eh...? Toch maar terug naar Chiang Mai? We keken elkaar nog eens aan, en dat laatste werd het. Op naar het busstation.

Bangkok

We waren zolang in het noorden van Thailand blijven hangen, dat we uiteindelijk het vliegtuig naar Bangkok namen. Toen was Don Muang nog het enige vliegveld van Bangkok, de international en domestic terminal lagen een kilometer van elkaar. In de aankomsthal leek het alsof je alleen dure limousi­nes de stad in kon nemen. Uiteindelijk kwamen we er achter dat er ook een stadsbus was, die stopte langs de achtbaans snelweg die voor de terminal langsliep. In het steeds drukker wordende verkeer schoot de bus niet echt op, maar na ruim een uur kwamen we uit op Siam Square, de wijk die we hadden uitgekozen om een hotel te zoeken. Niet de allergoedkoopste buurt, en een beetje tussen het centrum en de zaken- en uitgaanswijk in.

In het steegje zat een flink aanbod aan hotels. Die vooraan waren wat te duur, die in het midden te armoedig, maar de laatste achterin, Wendy's, was prima: modern en schoon en koel.

Siam Square zou altijd mijn favoriete buurt van Bangkok blijven. Met de komst van de Skytrain, waarvan het centrale overstappunt ook op Siam Square ligt, is het alleen maar aantrekkelijker geworden als uitvalsbasis.

We namen een kijkje in MBK, het grote warenhuis aan Siam Square. (Later zou nog een hele rij nog veel luxere warenhuizen langs Siam Square verschijnen.)

De voetganger-fly-overs kwamen ook in het complex uit, en dwongen je niet alleen er doorheen te lopen, maar waren ook zo verdekt opgesteld dat je er bijna zeker moest verdwalen. Het bestond uit grote, dure zaken, en lange gangen met kleine winkeltjes met alles wat je je maar voor kon stellen. We gingen eten bij de foodmarket op de bovenste verdieping van het warenhuis. Dat bestond uit een heleboel kleine eetkraampjes, waaronder een paar vegetarische met verrukkelijk eten. Vreemd dat zoiets wat je eigenlijk buiten verwacht, boven in een groot gebouw zit. Ook een mooi uitzicht over de skyline van Bang­kok.

Het was een benauwde, drukkende, hete, vieze, lawaaierige, grote stad. Zo'n tien miljoen inwoners. Brede straten met zes banen voortrazend of vastgelopen verkeer. Over­steken lukte soms niet eens, en dan moest je gebruik maken van een van de vele voetgangers­bruggen. Op hoge betonnen pijlers werd een stelsel van tol­/snelwegen aangelegd.

‘s Avonds wandelden we naar Patpong, het uitgaanscentrum. Het ging er hier allemaal heel wat minder onschuldig aan toe dan in Chiang Mai. Veel meer lawaai, reclame en mensen die je probeer­den naar binnen te lokken. Hier dat twijfelachtige ver­schijnsel van go-go-danseressen: meis­jes in badpak die in discolicht op de bar dansten.

Naar het centrum. Eerst een tempel met een massief gouden buddha-beeld. Toen een lange wandeling door China­town, met soms hele smalle straatjes helemaal volgestouwd met marktkraampjes met allerlei soorten groente en vis. Alleen zagen we nergens een restau­rant dat open was, en bij de stalletjes op straat leek het niet te lukken iets vegetarisch te krijgen. Nou ja, uit­eindelijk toch een hapje rijst.

Aan het eind van wat een doodlopende straat leek, kon je door een soort poortje en kwam je bij de halte van de rivierboot, die als een soort bus de Chao Praya afvoer. Zo zigzagden we van de ene naar de andere oever, met schitterend uitzicht op het rivierleven, boten en gebouwen langs de oever.

Van waar we uitstapten wandelden we door de wijk met de low-budget-hotelletjes, daar ook ergens een dikke pannenkoek gege­ten en wat van de speciale sfeer geproefd die in zo'n wijk hing. Khao San Road was niet voor ons.

Ook de volgende dag namen we de bus (Skytrain/BTS en metro bestonden nog niet) richting centrum. We wandelden voorbij het Democracy Monument langs een veld waar ook weer allerlei demon­straties gehouden werden. Richting koninklijk paleis, maar we mochten er niet in omdat we een korte broek aanhadden. Overigens hadden er wat hande­laren daarop ingespeeld want er tegen­over kon je lange broeken kopen. Maar wij zagen dus alleen de witte buitenmuren met kantelen.

Naar Wat Po, een groot kloostercom­plex met allerlei fraaie, deels vervallen deels gerestoreerde stupa's. En met de gigantische liggende buddha: wel vijftig meter lang, en ver­guld. Verder was er op het kloosterterrein een school in tradi­tionele Thaise massage, waar je zowel les kon nemen als een behandeling ondergaan. In een zaal lagen zo'n dertig matrassen naast elkaar. Je moest je voeten wassen en een wijde katoenen shirt en broek aandoen. Behalve hun handen, gebruikten ze ook benen en voeten om je in allerlei houdingen te wringen. Behalve je spieren werden ook je ingewanden en bloed­banen bewerkt. Van je armen en benen werd een minuutje de bloedtoevoer dichtgekne­pen...

Als je het wat beter leerde kennen, zag je door het hectische, drukke, zweterige Bangkok toch een stad met een heel eigen sfeer, charme en zelfs rust.

In de Engelstalige kranten volgden we een beetje de ontwikke­lingen. De spanning leek steeds verder op te lopen. Voor het weekend waren door de oppositie grote demonstraties aangekon­digd, die door de regering verboden waren. De toon werd grimmiger. Het leek ons tijd deze stad te verlaten.

iVisa.com

Phuket

Met het vliegtuig naar Phuket. Een groot eiland in het zuiden van Thailand, aan de Indische (west) kant.

Phuket-stad was een echt provinciestadje, met winkeltjes en veel verkeer. Maar voor toeristen was er eigenlijk niets. Die zaten allemaal aan de verschillende stranden die het eiland had.

Zondag besloten we ook naar de kust te verhuizen. Achter de markt vertrokken de bussen naar alle hoeken van het eiland. De onze was een wat grotere maat vrachtauto, waar achterin in de lengte vier lange banken stonden, waar zo'n vijftig mensen in konden. Daarmee reden we naar Patong Beach, een van de oudere 'resorts'. Intussen werden nieuwe stranden tot ontwikkeling gebracht, die ieder op hun eigen publiek mikten (meer sjiek, meer sportief, etc.).

Patong lag in de kromming van een baai. De hoofdweg liep evenwijdig met het strand. Links en rechts liepen de beboste uitlopers van de heuvels de zee in. Aan het eind werd het strand doorstoken door een klein riviertje, en wadend kon je er nog net voorbij. Of net niet, en moesten we over de oude omhooglopende brug? Aan het strand wat palmbomen die zorgden voor wat schaduw, die meer dan welkom was hier onder de bran­dende zon aan het water. Die zon had ons nog even op het verkeerde been gezet kwa oriëntatie: we waren een tijdje de richting kwijt, tot we ons realiseerden dat we onder de kreeft-keerkring zaten, en de zon nu in het noorden stond!

Hoewel het strand er bijna uitgestorven bij lag, probeerde toch menigeen er een handeltje te drijven. Voortdurend kwamen mensen langslopen om je strandstoelen, gekoelde drank of excursies te verkopen. Je kon op het strand een traditionele massage krijgen, of sportief doen met waterskiën, waterscooters en hanggliders. Met dat laatste maakte nog iemand een akelige smak bij het neerkomen.

Intussen volgden we nauwlettend het nieuws. De demonstratie bij het Democracy Monument in Bangkok was helemaal uit de hand gelopen. Bij schietpar­tijen door het leger waren honderden doden gevallen, en de chaos was compleet. Toen we dinsdag lazen dat door de stagne­rende aan­voer de kerosine-voorraad op het vliegveld van Bang­kok nog maar voor twee dagen toereikend was, besloten we de volgende dag te vertrekken. Bellen met het KLM-kantoor in Bangkok lukte niet meer (!?).

Einde

Hoewel het vliegtuig naar Amsterdam pas na middernacht vertrok, wilden we geen risico lopen door met de laatste vlucht uit Phuket te vertrekken, dus gingen we midden op de dag, na een laatste ochtendblik op het strand, naar Phuket-airport. Daar haalden we nog net de vlucht van twee uur, zodat we al om drie uur 's middags op het vliegveld van Bang­kok waren - terwijl de KLM om half twee 's nachts pas zou vertrekken. Eerst eens informeren in het KLM-kantoor. Daar hoorden we dat de medewerkers uit veiligheidsoverwegingen al een paar dagen op het vliegveld waren gebleven, en dat intus­sen ook geen ver­keer meer mogelijk was tussen stad en vlieg­veld.

Het lange wachten kon beginnen. Eerst eens een tijdje zitten. Dan eens een wandeling door de grote, overvolle vertrekhal. Dan weer even zitten. Dan eens even naar buiten over snelweg en spoorbaan, waar in de drukkende hitte een kleine markt en wat winkeltjes waren naast het station met houten overkappingen. Dan weer even zitten. Dan eens een hapje in het cafeta­ria. Dan weer even zitten. Dan weer een tijdje languit in een stille gang op de koude vloer. Dan weer zittend op de rijen kuip­stoeltjes voor het grote vertrekbord, waar ratelend de nieuwe vluchten verschenen. 's Avonds een heleboel naar Europa die we allemaal zagen vertrek­ken omdat KLM de laatste in de rij zou zijn.

Dan, om middernacht: grote opwinding! Op de monitoren in de vertrekhal werd overgeschakeld naar een live-toespraak die de koning gaf. Alle Thai renden van achter hun balies vandaan om zich te verdringen voor het scherm. De koning, hier ver boven de partijen staand, had uiteindelijk besloten in te grijpen en de rege­rings- en oppositie-leider bij zich geroepen. Naar Thais gebruik (je hoofd moet áltijd lager zijn dan dat van de koning) knielden ze aan zijn voeten. Hij droeg ze op elkaar een hand te geven en maande hen tot ver­zoening. En daarmee leek het ergste bloed­vergieten tenmin­ste voorlopig te stoppen.

v.l.n.r. Chamlong Srimuang, Generaal Suchinda Kraprayoon, Koning Bhumibhol

Precies op dat moment moesten wij door de douane en naar de gate voor onze vlucht terug naar Amsterdam.

Ik zou in de volgende 30 jaar nog zo’n 15 keer teruggaan naar Thailand, en ook meermalen naar 6 van de buurlanden. Mijn favoriete regio was eerst het noorden, later het noordoosten, en nu het zuiden en Bangkok. Lees hier meer Thailand-blogs.

In diezelfde 30 jaar zijn er vaker onlusten en massale demonstraties geweest, en diverse coups door het leger.