zaterdag 15 januari 2005

De kollam

Een staaltje van Indiase netwerken. Alles gaat via via, en iedereen pikt een graantje mee. Soms direct in roepies, soms indirect in een tegengunst. Het is niet eens altijd slecht bedoeld. Maar om niet uit het netwerk te vallen, zal zelden iemand je een adres geven waar je iets kunt krijgen, liever "regelen" ze het voor je door als tussenpersoon op te treden. Het netwerk is soms een vangnet, dat je kan helpen in moeilijke tijden, maar ook een spinnenweb waarin je verstrikt raakt, en niet uit kunt ontsnappen. Je wordt niet verondersteld iets buiten je netwerk om te regelen, dat via je netwerk had gekund.

In Zuid India is het gebruikelijk dat de vrouw des huizes 's ochtends vroeg buiten de stoep schoonveegt, wat water sprenkelt en met wit poeder een kollam maakt: een patroon dat abstract of van bloemen o.i.d. kan zijn. Over de betekenis lopen de meningen uiteen: om bezoekers welkom te heten of om voorspoed en rijkdom naar het huis te brengen. Wij wilden ook een kollam. Zondag had ik aan onze huisbaas, mr Shyam, gevraagd of de vrouw die voor de deur van zijn guesthouse de kollam maakte, dat ook bij ons kon doen. Ja hoor, hij zou het regelen. Oh ja, de prijs was 150 rs per maand. Veel te veel natuurlijk. Meteen bedacht ik, dat ik het niet aan hem had moeten vragen. Maar gedaan is gedaan.

Maandag gebeurde er niets op onze stoep – blijkbaar had hij nog niets geregeld. Dinsdag was ik vroeg op, en kon zodoende rechtstreeks aan de vrouw vragen of ze ook bij ons de kollam wilde maken. Dat kon met gebarentaal gemakkelijk geregeld worden, maar om de prijs af te maken had ze hulp nodig van de yoga-leraar van boven. 200 roepies, zei hij. Van wie die absurde prijs kwam, wist ik niet, maar ik gebaarde dat dat veel te veel was en het dan ophield. Toen de yoga-leraar weer vertrokken was, gebaarde de vrouw, dat ze het wel voor 100 roepies wilde doen. Ik betaalde, en meteen ging ze aan de slag met bezem, water en poeder van mr Shyam.

Onze kollam

Later die dag vroeg mr Shyam quasi-nonchalant of ik zelf e.e.a. geregeld had, en wat ik betaalde, en of ik het poeder ook gekocht had...

Het ging natuurlijk om het feit dat hij gepasseerd was, maar het poeder was een mooie aanleiding om het op te spelen. Woensdagochtend werd er zowel bij het guesthouse als bij ons wel geveegd maar geen kollam gemaakt. Mr Shyam was "vergeten" zijn bakje poeder buiten te zetten. Daarmee het bewijs vergarend dat zijn poeder bij ons gebruikt werd. De vrouw zei dat als ik haar 10 roepies gaf, ze voor ons ons eigen poeder kon kopen en bij ons neerzetten – dat was toch veel beter...

Maar de straf voor het buiten mr Shyam om regelen bleek nog zwaarder te zijn dan één dag geen kollam. Donderdag was zowel voor zijn guesthouse als onze deur niets gedaan. De vrouw kwam niet meer opdagen. Bezorgd vroeg mr Shyam of ik haar toch niet vooruitbetaald had...? Oh jee, want het kon toch gebeuren dat "dit soort mensen" ineens niet meer kwamen opdagen. Er was niet de geringste twijfel dat haar niet meer opdagen kwam omdat mr Shyam boos op haar was omdat ze zijn poeder "gestolen" had...

Ik liet me ook niet kennen en weigerde aan mr Shyam te vragen waar de vrouw en mijn 110 roepies gebleven waren...

(Tiruvannamalai, jan.04)

zondag 2 januari 2005

De bedelnap



De spiritualiteit van de berg Arunachala trekt vele Sadhu's aan. Sadhu's zijn oude mannen die afstand gedaan hebben van het wereldse, en met enkel een oranje omslagdoek, een wandelstok en een bedelnap van heilige stad naar heilige stad trekken. Maar omdat rond Arunachala ook royaal gegeven wordt, bevinden zich onder de Sadhu's een aantal bedelaars, die de Sadhu-look hebben aangenomen als het uniform dat bij hun werk (bedelen) past. Op een goede dag halen ze 250 roepies op - meer dan een gemiddeld dagloon. 

Op een avond was ik boodschappen aan het doen. Ik had net fruit voor het ontbijt gekocht. Langs de weg stond een Sadhu met een bedelnap, zo groot als een fruitschaal, rond en diep. Hij liep achter me aan en riep me na. Ik besloot een banaan in de bedelnap te doen. De oude man, waarschijnlijk bijziend, hield de nap bijna tegen zijn gezicht om te zien wat er nu weer in zijn kom lag, en trok een heel vies gezicht toen hij de banaan herkende. 

Toen ik terugkwam van brood kopen, had hij een muntje in zijn bedelnap, om te voorkomen dat mensen hem "per ongeluk" nog meer in natura zouden geven. Ik verwachtte iedere dag een Sadhu met een draagbaar credit-card-afreken-apparaat te zien.

Op een dag zat ik in de bus, toen een Sadhu instapte. Oranje hoofddoek, omslagdoek en lungi. Alles oud en vaal. Om zijn hals vijftien kettingen met gebedskralen. Hij nam plaats op de bank voor me. En daar deed zich een onverwachte transformatie voor. Eerst verdwenen de kettingen. Toen de omslagdoek, waaronder een net blauw overhemd bleek te zitten. En toen werd, nogal moeizaam omdat de plaatsen in de Indiase bussen niet zo ruim zijn, de oranje lungi afgedaan en vervangen door een blauwe. Alle oranje kleren werden in een tas gestouwd, en ineens zat een Indier als zovele anderen op de bank voor me. Deze man was klaar met zijn werk en kleede zich onderweg naar huis om!

Tiruvannamalai (TN), november 2003

zaterdag 1 januari 2005

Shiva's toorn

De spiritualiteit van de berg Arunachala trekt vele mensen aan die op zoek zijn naar zichzelf. Sommigen zijn daarbij zo in zichzelf gekeerd, dat ze je op straat niet aankijken of groeten. Sommigen zijn zo enthousiast over de weg of de guru die ze gevonden hebben, dat ze er vol vuur en onophoudelijk over praten, en je niet weet hoe je van ze af moet komen. Sommigen zijn zo in de war geraakt dat je denkt in de tuin van een inrichting te lopen. Een van hen is een Fransman die zich "Shiva" noemt. (Shiva is de Hindu-god van schepping en vernietiging.) Deze Shiva had al zijn aardse bezittingen verbrand en had nu nog twee vaalbruine lappen ter grootte van een boerenzakdoek. De ene had hij op zijn hoofd geknoopt, de andere om zijn geslachtsdelen, die daarmee nauwelijks aan ieders blik werden onttrokken. Over zijn hele (en ik bedoel héle) lichaam was hij egaal vaalbruin gekleurd door de zon. Vaak stond hij langs de kant van de weg, een beetje met zijn voeten te schuifelen, als een atleet die zijn passen moet aftellen voor de sprong. Deed een of twee stappen naar voren, en dan terug naar zijn startpositie. Al snel werd het een vertrouwd gezicht.

Na een paar dagen sprak hij me aan en vertelde een warrig verhaal over zijn Guru die een van de vele volgelingen van Ramana was geweest en dat hij sinds vijf jaar hier was en dat hij dacht nooit meer weg te gaan. De keer daarop kwam hij doelgericht op me af en vroeg zonder omhaal om 60 roepies. Nu gaf ik sowieso niet zo vaak aan bedelaars, en als ik het al deed enkel een paar roepies aan oude of gehandicapte Indiërs, zeker niet aan gezonde jonge Europeanen. Toen ik hem dus weigerde, zei hij eerst nog dat het OK was, dat hij weliswaar niet begreep waarom ik niets gaf, maar het was OK. Hij mompelde nog wat over het niet begrijpen, en ik wenste hem verder good luck. Daarop barstte hij los: "I am Shiva, the center of the universe. Yóu don't wish mé good luck; it's up to mé to wish yóu good luck." en met een eindeloze stroom Franse scheldwoorden liep hij weg.

Later die dag dronk ik koffie in ons vertrouwde café; Shiva stond even verderop zijn stappen te oefenen. Ik liet me niet door zijn aanwezigheid wegdrukken en we keken elkaar niet aan. Maar na een tijdje brak het ijs. "Hi", riep hij me toe, "sorry voor vanochtend, sorry, ik wist niet wat ik deed" en gesticuleerde verontschuldigend het gebaar van onwetendheid. Ik verbeet me om niet te zeggen "ach, we zijn allemaal maar mensen".

Ik hoopte dat daarmee de zaak uit de wereld was. Maar nu kwam hij naar me toe en overlaadde me met citaten van Guru's en de verzekering dat ook voor mij alles goed zou komen als ik zijn voorbeeld zou volgen. Terwijl hij me zo bezighield dat ik nauwelijks een slok koffie kon nemen, waren andere koffiedrinkers druk bezig overal naar te kijken behalve naar die ene zakdoek die voor hun ogen bungelde…

(Tiruvannamalai, okt.03)