Op het vliegveld van Bangkok hing
een enorm vertrekbord. Het was zo’n 3x4 meter groot. Iedere vertrekkende vlucht
stond op een regel, die bestond uit een aantal posities, die ieder 36 roterende
flapjes hadden: alle letters en cijfers. Als de bovenste vlucht vertrokken was,
ratelden alle posities om totdat de tweede vlucht er stond. Daarna ratelde die
om en nam de derde vlucht de tweede positie in. En dat zo'n 20 keer. Tegen de
tijd dat het klaar was, vertrok soms de bovenste vlucht alweer en begon alles
opnieuw.
We brachten heel wat uren door
onder dat bord. De politieke spanningen waren hoog opgelopen. Door hevige onlusten
was het vliegveld afgesneden van de stad. De kerosine was bijna op. Zouden we
nog weg kunnen komen?
|
Voorpagina van de Bangkok Post |
30 jaar geleden maakte ik mijn
allereerste reis naar Zuid-Oost Azië, naar Thailand. In grote lijnen was het
plan via Bangkok naar het noorden te vliegen, over land langzaam af te zakken
naar het zuiden, daar op een bounty-eiland te eindigen, en dan via Bangkok weer
terug.
Chiang Mai
Chiang Mai was met een miljoen
inwoners de tweede stad van het land en de ongekroonde hoofdstad van het
noorden. De 'oude stad' (Muang) lag binnen een vierkant van ongeveer 1x1
kilometer, omgeven door de resten van stadsmuren en een gracht.
Tussen het oude centrum en de
rivier liepen de grotere winkelstraten. Daar was overal het lawaai van het
verkeer: een eindeloze stroom brommers,, tuk-tuk's (een soort overdekte
driewieler-brommers met twee-persoons-achterbank, die als taxi dienst deden) en
songtheaws (Japanse pickup-trucks, met twee banken dwars achterin, die als
bus dienst deden).
Overal in het stille, stoffige,
oude centrum en ook daaromheen lagen tientallen tempels (Wats). Meestal
achter muren gelegen, dus meteen rustiger dan de straat. Ze waren vaak wat
verwaarloosd, hadden klokvormige stupa's, puntdaken en mozaiekversieringen,
soms verguld of met resten daarvan. Ze waren soms verlaten en soms nog in
gebruik, dan schuifelden daar de monniken rond met kaalgeschoren hoofd en een
oranje gewaad omgeslagen. Die kwam je ook in het gewone straatbeeld geregeld
tegen, ze zaten dan b.v. in de cabine van de songtheaw.
Richting rivier was de Night
Bazaar, een grote markt met 1001 kraampjes met spullen uit de wijde omgeving.
Kleding, souvenirs, hebbedingetjes, rariteiten, spelletjes: eigenlijk leek
hier alles te koop.
En overal de Thai: teruglachend als
je ze toelachte, je met rust latend als jij hen met rust liet, altijd
gemoedelijk en met een innerlijke rust die er soms zichtbaar uitstraalde.
Na een paar dagen was een feestdag.
Het was 46 jaar geleden dat koning Bhumibhol gekroond was. De koning werd door
de Thai als een halfgod vereerd, zijn daden en gedachten (weergegeven in boeken
en muziek) werden breed uitgemeten, en kritiek zou onvoorstelbaar zijn. Maar
het waren roerige tijden in zijn koninkrijk. Iedere dag waren er op het plein
bij de oostelijke stadspoort (Tha Phae) demonstraties tegen de semimilitaire
regering, en ook in Bangkok was het onrustig, zo lazen we in de Engelstalige
kranten.
Voor het avondeten werd al gauw
onze favoriete bestemming AUM, een klein vegetarisch restaurant, gedomineerd
door een foto van Sai Baba. Beneden drie kleine formica tafeltjes, boven
kussens voor wie op de grond zittend wilde eten (schoenen uit). Heel eenvoudig
allemaal, maar van geweldige kwaliteit en bijzonder vriendelijke mensen.
Verder kwamen we geregeld bij
Daret, een groot restaurant met buiten onder de bomen allemaal houten banken
en tafels met rood-wit-geblokte kleedjes. Het was het centrum van de
rondtrekkende backpackers, en had ook prima eten.
Op ’n zaterdagavond gingen we
kijken bij een rijtje andersoortige uitgaansgelegenheden. Aan de bar of op het
halfopen terras bestelde je een biertje (Singha). Er hingen wat Thaise
jongedames aan de bar. Die kwamen dan een praatje met je maken en schonken je
glas bier weer vol. Dan vroegen ze om een drankje dat limonade was maar
evenveel kostte als dure whisky. Het publiek bestond vooral uit iets oudere
mannen en/of ze hadden nog al eens wat op en/of ze waren nogal dik en
onaantrekkelijk. Het was dan ook niet raar dat de dames er een voorkeur voor
hadden om een praatje met M en mij te komen maken.
Conversaties gingen in tamelijk
gebroken Engels, waarbij wij uiteindelijk ook een vereenvoudigd vocabulaire en
zinsbouw gingen hanteren. Wat het ook niet gemakkelijk maakte was dat de Thai
geen besef van tijd in hun taal leken te kunnen leggen: nooit was het duidelijk
(te maken) of iets waar je het over had in de toekomst of in het verleden was.
Misschien was dat kenmerkend voor hun levenshouding: het heden is de
werkelijkheid. Terug- en vooruit kijken werd niet zoveel gedaan als in het
westen.
De Golden Triangle
Maandag stonden we al om zes uur
op, tegelijk met de zon, voor een dagtocht naar het noordelijkste puntje van
Thailand. Die streek was berucht omdat het eens het wereldcentrum van de opiumteelt
was. Nu was het vooral het drie-landen-punt dat toeristen trok. Er had zich
dan ook een hele rij stalletjes met eten (inclusief onze lunch) en souvenirs
langs de weg gevormd, en kinderen in klederdracht lieten zich voor tien baht
fotograferen.
Op de achtergrond lag magistraal
breed en indrukwekkend de Mekong, een van de machtigste rivieren ter wereld.
Modderbruin stromend. Aan de overkant de oevers van Laos, en iets verderop
achter een zijtak die van Myanmar (Birma). Een tiental meters onder ons lagen
kleine smalle bootjes afgemeerd. Zo nu en dan kwam er een langs met een
oorverdovend geknetter van de motor - ze konden behoorlijk hard.
Over een zandweg waar ons busje nog
maar net doorheen kon ploegen ging het naar de volgende stop, het grensplaatsje
Mae Sai. De grens werd hier gevormd door een klein, smal riviertje. Je kon de
brug over, en zelfs een paar stappen voorbij de slagbomen doen, zodat we
daadwerkelijk voet op Birmees grondgebied hadden gezet, maar echt erin kon je
hier als buitenlander niet. Voor de grensbewoners was het wel mogelijk te voet
over te steken, hetgeen een gestage stroom in beide richtingen opleverde. Blijkbaar
werd er heel wat afgehandeld. In Mae Sai waren ook veel stalletjes en winkeltjes,
en was het een drukte van belang.
De bergen waar we langs reden,
waren geografisch gezien de uitlopers van het Himalaya-gebergte.
Op de terugweg stopten we laat in
de middag nog in twee 'hilltribe villages', dorpen van bergbewoners.
Dit waren etnisch andere bevolkingsgroepen, en ook de toch al beperkte
economische groei van de rest van Thailand leek aan ze voorbij gegaan te zijn
(behalve voor degenen die het toerisme ontdekt hadden). Het zag er wel heel
armoedig uit: onverharde zandwegen, houten hutjes, wat scharrelende kippen,
kinderen die blootsvoets en in een versleten jurkje of t-shirt om tien baht
kwamen vragen.
Sukhothai
We vonden het zo leuk in Chiang
Mai, met z'n ontspannen sfeer en de vele mogelijkheden voor uitstapjes, dat we er langer bleven hangen dan de
bedoeling was. Maar vandaag gingen we dan eindelijk over tot ons
oorspronkelijke plan: een etappe naar het zuiden, 5 uur per bus naar Sukhothai.
Sukhothai was heel wat armoediger,
minder toeristisch en minder aan westerse invloeden blootgesteld dan Chiang
Mai. De meeste mensen die de ruïnes bezochten van deze oude Thaise hoofdstad
deden dat vanuit het verderop gelegen Phitsunalok. Er hing hier ook weer een
stille, verzengende hitte.
De volgende ochtend huurden we een
tuk-tuk met chauffeur, die ons een paar uur rond kon rijden. Dat voerde ons door een bijzonder
mooi, uitgestrekt gebied vol met ruïnes en soms gedeeltelijk gerestaureerde resten
van tempels, paleizen, lelie-vijvers, beelden van buddha's en olifanten, ...
Teveel om te bevatten. Een complete stad had hier ooit in volle glorie gestaan.
En nu alleen nog die resten tussen de open weides, een paar mensen die er
rondkeken, verder was het absoluut stil en verlaten. Tussen de stenen resten was
het trouwens ook knap heet.
Terug naar 'nieuw' Sukhothai. Ons
hotel had voor die nacht geen plaats. Verhuizen naar een ander? Tja, eigenlijk
hadden we het hier ook wel gezien. Versneld de volgende etappe naar het zuiden?
... Of-eh...? Toch maar terug naar Chiang Mai? We keken elkaar nog eens aan, en
dat laatste werd het. Op naar het busstation.
Bangkok
We waren zolang in het noorden van
Thailand blijven hangen, dat we uiteindelijk het vliegtuig naar Bangkok namen.
Toen was Don Muang nog het enige vliegveld van Bangkok, de international en
domestic terminal lagen een kilometer van elkaar. In de aankomsthal leek het alsof
je alleen dure limousines de stad in kon nemen. Uiteindelijk kwamen we er
achter dat er ook een stadsbus was, die stopte langs de achtbaans snelweg die
voor de terminal langsliep. In het steeds drukker wordende verkeer schoot de
bus niet echt op, maar na ruim een uur kwamen we uit op Siam Square, de wijk
die we hadden uitgekozen om een hotel te zoeken. Niet de allergoedkoopste
buurt, en een beetje tussen het centrum en de zaken- en uitgaanswijk in.
In het steegje zat een flink aanbod
aan hotels. Die vooraan waren wat te duur, die in het midden te armoedig, maar
de laatste achterin, Wendy's, was prima: modern en schoon en koel.
Siam Square zou altijd
mijn favoriete buurt van Bangkok blijven. Met de komst van de Skytrain, waarvan
het centrale overstappunt ook op Siam Square ligt, is het alleen maar
aantrekkelijker geworden als uitvalsbasis.
We namen een kijkje in MBK, het
grote warenhuis aan Siam Square. (Later zou nog een hele rij nog veel luxere
warenhuizen langs Siam Square verschijnen.)
De voetganger-fly-overs kwamen ook
in het complex uit, en dwongen je niet alleen er doorheen te lopen, maar waren
ook zo verdekt opgesteld dat je er bijna zeker moest verdwalen. Het bestond uit
grote, dure zaken, en lange gangen met kleine winkeltjes met alles wat je je
maar voor kon stellen. We gingen eten bij de foodmarket op de bovenste
verdieping van het warenhuis. Dat bestond uit een heleboel kleine
eetkraampjes, waaronder een paar vegetarische met verrukkelijk eten. Vreemd dat
zoiets wat je eigenlijk buiten verwacht, boven in een groot gebouw zit. Ook een
mooi uitzicht over de skyline van Bangkok.
Het was een benauwde, drukkende,
hete, vieze, lawaaierige, grote stad. Zo'n tien miljoen inwoners. Brede straten
met zes banen voortrazend of vastgelopen verkeer. Oversteken lukte soms niet
eens, en dan moest je gebruik maken van een van de vele voetgangersbruggen. Op
hoge betonnen pijlers werd een stelsel van tol/snelwegen aangelegd.
‘s Avonds wandelden we naar
Patpong, het uitgaanscentrum. Het ging er hier allemaal heel wat minder
onschuldig aan toe dan in Chiang Mai. Veel meer lawaai, reclame en mensen die
je probeerden naar binnen te lokken. Hier dat twijfelachtige verschijnsel van
go-go-danseressen: meisjes in badpak die in discolicht op de bar dansten.
Naar het centrum. Eerst een tempel
met een massief gouden buddha-beeld. Toen een lange wandeling door Chinatown,
met soms hele smalle straatjes helemaal volgestouwd met marktkraampjes met
allerlei soorten groente en vis. Alleen zagen we nergens een restaurant dat
open was, en bij de stalletjes op straat leek het niet te lukken iets
vegetarisch te krijgen. Nou ja, uiteindelijk toch een hapje rijst.
Aan het eind van wat een
doodlopende straat leek, kon je door een soort poortje en kwam je bij de halte
van de rivierboot, die als een soort bus de Chao Praya afvoer. Zo zigzagden we
van de ene naar de andere oever, met schitterend uitzicht op het rivierleven,
boten en gebouwen langs de oever.
Van waar we uitstapten wandelden we
door de wijk met de low-budget-hotelletjes, daar ook ergens een dikke pannenkoek
gegeten en wat van de speciale sfeer geproefd die in zo'n wijk hing. Khao San
Road was niet voor ons.
Ook de volgende dag namen we de bus
(Skytrain/BTS en metro bestonden nog niet) richting centrum. We wandelden voorbij
het Democracy Monument langs een veld waar ook weer allerlei demonstraties
gehouden werden. Richting koninklijk paleis, maar we mochten er niet in omdat
we een korte broek aanhadden. Overigens hadden er wat handelaren daarop
ingespeeld want er tegenover kon je lange broeken kopen. Maar wij zagen dus
alleen de witte buitenmuren met kantelen.
Naar Wat Po, een groot kloostercomplex
met allerlei fraaie, deels vervallen deels gerestoreerde stupa's. En met
de gigantische liggende buddha: wel vijftig meter lang, en verguld. Verder was
er op het kloosterterrein een school in traditionele Thaise massage, waar je
zowel les kon nemen als een behandeling ondergaan. In een zaal lagen zo'n
dertig matrassen naast elkaar. Je moest je voeten wassen en een wijde katoenen
shirt en broek aandoen. Behalve hun handen, gebruikten ze ook benen en voeten
om je in allerlei houdingen te wringen. Behalve je spieren werden ook je
ingewanden en bloedbanen bewerkt. Van je armen en benen werd een minuutje de
bloedtoevoer dichtgeknepen...
Als je het wat beter leerde kennen,
zag je door het hectische, drukke, zweterige Bangkok toch een stad met een heel
eigen sfeer, charme en zelfs rust.
In de Engelstalige kranten volgden
we een beetje de ontwikkelingen. De spanning leek steeds verder op te lopen.
Voor het weekend waren door de oppositie grote demonstraties aangekondigd, die
door de regering verboden waren. De toon werd grimmiger. Het leek ons tijd
deze stad te verlaten.
Phuket
Met het vliegtuig naar Phuket. Een groot eiland in het zuiden van Thailand, aan de Indische (west) kant.
Phuket-stad was een echt
provinciestadje, met winkeltjes en veel verkeer. Maar voor toeristen was er
eigenlijk niets. Die zaten allemaal aan de verschillende stranden die het
eiland had.
Zondag besloten we ook naar de kust
te verhuizen. Achter de markt vertrokken de bussen naar alle hoeken van het
eiland. De onze was een wat grotere maat vrachtauto, waar achterin in de lengte
vier lange banken stonden, waar zo'n vijftig mensen in konden. Daarmee reden we
naar Patong Beach, een van de oudere 'resorts'. Intussen werden nieuwe stranden
tot ontwikkeling gebracht, die ieder op hun eigen publiek mikten (meer sjiek,
meer sportief, etc.).
Patong lag in de kromming van een
baai. De hoofdweg liep evenwijdig met het strand. Links en rechts liepen de
beboste uitlopers van de heuvels de zee in. Aan het eind werd het strand
doorstoken door een klein riviertje, en wadend kon je er nog net voorbij. Of
net niet, en moesten we over de oude omhooglopende brug? Aan het strand wat
palmbomen die zorgden voor wat schaduw, die meer dan welkom was hier onder de
brandende zon aan het water. Die zon had ons nog even op het verkeerde been
gezet kwa oriëntatie: we waren een tijdje de richting kwijt, tot we ons
realiseerden dat we onder de kreeft-keerkring zaten, en de zon nu in het
noorden stond!
Hoewel het strand er bijna
uitgestorven bij lag, probeerde toch menigeen er een handeltje te drijven.
Voortdurend kwamen mensen langslopen om je strandstoelen, gekoelde drank of
excursies te verkopen. Je kon op het strand een traditionele massage krijgen,
of sportief doen met waterskiën, waterscooters en hanggliders. Met dat laatste
maakte nog iemand een akelige smak bij het neerkomen.
Intussen volgden we nauwlettend het
nieuws. De demonstratie bij het Democracy Monument in Bangkok was helemaal uit
de hand gelopen. Bij schietpartijen door het leger waren honderden doden
gevallen, en de chaos was compleet. Toen we dinsdag lazen dat door de stagnerende
aanvoer de kerosine-voorraad op het vliegveld van Bangkok nog maar voor twee
dagen toereikend was, besloten we de volgende dag te vertrekken. Bellen met het
KLM-kantoor in Bangkok lukte niet meer (!?).
Einde
Hoewel het vliegtuig naar Amsterdam
pas na middernacht vertrok, wilden we geen risico lopen door met de laatste
vlucht uit Phuket te vertrekken, dus gingen we midden op de dag, na een laatste
ochtendblik op het strand, naar Phuket-airport. Daar haalden we nog net de
vlucht van twee uur, zodat we al om drie uur 's middags op het vliegveld van
Bangkok waren - terwijl de KLM om half twee 's nachts pas zou vertrekken.
Eerst eens informeren in het KLM-kantoor. Daar hoorden we dat de medewerkers
uit veiligheidsoverwegingen al een paar dagen op het vliegveld waren gebleven,
en dat intussen ook geen verkeer meer mogelijk was tussen stad en vliegveld.
Het lange wachten kon beginnen.
Eerst eens een tijdje zitten. Dan eens een wandeling door de grote, overvolle
vertrekhal. Dan weer even zitten. Dan eens even naar buiten over snelweg en
spoorbaan, waar in de drukkende hitte een kleine markt en wat winkeltjes waren
naast het station met houten overkappingen. Dan weer even zitten. Dan eens een
hapje in het cafetaria. Dan weer even zitten. Dan weer een tijdje languit in
een stille gang op de koude vloer. Dan weer zittend op de rijen kuipstoeltjes
voor het grote vertrekbord, waar ratelend de nieuwe vluchten verschenen. 's
Avonds een heleboel naar Europa die we allemaal zagen vertrekken omdat KLM de
laatste in de rij zou zijn.
Dan, om middernacht: grote
opwinding! Op de monitoren in de vertrekhal werd overgeschakeld naar een
live-toespraak die de koning gaf. Alle Thai renden van achter hun balies
vandaan om zich te verdringen voor het scherm. De koning, hier ver boven de
partijen staand, had uiteindelijk besloten in te grijpen en de regerings- en
oppositie-leider bij zich geroepen. Naar Thais gebruik (je hoofd moet áltijd
lager zijn dan dat van de koning) knielden ze aan zijn voeten. Hij droeg ze op
elkaar een hand te geven en maande hen tot verzoening. En daarmee leek het
ergste bloedvergieten tenminste voorlopig te stoppen.
|
v.l.n.r. Chamlong Srimuang, Generaal Suchinda Kraprayoon, Koning Bhumibhol |
Precies op dat moment moesten wij
door de douane en naar de gate voor onze vlucht terug naar Amsterdam.
Ik zou in de volgende 30 jaar nog
zo’n 15 keer teruggaan naar Thailand, en ook meermalen naar 6 van de
buurlanden. Mijn favoriete regio was eerst het noorden, later het noordoosten,
en nu het zuiden en Bangkok. Lees hier meer Thailand-blogs.
In diezelfde 30 jaar zijn er vaker
onlusten en massale demonstraties geweest, en diverse coups door het
leger.