vrijdag 4 november 2022

Reizen met Ramadan, Jemen 1996 (1/2)


Sana’a

Jemen kent een moeilijke jonge geschiedenis. Al in de jaren negentig was het er vaak onrustig. In een relatief rustige tussenperiode ging ik er met J en S naartoe.

Om kwart over elf ‘s avonds landden we in Sana’a, de hoofdstad van Jemen. Ondanks de hoogte, 2300 meter, was het niet koud maar aangenaam koel.

In de hal voor de immigratie stonden al lange rijen. Heel langzaam en druppel voor druppel kwam er een koffer over de band. Uitein­de­lijk werd het steeds rustiger in de aankomsthal en bleven we als enigen over. Zonder bagage. Moeizaam werd een registratie-formulier ingevuld. De douane-beambten moesten speciaal teruggeroepen worden om onze handba­gage te controleren, eigenlijk werd de tent gesloten.

Buiten een typische lucht van kerosine en rotte eieren. We namen een taxi. In het centrum was het (tegen één uur!) onverwacht heel erg druk. Dwars door een paar overvol­le marktstraten, waar het verkeer zo nu en dan vast zat als er ook nog een tegenligger kwam. Dit was een effect van Ramadan dat we niet voorzien hadden.

Een maand lang mogen de Moslims van zonsopgang tot zonsondergang niet eten, drinken, roken, vrijen, etc. Veel activiteiten verplaatsen zich naar de avond en de nacht, en de dag komt maar langzaam op gang.

Het is per land verschillend hoe streng de Ramadan toegepast wordt; in Jemen kon je als buitenlander op je hotelkamer wel eten en drinken. Overdag op pad smokkelden we wel eens een ijsbonbon in onze mond; soms een slok water op een afgelegen plekje. Zo hielden we het wel vol tot we eind van de middag op onze kamer waren en nootjes, rozijnen en bananen gingen snoepen.

De volgende dag maakten we een wandeling door de oude stad. In tegenstel­ling tot de nacht was het nu bijna uitgestorven op straat. Tussen de ingepakte marktkraampjes was een enkele geopend, en hingen en sliepen wat mannen. Verder overal veel kleine kinde­ren, die je met open bruine kijkers aanstaarden. Half verharde wegen tussen de huizen, meestal 3 tot 5 verdiepingen hoog, bijzonder mooi, allemaal in oude stijl, steen, boogramen, afgestreken met gips, dikke houten deuren.

We dronken een kruising tussen koffie en thee met de hoteleigenaar, die ons graag van allerlei tips en tours wilde voorzien. Ze belden ook voor ons naar het vliegveld of de KLM maar er was nog geen nieuws te melden van de tassen.

In de middag maakten we nog een wandeling door de oude stad. Het was intussen al flink drukker aan het worden. Overal markt.

Wij bekeken vooral de kledingkraampjes en sloegen wat luchtige kleding in. Eigenlijk was het zo veel leuker de suk te bekijken, nu we echt wat te kopen hadden.

Verder veel te zien aan Jemenieten: mannen in colbertjes, rokken of lappen. Vrouwen meestal helemaal zwart, altijd het gezicht helemaal bedekt. Een geweldige sfeer om tussen rond te lopen.

's Middags kon je al wel volop etenswaren op de markt en bij kraampjes kopen. We kochten ook cola ‑die we in de winkel mochten opdrinken, wat later een uitzondering zou blijken‑ en nootjes voor op de hotelkamer.

Om zes uur gingen we er op uit om wat te eten. Net als alle Jemenieten, die klokslag zes aanvielen.

Zuid: Ibb

In het hotel van de niet zo strenge eigenaar kregen we zelfs ontbijt.

Vanuit Sana’a wilden we vier excursies in de vier windrichtingen maken. We lieten wat spullen in het hotel achter omdat we hier over een paar dagen toch terug zouden komen ‑ onze bagage hopelijk ook.

De was bus vol. Dan maar doorge­lopen naar een terrein verderop dat vol stond met service-­taxi's. Met zijn tienen in een Peugeot 504-station. Wij zaten gewoon klem, een kleine Arabier werd ge­plet.

Langzaam werd het steeds landelijker. Kale rotsige bergen en dalen. Op de bergrug soms een dorp, de dalen veelal akkers, waarvan de meeste er dor uitzagen en een enkele opvallend groen.

Na een uur pauze in een dorpje om te bidden

Na twee uur werd het écht bergachtig. We slingerden naar boven en hadden uitzicht op een spectaculair diepe en brede canyon ‑wel een kilometer‑ helemaal volgebouwd met terrassen. Nu keken we van bovenaf op lagere bergtoppen met organisch daarop gegroeide stadjes. Het was hier ook duidelijk natter, er groeide meer: rijst, bana­nen, wortels, bloeiende cactussen.

Na ruim drie uur kwamen we in Ibb aan. Een flinke stad tegen twee bergpunten waarop de vesting/fort en de oude stad lagen, op 1850 meter hoogte.

We liepen omhoog naar de oude stad, op de ene berg­top. Een unieke verzameling stenen toren‑huizen die zo dicht op en kriskras door elkaar stonden, dat er een waar doolhof tussen lag. Bovendien gingen de steegjes voortdurend omhoog en omlaag. Overal sprongen groepjes kinderen vrolijk om ons heen, soms in vodden, soms mooi aangekleed, soms verlegen, soms brutaal, steeds met grote bruine ogen.

We aten beneden in een restaurant met tl‑verlichting en rijen formica tafels. Bestellen ging met handen en voeten: aanwijzen wat op een andere tafel staat; nee gebaren tegen de kip; gebaren van het dopen van brood in een sausje: zet maar wat neer. Brood, rijst, saus‑in‑een‑ovenschotel‑met‑kaas en kip voor J en S. Cola werd van elders gehaald.

Daarna een wandeling door de lange hoofdstraat met allerlei winkeltjes en ambachtszaken (o.a. de halfronde 'glas‑in‑steen' ramen, deuren), cafés waar mannen waterpijpen rookten of qat kauwden; nieuwe gebouwen in traditionele stijl.

Je zag hier zo nu en dan ongesluierde vrouwen lopen, die een Afri­kaans uiterlijk en kleurige gewaden hadden. De vrouwen leken hier zo-wie-zo wat opener dan in Sana’a, ze keken of spraken je soms aan ‑ waar dan geen antwoord op te geven was. We zagen hoe drie in het zwarte gehulde jonge-meiden liepen te giechelen; eentje jatte een aardewerk potje van een stalletje; ze zagen dat wij het gezien hadden dus nog meer gegiechel.

Zuid: Jibla en Taiz

Vanuit Ibb maakten we een excursie naar Jibla en Taiz. We namen de service-taxi naar Jibla, een klein stadje nog geen 10km van Ibb. De aanblik van beneden af, hoe het tegen de helling lag, was fantastisch. De rood-witte minaretten staken fel af bij de zandrotskleurige huizen. De grote moskee lag te pronken boven de vallei. We wandelden door wat smalle straat­jes ‑een paar kraampjes vormden de markt‑ naar de moskee en mochten de buitenplaats en een torentje bezoeken. S met sjaal over haar hoofd.

De kinderen kregen hier concurrentie van wat oudere mannen ‑ iedereen wilde wel onze gids zijn. Na de moskee nog een paar straatjes door het prachtige stadje. Er stond ook nog een half ingestort paleis van de koningin die Jibla tot hoofd­stad van Sana’a gemaakt had, en waar het zijn beroemde bouwwer­ken aan te danken had.

Taiz was zo'n 60 km verder naar het zuiden. Het was een grote stad op 1400 meter, onder een woeste 3000 meter hoge berg. We gingen op zoek naar de enige moskee van Jemen die je van binnen zou mogen bezoeken. Hij was net hele­maal opnieuw gewit. In een hoekje probeerden we gauw stiekem een slokje water te drinken, maar zelfs die kwart liter kregen we niet weg voor er alweer iemand aan­kwam.

Er kwam een man met een grote sleutel die ons graftom­bes van oude koningen liet zien. Allemaal een beetje vervallen maar de restanten van mooi houtsnijwerk en steenhouwerij waren nog goed zichtbaar. We mochten ook een kijkje nemen in de gebedsruimte, hoewel er mensen aan het bidden waren.

Daarna wandelden we terug naar beneden. We raakten steeds meer in de ban van de dorst. J bedacht dat we naar het duurste hotel van de stad konden gaan, waar je binnen waarschijnlijk wel wat mocht drinken. De wandeling ernaartoe, de andere heuvel op, was zwaar door hitte en dorst. Maar het plan slaagde. Behalve een liter eerder gekocht water ging er ook een flesje cola p.p. in. Daar knapte je weer helemaal van op.

Bij de taxistandplaats waren we dit keer zo slim om niet in de eerste de beste taxi te gaan zitten, maar in een die met ons vol was en dus meteen vertrok. Toen de zon ondergegaan was, een extra stop om snel te gaan eten en drin­ken.

Vreemd genoeg was de einddatum van de Ramadan niet van tevoren bekend. Zondagavond om twaalf uur zou bekend gemaakt worden, aan de hand van de maan, of het maandag afgelopen was. We meenden zondagavond ook al meer opgewonden/uitgelaten kinderen op straat te zien en er werden al wat rotjes afgestoken. Maar tevergeefs: maandag hoorde er dit keer ook nog bij.

Sinterklaas en Eid al Fitr

Maandagmiddag waren we terug in ons nu al vertrouwde hotel in Sana’a, waar men zei dat de bagage op het vliegveld was.

We charterden een taxi naar het vliegveld. In de openbare aankomst/vertrekhal waren de KLM en de Bagage Claim gesloten. J glipte langs de militairen tegen de stroom aankomende passagiers in, naar de hal met douane en bagagebanden. S probeerde de gang met kantoren in te komen en moest haar tas laten controleren. Dat kantoor leverde niets op en ook J was teruggestuurd naar het KLM-kantoor. Dat waar­schijnlijk woensdag pas weer open zou zijn als de volgende vlucht aankwam.

Nog maar eens terug die andere hal in ‑ J gebaarde tegen de militairen dat wij bij hem hoorden en dat het OK was. Er was een hokje met lost and found luggage, en daar zagen we S' tas liggen. Nu nog een ambtenaar vinden die hier bij hoorde. En daarna degene die de sleutel ervan had. Uiteindelijk kwam dat allemaal bij elkaar en konden we onze tassen uit de grote stapel zoeken. Hebbes.

Terug in het hotel was het een soort Sinterklaas. Het meest blij was ik met mijn slippers (op blote voeten in die gemeen­schappelijke badkamers was niet alles), scheermesjes (elektrisch scheerapparaat was nergens aansluitbaar; maar nu was er net geen water dus scheren moest uitgesteld worden) en zonnebrandcrème (hoewel de ergste schade al aangericht was).

Dinsdag, onze zesde dag in Jemen, was het dan de eerste feestdag! Eid al Fitr. Op straat was iedereen in zijn/haar netste/feestelijkste kledij, omdat de Ramadan voor­bij was. Vooral de kinderen zagen er speciaal uit in hun kleurige jurkjes en pakken met stropdasje. De mannen hadden een schoon lichtpaars gewaad aan, een colbertje en hun sjaal in driehoek over de rug hangend. Iedereen leek op weg, door de stad flanerend.

Meer

Geweren en Bedoeïenen, Jemen 1996 (2/2)

Meer midden-oosten blogs


Geen opmerkingen: