dinsdag 8 november 2022

Uitgedroogd in Syrië (1997)

25 jaar geleden maakten J en ik een reis door Syrië. Een prachtig land met veel geschiedenis, veel monumenten en een bijzonder hartelijke bevolking. De familie Assad had alles toen nog zo goed onder controle, dat je daar als bezoeker niets van merkte. We bekeken de graftombe van Johannes de Doper in Damascus en Romeinse bouwwerken in Palmyra. Daarna staken we de woestijn door naar Deir-ez-Zur, een levendige stad aan de oever van de Eufraat. Daar wandelden we over de brug en zetten voet in Mesopotamië – het land tussen Eufraat en Tigris dat wel als de wieg van de beschaving gezien wordt.


Een van de belangrijkste steden uit de oudheid was Dura Europos. Sinds ongeveer 300 n Chr. is het verlaten en om het archeologisch belang aan te duiden wordt het wel het “Pompeï van de woestijn” genoemd. Daar wilden we wel rondkijken. Het lag zo’n 90 km van Deir-ez-Zur, aan de weg naar Bagdad.


Vanaf de weg waar de bus ons afzette, was het nog 2 km lopen onder de schroeiende zon. De hoofdpoort was afgesloten, maar even verderop was een kleinere poort, met bewaker. Een oude man met mantel, hoofddoek en geweer. Waarschijnlijk stak hij de toegangsprijs in eigen zak, want een kaartje kregen we niet. Dura Europos was een leuke plek om rond te struinen. Het was helemaal verlaten en vooral stoffig en rotsachtig, oker- en grijskleurig. Er waren restanten van stadsmuren en -poorten, maar het meeste lag toch ondergronds. De Eufraat lag zo’n 50 meter lager, machtig stromend, met een groene strook erlangs.

We hadden ons bij zo’n belangrijke opgraving meer faciliteiten voorgesteld. We hadden geen proviand en drinken bij ons, dus het ontbreken van zelfs een eenvoudig stalletje langs de weg was een tegenvaller. We hadden ook geen idee of en wanneer een bus terug zou gaan. Onder de brandende zon begon de hitte en de dorst ons op te breken. We hadden nog één fles met een bodempje water erin. Iets om zuinig op te zijn. Teruglopend naar de weg filosofeerden we hoe we zouden reageren als de ander ineens die slok water op zou drinken? Hoe lang zou het duren voor het thuisfront ons ging missen, zich ongerust ging maken, een zoektocht zou beginnen?

Toen hoorden we stemmen. Ergens tussen de stadsmuren van Dura Europos en de weg bleken onder een vale, laaghangende tentdoek drie arbeiders te rusten. Ze gaven ons stukjes watermeloen. De zoete, sappige hapjes smolten in de mond en smaakten heerlijk, precies wat we nodig hadden. Nog een bekertje koud Eufraat-water erachteraan. Vriendelijke conversatie met veel glimlachen over en weer. Onze redders. We knapten er helemaal van op en waren weer vol goede moed. Bij de weg kregen we al snel een lift terug naar Deir-ez-Zur.

Wij waren gered, maar Syrië bleef een uitgedroogd land. Tien jaar later zouden watertekorten mede aanleiding zijn voor de protesten waaruit de opstand en de oorlog uit voortkwamen.

 

Deir-ez-Zur, 1997 – Amsterdam, 2002

Geen opmerkingen: