zondag 19 november 2017

Reisblog 40 jaar later (4/4) Marokko, in je eigen wereldje

2017-2018. Deze winter is het 40 jaar geleden dat ik mijn eerste grote reis maakte. Wat is er veel veranderd. In hoe ik zelf reis. En in hoe jonge mensen reizen.
We waren weken onbereikbaar. Poste restante betekende dat iemand een brief stuurde naar een postkantoor, waar je dan ging kijken of er wat voor je lag. Naar huis bellen deed je een keer per reis vanuit de internationale telefooncentrale, achter het hoofdpostkantoor, herkenbaar aan de zendmasten op het dak. 
Zelfs Email en Internetcafés bestonden nog niet. Laat staan dat je een laptop, tablet of smartphone meeneemt en er van uit gaat dat er wifi in het hotel is. Je had je eigen mini-wereld, zonder veel afleiding door het thuisfront.


Essaouira 

Intussen reisde ik samen met Ewin, een Canadese jongen. We namen de bus van Marrakesh naar Essaouira, een klein stadje aan de kust. Daar sliepen we eerst in een hotel, maar de volgende dag gingen we plas­tic zeil en een watercontainer kopen, om ons in te richten op een kampeer­partij aan het stra­nd. Een stukje buiten de stad vonden we een mooi plekje in de duinen. Daar gezellig thee en een soepje gebrouwen, en vroeg onder de wol.
Tja, en toen we de volgende ochtend wakker werden... waren al onze spullen verdwenen! Een duidelijk geval van beroofd zijn. Ik had m'n paspoort en het meeste geld in m'n slaapzak, dus dat was er nog. Ewin had ook een deel van z'n geld daar. Zijn paspoort en mijn bril lagen iets verderop. Maar behalve de kleren die we aanhadden, was alles weg - zelfs onze schoenen!

Dat werd dus een trieste (af)gang, terug naar Essaouira. Eerst dronken we even wat op een terrasje om van de schrik te beko­men. Toen naar de politie om aangifte te doen. Daar liepen ze al niet hard voor ons, maar toen ze hoorden dat we onze pas­poorten nog hadden, waren ze helemaal niet meer geïnteres­seerd - dat was ongetwijfeld de reden dat ze Ewin's paspoort hadden achtergelaten. En mijn bril uit een soort compassie. Jammer dat ze m'n contactlenzen waarschijnlijk niet herkend hadden en er het­zelfde mee gedaan. Daar had zéker niemand anders wat aan.

Vervolgens gingen we maar uitgebreid inkopen doen - schoenen, sokken, toiletspullen, pennen, etc. En toen namen we maar weer onze intrek in een hotel.
We bleven nog ruim twee weken in Essaouira, en ondanks het idee dat degenen die ons bestolen hadden, hier waarschijnlijk gewoon rondliepen en het van ons wisten, was het een zeer genoeglijke tijd. De 'locals' vielen je hier ook veel minder lastig dan in Marrakesh - of was dat omdat ze wisten dat alles ons al ontstolen was?

We zaten veel op terrasjes in de zon, pratend met toeristen die kwamen en gingen, en dronken thee met zoetigheid; 's avonds werd er geregeld wijn gedronken; soms was er ergens popmuziek te beluisteren; er waren een aantal leuke restau­rantjes en cafés; in ons hotel voelden we ons prima thuis.
Onder de komende toeristen waren ook Sean en Gill, een stel uit Londen waar we veel mee optrokken, en die ik later dat jaar nog zou 'gebrui­ken' als eerste ingang om een plek in Londen de vinden.


De stad had een fort-achtige versterking naar de zee, vanwaar het een mooi uitzicht was op de vaak spectacu­lair uit elkaar slaande golven. Er was een sfeervol haventje, waar 's ochtends de vissersvloot binnenliep, en je verse, op houtskool ge­grilde vis kon krij­gen met brood en een schijfje citroen. Het centrum bestond uit smalle steegjes langs de wat grotere straat waar de meeste winkeltjes en marktkraampjes waren. 
haventje waar je verse vis kon krij­gen 
De meisjes/vrou­wen in Marokko waren erg mooi. Eerst dacht ik nog dat ik dat vond omdat je er in Tunesië en Alge­rije zo weinig van zag, maar ook andere reizigers viel het op. Zelfs de vrouwen met sluier, waarvan alleen de ogen zichtbaar waren, mochten er wezen. Op de markt werd ik eens door zo een paar ogen bijna verslonden. Maar natuurlijk kon er nooit iets gebeuren. Zelfs buitenlan­ders ónderling moesten zich netjes gedragen: ik zag een paar­tje dat in het openbaar zoende een keer de huid vol gescholden worden.
vrouw met sluier, alleen de ogen zichtbaar 
Een paar heerlijke weken. Je zou zo vergeten nog ooit te vertrekken, zo in je eigen wereld. Maar het moest er toch een keer van komen. Samen met Sean en Gill had ik een datum geprikt, 16 februari.

De laatste dag hing er een weemoedige sfeer, maar werden we nog eens getrakteerd op een extra mooie zonsonder­gang en extra mooie golven. Op het dak van het hotel vierden we een klein afscheidsfeestje. 
1978, 1994, 1997, 2017


Meer van 40 jaar geleden

Reisblog 40 jaar geleden (1 t/m 4)

dinsdag 14 november 2017

Reisblog 40 jaar later (3/4) In Algerije is het veilig

2017-2018. Deze winter is het 40 jaar geleden dat ik mijn eerste grote reis maakte. Wat is er veel veranderd. Landen die ooit ontoegankelijk waren, liggen nu aan je voeten. Landen die ooit veilig waren, zijn nu ontoegankelijk. Libië en Algerije veranderen wat dat betreft voortdurend van status. In Tunis kwam ik terecht tussen opstootjes en politie-charges die de aller-eerste voorlopers waren, van wat veel later de Arabische lente zou worden genoemd.

Om een beetje het wereldnieuws te volgen probeerde je zo nu en dan een krant te lezen. CNN bestond nog niet, waar we veel later in Thailand van afhankelijk waren om te zien dat de er twee straten verderop een opstand uitbrak, en dat het vliegveld nog voor één dag kerosine had. Dank zij die informatie konden we net op tijd het land uit.

Europa zuchtte onder de terreur van de IRA, de RAF, de ETA en de Brigrate Rosse en er vielen in die jaren véél meer doden dan er sinds "9/11" in Europa gevallen zijn. Het lijkt wel eens of we dat vergeten zijn...


Tunis

Ik zat er aan te denken om via Libië naar Egypte te gaan. Ik ging maar eens bij de Nederlandse ambassade/consulaat informeren naar de grensdocu­menten. Daar waren ze vooral erg boos dat mijn paspoort er zo slecht uitzag: verkreukeld, nat en gescheurd. 'Dat heb je in bruikleen van de Neder­landse staat! Daar moet je heel zuinig op zijn!'
De grens tussen Libië en Egypte was dicht na wat schermutselingen, dus dat leek niet zo'n goede keus. Dan maar westwaarts in plaats van oostwaarts! Een visum voor Alge­rije geregeld, waarvoor zowaar pasfoto's gemaakt moesten worden.
Mijn laatste dag in Tunis waren er relletjes en poli­tie-charges in de stad, in verband met de gestegen broodprij­zen of zo iets, maar het ging toch een beetje langs me heen. Ik stond er op een straathoek naar te kijken. Veel later zou ik lezen dat er een algemene staking was en dat bij het neerslaan daarvan tenminste 42 doden zijn gevallen.

Algerije

Algerije werd in die tijd niet door toeristen bezocht, en de enige buitenlanders waren Fransen die er om zakelijke of ontwikke­lingshulp-redenen waren. Dus ik trok heel wat bekijks, en had wel eens groepen kinderen om me heen of achter me aan. De Islamitische gast­vrijheid heerste echter volop. Lifters meenemen was een plicht, en ook in alle andere opzichten waren de mensen erg vriendelijk, behulpzaam en betrouwbaar. Taalpro­blemen waren er hier (in heel Noord-Afrika) nauwelijks: niet alleen sprak bijna iedereen Frans, maar omdat het voor henzelf ook niet de eerste taal was, ook nog eens heel wat langzamer en verstaanbaarder dan in Frankrijk.

Het eerste stuk vanaf de grenspost ging ik met een soort taxi, en daarna liftte ik verder naar Constantine. Dat was een vrij grote stad, waar ik een hotelletje vond. Het was een echte studentenstad, en de studenten vonden mij ook wel interessant. In een café sprak ik een jongen aan die me wel aardig leek, ene Messaoud. Daar trok ik verder mee op en ik kreeg zelfs onderdak bij hem­. Water was er in Constantine maar twee uur per dag. Zelfs het toilet was buiten die tijd niet te gebruiken, en het schoonma­ken en dragen van contactlenzen moest ik tijde­lijk opge­ven. Ook het wassen van kleding en mezelf gebeurde minder en minder.

Na twee dagen ging ik verder naar Algiers, de hoofdstad. Erg groot en druk. De zoektocht naar een hotel leverde hier niets op. Wel liep ik een Franse jongen tegen het lijf die een adres in een stad verderop had. Dus wij naar het station en met de trein. Die was niet alleen afgeladen vol, we stonden klem in het gangpad, maar had ook nogal wat zwartrij­ders. Toen de controle kwam, klom iemand uit het raam en ging buiten de trein hangen! Maar ja, zijn vingertoppen waren natuurlijk toch zichtbaar, en op het volgende station werd hij aan de politie overgeleverd. In Khemis-Milliana had een stel Fransen een flat, waar ik wel een dagje kon blijven. Daar kon ik luxe douchen en eten.

Verder ging het. Onder Oran langs, en daarmee wat afgedwaald van de doorgaande weg, kwam ik in een bergdorpje. Het sneeuwde er, en er was geen stroom en geen hotel. Dus ik ging maar eens op het politiebureau informeren, en kon daar gelukkig onderdak krijgen. Niet in een cel, maar in de wachtkamer op de bank. Een veiligere plek was er niet te bedenken. 

De volgende dag liftte ik verder, en nam een bus het laatste stukje tot de grens met Marokko. En daarmee had ik in een kleine week Algerije van oost naar west doorgestoken.
1977-1978, 1994, 1997, 2017

Meer van 40 jaar geleden


Reisblog 40 jaar geleden (1 t/m 4)

donderdag 9 november 2017

Reisblog 40 jaar later (2/4) No-budget in Tunesië

2017-2018. Deze winter is het 40 jaar geleden dat ik mijn eerste grote reis maakte. Wat is er veel veranderd. In hoe ik zelf reis. En in hoe jonge mensen reizen. 

Waar ik me over verbaas is wat een riant budget veel backpackers  hebben, tegenover het low-budget van toen. We zijn met z'n allen véél rijker geworden.

In Mysore keek ik een paar jaar geleden in de lobby van wat 20 jaar eerder mijn low-budget backpacker-hotelletje was. Inmiddels een geheel gerenoveerd luxe boutique hotel ruim boven mijn budget. Komen er twee jonge meiden met een grote rugzak binnen. Zegt de een tegen de ander: "Is dit niet te duur?". "Nee hoor, dit is het hotel waar mijn moeder vroeger ook geweest is, ze zei dat we hier moesten logeren."

Zelf reisde ik 40 jaar geleden no-budget. Of bijna dan toch: gemiddeld gaf ik 5 US-dollar per dag uit. Zelfs een hotel kon je uitsparen - soms omdat er eenvoudigweg geen wás.


Op de boot van Sicilië naar Tunesië had ik Peter en Erik ontmoet, een Duitse en een Franse jongen. We trokken een tijdje samen op. Liftend in zuidelijke richting strandden we in een dorpje vlak voor Mahdia. We brachten de avond met wat 'locals' door, en de nacht in een garage op een grote berg olijven. De volgende dag hebben we zo'n olijven-boomgaard bekeken. Onder de bomen spreidden ze zeilen uit, waarop ze de olijven opvingen.

Djerba


Verder, naar het eiland Djerba. Djerba was toen al een toeris­ten-nederzetting aan het worden. Er waren luxe-hotels waar heel veel Duitsers de kerstdagen doorbrachten. In zo'n hotel had je letterlijk alles: postkantoor, bank, discotheek, nacht­club met buikdanseres, restaurants, cafés, bars, winkels. Alleen te duur voor ons budget, dus we gingen op het strand slapen - nog steeds met z'n drieën. Ruim een week kampeerden we daar in een primi­tief soort hut van takken en bladeren op het strand. 's Nachts was het wel koel, en vooral vochtig, overdag was het zonnig en warm. We maakten soms mooie kampvu­ren, een keer met een com­plete boomstam. We bezochten 's avonds zo'n verderop gele­gen sjiek hotel, waarna je terug door het donker over een meter-brede greppel moest. We wasten onze kleren in de middellandse zee - het is geen goed idee dat met een spijkerbroek te doen. Met de kerstda­gen zwommen we in zee.  Zo nu en dan liftten we naar de stad (20km) of het dorp (6km) ver­derop, inko­pen doen op de markt, vooral om soep van te brouwen. Het was heel relaxed allemaal. De grootste wens was een douche.
Na een week ging ik met Matma­ta, een dorpje meer land­inwaarts. De huizen waren daar uitgegraven in de grond, rondom een soort diepe ronde kuil die als dorpsplein dienst deed. Daar veel in een café geze­ten (en geslapen, bij gebrek aan een hotel); thee gedron­ken; oud en nieuw laten passeren.

Grensplaats

Ik bracht een week door in Tunis-stad (waar ik wel in een hotelletje sliep) voor ik weer verder reisde. De stad uit gelift. Met het vallen van de avond werd dat moeilijker. Ik was in een dorpje beland waar wat opge­schoten jongeren zich om me 'ontfermd' hadden, en ik voelde me er niet zo prettig bij. Ze wezen me als onderdak een in aan­bouw zijnd huis, maar tegelijk zaten ze achter m'n rug de zijzakjes van de rugzak te onderzoeken. Uiteindelijk wilde een 'taxi' me wel weer meenemen naar het volgende dorp, maar tegen betaling, en het Tunesische geld was op... Maar voor een pakje thee deed hij het ook wel. In dat dorp was op straat intussen niets en niemand meer te zien, en ik installeerde me ergens op een veranda, een beetje uit het zicht, voor de nacht.
De volgende ochtend bleek ik in een soort schooltje te liggen. En samen met de kinderen kreeg ik ontbijt: een soort liga-koeken en melk gemaakt van Nederlandse melkpoeder.
Dit was al het grensdorp, maar ik zat wat zuidelijker dan de doorgaande weg, en er was hier dus erg weinig verkeer. Vol goede moed begon ik de wandeling op de weg die ze wezen, naar de grens. Slingerend door de heuvels was het een kilometer of drie naar de Tunesische grenspost. Dat was al even doorzetten, zo met de rugzak. Maar, oh schrik, daarachter begon een nie­mandsland van 13 kilometer naar de Algerijnse grenspost! Er zat weinig anders op dan door te wandelen. Een klein stukje kon ik nog meerijden op een of andere landbouwmachine, maar het was toch voornamelijk een héle lange wandeling...

De Algerijnse grenswachters keken ze wel een beetje op van zo'n vreemde snuiter, en vroegen zich af of mijn lenzen-spullen echt geen drugs waren. Maar ik mocht er in...
1977-1978, 1994,1997, 2017

Meer van 40 jaar geleden

zaterdag 4 november 2017

Reisblog 40 jaar later (1/4) Liften in Italie

November 2017. Deze maand is het 40 jaar geleden dat ik aan mijn eerste grote reis begon. Veertig jaar, eigenlijk niet te bevatten. Wat is er veel veranderd. In hoe ik zelf reis. En in hoe jonge mensen reizen. Het woord "tussenjaar" bestond nog niet. Het woord "liften" lijkt uit het reis-vocabulaire verdwenen. Een fenomeen uit een ver verleden.


Naar Florence - zoals de waard is, wordt hij vertrouwd door zijn gasten.

Die ochtend scheen de zon nog. Maar na Chur moesten we om­hoog, een heuse Alpen-pas over. En hoe hoger we kwamen hoe harder het ging sneeuwen. Al gauw ging al het verkeer op een slakke­gangetje. Zo nu en dan slipte er een auto, maar nog niet erg. Uiteindelijk stonden er steeds meer auto's verlaten op of langs de weg. Tergend langzaam ging het verder, of soms een kwartiertje helemaal niet. En door de dichte sneeuwbuien zag je werkelijk nog geen tien meter. Maar dat maakte niets uit, want als je zo nu en dan wel wat verder kon kijken, was toch allemaal wit, en zag je bijna niet hoe hoog de bergen en hoe diep de afgronden waren. Na een hele tijd ging het weer om­laag, en het ging zowaar wat beter en sneller. Tot zo'n 40 km voor de grens, waar de laatste bergpas begon. Alle auto's zonder sneeuwkettingen werden door de politie teruggestuurd. En dus ook die waarin ik zat. Uitgestapt dan maar. Maar geluk­kig alweer vrij vlot meegenomen door een Itali­aans echtpaar met een grote bestel­auto, dat tot Como, de grensplaats ging. Die laatste berg was inderdaad heel verschrikkelijk. Zonder zichtbare aanleiding gingen auto's zo nu en dan volle­dig om hun eigen as. Maar ook dat hebben we overleefd.
Bij de grens was ik al bijna uitgestapt, toen ik er achter kwam dat het echtpaar hier alleen een half uurtje zou blijven, en dan verder gaan naar Florence. Ik had nog geen idee wat ik in Italië wilde doen, maar van Florence had ik veel goeds gehoord. Dus ter plekke viel het besluit dat dat mijn eerst­volgen­de bestem­ming zou worden, en spraken we af dat ik verder mee zou gaan. Terwijl zij wat zaken gingen regelen, kon ik mooi geld wisse­len, en liet daarbij mijn bagage in de auto achter. Bij terug­keer een ernstige vermaning van het echtpaar, dat je zoiets in Italië nooit moest doen, en dat ze er gemak­kelijk met al mijn spullen vandoor hadden kunnen gaan. Mijn verweer was, dat ze al bij een eerdere stop mij alleen in de auto hadden gelaten, met de sleu­tel­tjes er nog in, en dat mensen die dat doen geen slechte gedachten konden hebben. Verbijste­ring en hilariteit.
Vanaf de grens naar Florence was het nóg 5 uur rijden. Vanaf daar ging de rit door het donker, en al was de sneeuw hier al van de weg geruimd, het bleef slecht weer om te rij­den. Door de Po-vlakte lang­s Milaan, en voorbij Bologne een nieuwe bergketen over. Daar geen sneeuw meer, maar toen begon het te misten!
Al met al een behoorlijk opwindende tocht door de elementen, van Zwitserland naar Italië. Maar in Florence was het tenmin­ste niet koud.


Naar Catania

Maar ja, ook in Florence kwam de winter steeds dichterbij, dus na twee weken ging toch verder. Van de Italianen die op Ponte Vecchio rondhingen kwamen er veel uit Sicilië, en ik kreeg een adres in Cata­nia, dus werd dat mijn volgende bestemming.

Liften deed je in Italië niet door je duim omhoog te steken, maar door de bestuurders aan te spreken bij benzine-stations of bij de toegang tot de tolwegen. Het duurde een paar uur voor ik dat door had, maar toen vond ik meteen een auto die tot Rome ging. Daarvan zag ik alleen de randweg. De volgen­de rit ging meteen tot Napels - alleen iets te ver de stad in, zodat ik weer een stuk terug moest. Op een gegeven moment, eigenlijk al op weg naar een hotelletje voor de nacht, zat ik bij mensen in de auto die zeiden: 'kijk, een vrachtau­to met Cataniaans nummer­bord!' Dus bij de volgende tol zorgden ze dat we daarnaast stopten, en kon ik 'overstappen'. Dan was het nóg 12 uur, over steeds smallere wegen. Al met al een monster-etap­pe, maar in zo'n 24 uur was ik van Noord- in Zuid-Italië gekomen.

1977, 1994, 1997, 2017

Meer van 40 jaar geleden

Reisblog 40 jaar geleden (1 t/m 4)