Nederlandstalige blogs

zondag 23 juli 2023

Piramide te paard

 

Mei 1990, een weekje naar Cairo. Toen was dat met afstand de grootste stad waar ik ooit geweest was. De drukste, de meest chaotische, de heetste. De lastigste plaats om je hotel en je vervoer en je eten te regelen.

Natuurlijk wilden we ook naar de wereldberoemde pirami­des van Giza. Vanaf een hoger punt in de stad kon je de toppen boven de horizon zien uitsteken, ook al lagen ze 10 km verderop. Toen we het hotel uitkwamen, sprak een stu­dent ons aan, hij zou graag zijn engels oefenen. Hij was ook zo vr­ien­delijk ons te begeleiden in de taxi naar de piramides. De aan­komst was al indrukwek­kend, hoe die gigantische driehoekige monumenten omhoog rezen uit het woestijnzand. Onze student leidde ons langs een kleurrijk terrein waar paarden- ezels- en kamelen-ritjes werden aange­boden, naar een stoffig pleintje iets ver­derop, waar zijn neef een ritje te paard aanbood. Eerst een rondje om de piramides heen, alvorens er in te gaan, leek me wel wat. We onderhandelden een heel gunstige prijs. Ik vond paarden wel een beetje eng, maar door het mulle zand lopen leek ook geen goed idee.


Met wat hulp bestegen wij en onze begeleider de paarden en gingen op pad. Stapvoets door het witte woestijnzand langs de eerste piramide. Toen rechtdoor langs wat hutjes die aan een groene strook langs wat water lagen. Dat was wat verder dan ik verwacht had. We gebaarden eens vragend en er werd terugge­baard als 'een stukje verderop moeten we zijn'. Nou ja, we zouden wel zien.

Na een tijd begon de woestijn weer. De begelei­der gaf wat klikjes met z'n tong en de paarden gingen in galop. Het enige wat je nog kon doen was proberen je vast te klampen aan het paard, maar daarbij werd je vreselijk door elkaar geschud. En maar hopen dat dat paard ook in de buurt van de begeleider wilde blijven - al waren de onderlinge afstanden soms honder­den meters. Op deze manier viel er weinig te genieten van het onwezenlijke landschap van zand en glooiende zandrotsen.

Dieptepunt was toen mijn paard jeuk kreeg en even op z’n rug in het zand wilde schuren en rollen. Ik  kon er net op tijd afspringen om niet in de verdrukking te raken. De begeleider zette ons allebei weer rechtop. En verder ging het. We hadden intussen geen flauw idee waar we waren. Met de begeleider konden we niet communiceren en op eigen gelegenheid door de woestij dolen was ook geen optie. Ik had geen behoefte te ontdekken waaraan je eerder ten prooi zou vallen: de dorst of de hitte.


Na een paar uur (!) maakten we een korte stop in een tent in de woestijn. Niet ver daarna dook op wat als 'het doel' werd aangeduid: een door de tijd aangetaste trap-piramide. Ernaast waren opgravingen van gangen met muurte­keningen etc, waar we rondkeken. Pas later zou blijken op wat voor bijzondere plek we waren: de piramide van Sakara (Saqqarah), die 30 kilometer ten zuiden van Giza ligt, en met 4650 jaar voor zover bekend de álleroudste is.



Alleen... terug met die paarden? Onze begeleider duidde nog aan dat de terugrit inbegrepen was. Maar daar hadden we helemaal geen zin in. Bovendien zouden we het niet voor het donker halen. Gelukkig was het eenvoudig een auto als 'taxi' te charteren, terug naar Cairo.

De volgende dag reisden we bont en blauw naar Luxor. Alles deed pijn. Op de terugweg zijn we nog extra rechtstreeks van het vliegveld naar Giza gegaan. Zo hebben we alsnog de piramides van dichtbij en van binnen gezien.


Mei 1990, December 1995, Juli 2023

Meer

Meer reisverhalen en anekdotes uit het Midden Oosten.

woensdag 17 mei 2023

In de voetsporen van een controversieel Indiaas duo

Twee krijgsheren dringen zich op

Een man ligt languit op zijn rug. Een enorme tijger staat bovenop hem en zet zijn tanden in de man z’n nek. De man stoot angstige kreten uit en beweegt zijn arm op en neer. Gelukkig zijn man en tijger van hout. Het extra effect ontstaat door aan de hendel te draaien die uit de rug van de tijger steekt. 

Een opmerkelijk stuk speelgoed, nu een bezienswaardigheid in de V&A, Londen (1)

Dit opmerkelijke object – nu te zien in Londen - komt uit India en werd eind achttiende eeuw gemaakt. De opdrachtgever ervan werd de rode draad van onze recente reis in India. Hoe dat ging en waarom beeld en opdrachtgever perfect bij elkaar passen, lees je hieronder.

Ons plan was om de Malabar kust van zuid-west India af te zakken en Europese forten en oude moskeeën te bezoeken. Beide zijn goed vertegenwoordigd in de regio, door de lange geschiedenis van handelscontacten met Europa en de Arabische wereld.

De eerste moskee stond in de stad waar we het land binnen kwamen: Mangalore. Een grote havenstad, niet te verwarren met het veel bekendere en nog veel grotere Bangalore. De oudste wijk van Mangalore, Bunder, is tegenwoordig een wat viezige buurt met vuilnis op straat en armoedige winkeltjes. Verstopt in een smalle steeg is daar één van de oudste moskeeen van India te vinden. De moskee is gesticht kort na het overlijden van Mohammed door een beroemde moslimgeleerde, Malik ibn Dinar. Maar wat je nu ziet, stamt uit de tweede helft van de achttiende eeuw. Toen vond een grote renovatie plaats onder de opdrachtgever van het manetende tijgerbeeld: Tipu Sultan. De man die de rode draad van onze reis zou blijken. Of eigenlijk twee mannen, want je kunt Tipu niet los zien van zijn vader Haider Ali.

Onder Indiërs zijn deze twee krijgsheren wereldberoemd omdat ze in hun positie als koning van Mysore een aantal keren de Britten wisten te verslaan in de periode waarin de East India Company bezig was haar macht in India te vestigen. Voor ons voelden ze ook al een beetje als oude bekenden. In 2014 waren we in Mysore, en bezochten we van daaruit Srirangapatnam, ooit de thuisbasis van Haider en Tipu en de plek waar Tipu uiteindelijk in 1799 z’n allerlaatste slag met de Engelsen met de dood moest bekopen.

In Mangalore zijn we honderden kilometers van Mysore verwijderd, maar terwijl we langzaam de kust van Kerala afzakken en tenslotte landinwaarts reizen, kruisen Haider en Tipu steeds ons pad. Van oude bekenden veranderen ze in reisgenoten.

Onze reis geprojecteerd op "Southern India in the age of Tipu Sultan" (M1)
Onze reis geprojecteerd op "Southern India in the age of Tipu Sultan" (M1)

Een intrigerend duo

Wat is er nou zo fascinerend aan Tipu en z’n vader, behalve dat ze ons achtervolgen? Het spreekt tot de verbeelding dat z’n vader en hij de Britten serieus militaire tegenstand bieden. De dappere Indiërs die zich als underdog verzetten tegen Europese indringers.

Maar misschien nog wel interessanter is dat ze zichzelf hebben opgewerkt tot machthebbers. Haider Ali was een gewone legercommandant in dienst van de raja (koning) van Mysore die zich dusdanig onderscheidde dat hij steeds belangrijker posities kreeg toebedeeld. Uiteindelijk heeft hij de macht over het koninkrijk volledig in handen. In 1761 vindt Haider het niet meer nodig om de schijn op te houden: hij neemt de raja gevangen en benoemt zichzelf tot sultan. Na Haider’s overlijden in 1782, neemt Tipu die titel over.

Wat je ook vindt van een dergelijke staatsgreep, zowel Haider als Tipu zijn bijzonder capabele mannen. Onder hun bewind wordt het koninkrijk Mysore groter dan het ooit was. Op het hoogtepunt beslaat het bijna het hele zuidwesten van India. Beiden zijn innovatief en denken na over wat ze doen. Ze werken samen met de Fransen om zich nieuwe militaire technieken eigen te maken, en Tipu maakt  belangrijke economische en technische innovaties.

Verder zijn Haider en Tipu zich ervan bewust dat ze de steun van de bevolking nodig hebben voor een stabiel en welvarend rijk. Het veroveren van ‘hearts and minds’ was in de 18e eeuw ook al een punt van aandacht. En in het geval van deze twee heersers in het bijzonder, omdat ze moslims zijn temidden van een hindoe-meerderheid en de opvolgers van hindoekoningen. Tipu doet grote donaties aan hindoetempels en legt de hindoes in Mysore geen strobreed in de weg bij het uitoefenen van hun religie. Maar voor krijgsgevangenen en tegenstanders hanteert hij andere normen. Grote groepen gevangen hindoes en christenen ondergaan gedwongen bekeringen tot de islam, inclusief besnijdenis.

Tipu’s bijnaam is de 'Tijger van Mysore'. Hij is zijn tijd ver vooruit in hoe hij dat imago cultiveert. Het beeldmerk van de tijger komt werkelijk overal terug. Zijn troon werd gedragen door een beeltenis van een tijger, tijgerstrepen versierden de muren van gebouwen en hij had zelfs kanonnen met een tijgerkop. En natuurlijk het bewegende beeld van man-en-tijger waar dit stuk mee begon. Dit object is Tipu ten voeten uit. De aangevallen man draagt een hoed en was daarmee in zijn tijd onmiddellijk herkenbaar als Europeaan. Wie de tijger is, is ook wel duidelijk. Het is een staaltje techniek uit Europa, zeer waarschijnlijk gemaakt door een Fransman.

Tipu op zijn troon met tijger en tijgerkoppen (2)

 
Kanon met tijgerkop (3).

Kortom, een vader-zoon duo dat vanuit het niets een koninkrijk overnam, en vele malen groter en welvarender maakte. Dat zichzelf eeuwige roem bezorgde door de Britten een aantal keren te verslaan, maar door hun onverzettelijkheid en wreedheid ook veel vijanden maakte. Onze reis voerde ons langs allerlei aspecten van hun leven.

Langs de kust

Het begon allemaal in Mangalore waar we de prachtige door Tipu gerenoveerde moskee bezochten, genoemd naar zijn dochter Zeenath Baksh. Mangalore kwam voor het eerst in handen van Mysore in 1763. Een paar jaar later begonnen de gevechten tussen Mysore en de Britten, en wisselde Mangalore een paar keer van handen. Maar het belangrijkste moment is wel in 1784, aan het eind van wat de tweede Anglo-Mysore oorlog is gaan heten. Officieel is deze oorlog geeindigd zonder duidelijke overwinnaar. In het Verdrag van Mangalore wordt vastgelegd dat de Britten en Tipu elkaar de gebieden teruggeven die ze hebben buitgemaakt, en dat is dat. Maar Tipu heeft in die oorlog Mangalore op de Britten heroverd, en dat mag hij houden. En dat niet alleen, hij laat de Britten helemaal uit Madras aan de oostkust naar de westkust komen om het verdrag te tekenen en zo positioneert hij zich toch als de bovenliggende partij.

Zeenath Baksh Juma Masjid, Mangalore (*)

Vanuit Mangalore nemen we de trein die langs de kust naar het zuiden rijdt. We bezoeken twee forten en ontdekken dat die allebei in handen van Haider en Tipu zijn geweest. Chandragiri fort, op 50 kilometer van Mangalore, ligt geheel verlaten op een verhoging in het landschap in een bocht van de brede rivier die daar in zee uitmondt. Je hebt er fantastisch uitzicht en het fort is nog in goede staat. 

Verlaten Chandragiri fort en uitzicht (*)

Nog iets zuidelijker ligt Bekal Fort, dat juist drukbezocht wordt en beroemd is geworden omdat er een Bollywood hit is opgenomen uit de film 'Bombay'(4). Bekal Fort is nóg groter en is deels op rotsen gebouwd die in zee uitsteken. Beide forten zijn gebouwd door een hindoekoning, Shivappa Nayaka, in 1650. In 1863 verslaat Haider Ali de Nayaka’s en zo komen de forten in handen van Mysore.Tipu maakt er later dankbaar gebruik van tijdens zijn veldtochten in de regio.

Bezoekers bij de ingang van Bekal Fort (*)

We blijven per trein de kustlijn volgen en stappen 80 km verderop uit in Kannur, of Cannanore zoals het in de koloniale tijd bekend staat. Nu een lelijke, chaotische provinciestad, ooit een belangrijke handelspost. Net buiten het centrum van de moderne stad, ligt het fort dat die handel ooit moest beschermen. Het steekt uit in zee, en heeft puntige bastions met namen als ‘de punt Zeelandia’. Hier zijn we bij het oorspronkelijke thema van onze reis: Europese invloeden.

In Kannur treffen we geen fysieke sporen van onze sultans, maar toch een interessante link met hen. Het piepkleine rijkje werd namelijk bestuurd door een dynastie van islamitische raja’s. In 1789 laat Tipu zijn zevenjarige zoon trouwen met een dochter van de raja. Maar de connectie tussen de sultans en de moslim raja dateert al van veel eerder. Cannanore moest voortdurend opboksen tegen zijn grotere en machtigere buurstad Calicut. In 1766 verzocht de raja Haider Ali om hem te helpen in dat conflict. Calicut was verreweg de belangrijkste havenstad in de regio, en dus een mooie prooi. Het is ook onze volgende bestemming. 

Tegenwoordig heet Calicut Kozhikode en is het nog steeds de grootste en belangrijkste stad in de regio, waar sfeervolle oude markten en hypermoderne overdekte winkelcentra naast elkaar bestaan. Haider Ali heeft zijn stempel op deze stad gedrukt door iets wat er juist niet (meer) is. Namelijk een koninklijk paleis.

Uitstalling van verschillende soorten peulvruchten op groothandelsmarkt in Kozhikode (*)

De opeenvolgende heersers (Zamorins) van Calicut hadden in de middeleeuwen al uitstekende handelscontacten opgebouwd met arabische handelaren, waardoor het rijk tot grote bloei kwam. Voor Haider Ali was het een aantrekkelijke buit. In 1766 veroverde hij Calicut. De Zamorin wilde zich onder geen beding overgeven, en stak z’n eigen paleis in brand waarbij hij zelf omkwam. Het enige wat er nu nog van over is, is de ‘tank’: een grote rechthoekige vijver, gevoed door een bron, ooit aangelegd door een van de Zamorins.

In het archeologisch museum van Kozhikode treffen we ook nog wat munten met de beeltenis van Tipu. Een mooie reminder dat onder Tipu de economie en handel enorm tot bloei kwamen.

Landinwaarts

In Kozhikode besluiten we om onze reisplannen aan te passen. In plaats van de kust verder naar het zuiden te volgen, zoals oorspronkelijk bedacht, steken we hier vandaan door naar het binnenland. In de richting van onze vrienden op het platteland van Tamil Nadu. De reis voert door ‘Palghat gap’, een gat in de bergen die de kust van het binnenland scheiden. Hier moet je langs als je van of naar de kust wilt en dat is altijd al zo geweest. In de ‘gap’ ligt het stadje Palakkad (de nieuwe spelling van Palghat). Een logische stopover op de route naar Tamil Nadu. En er is een fort. Van Haider en Tipu. Natuurlijk, zou ik bijna zeggen.

We gaan terug in de tijd, naar 1757. Mangalore, Calicut en al die andere plaatsen waar we geweest zijn, zijn nog niet in handen van Mysore maar deel van zelfstandige rijken. Haider Ali is al een belangrijke kracht in het koninkrijk van Mysore, maar heeft zichzelf nog niet tot sultan uitgeroepen. Toch is zijn reputatie al dusdanig, dat de Palghat Raja de hulp van Haider Ali inroept om zich te verdedigen tegen de agressie van de Zamorin van Calicut. Blijkbaar hoort de raja liever bij het rijk van Mysore dan bij de Zamorin. En zo komt Palghat Fort eenvoudig in handen van Haider.

Eén van de negen bastions van Palghat Fort (*).

In 1766 krijgt het fort zijn huidige vorm. Het is bijzonder indrukwekkend, met hoge dikke muren, negen uitstekende ronde bastions, en een brede slotgracht die het geheel omsluit. Dat was ook wel nodig, want zoals gezegd ligt het op een strategisch bijzonder belangrijke plek, en er wordt dan ook een aantal keren om gevochten. Het valt een paar keer in handen van de Britten, maar wordt steeds weer heroverd dan wel teruggegeven. Tot de Britten het in 1790 definitief innemen. Helaas voor Tipu gebruiken zij het als uitvalsbasis voor een aanval op zijn eigen thuisbasis Srirangapatnam een paar jaar later.

Wij bezoeken het fort op een zondagochtend en op dat tijdstip is het vooral heel populair bij jonge stelletjes die er plenty plekjes vinden om in de schaduw van bastionmuren en - nissen dicht naast elkaar te zitten zonder gezien te worden. Behalve door ons dan, op onze ontdekkingstocht langs alle verborgen hoekjes van het immense fort.

Vanuit Palghat reizen we naar onze vrienden in Tamil Nadu. Hun resort is een bekende plek voor ons allebei, en dat geldt ook voor de dichtsbijzijnde provinciestad Dindigul, waar je vroeger heen moest om geld te pinnen of een treinkaartje te kopen.

In Dindigul kennen we het beste vegetarische restaurant naast het busstation, en het kleine winkeltje waar je lekkere koffie kunt kopen. En natuurlijk kennen we de karakteristieke kale rots met het fort erop dat over het stadje uitkijkt. Maar wat we ons nu pas realiseren is dat Dindigul een belangrijke rol speelt in het verhaal van Haider Ali en Tipu Sultan. Een hele belangrijke rol zelfs. En er zijn maar liefst drie bouwwerken die daarvan getuigen: een fort, een moskee en een modern gedenkteken.

We gaan nog verder terug in de tijd, naar 1745 om precies te zijn. In dat jaar wordt Dindigul veroverd door het koninkrijk Mysore, dat dus toen al aan het uitbreiden was (Mysore ligt zo’n 350 km ten noorden van Dindigul). Maar de nieuwe heersers krijgen de regio niet goed onder controle. In 1755 wordt Haider Ali, dan nog legercommandant, ernaartoe gestuurd om orde op zaken te stellen. En wat eerdere bevelhebbers niet lukte, lukt hem wel: hij krijgt Dindigul in het gareel. Het is hier dat hij al Franse militaire adviseurs aantrekt om zijn leger te moderniseren. Dindigul is de plek waar Haider de basis legt voor zijn latere machtsovername in het koninkrijk Mysore.

Haider en Tipu versterken ook het fort dat al minstens 150 jaar oud is. Ondanks die versterking wordt het in 1783 ingenomen door de Britten, maar in het eerder genoemde Verdrag van Mangalore in 1784 weer teruggegeven aan Tipu die zijn vader in 1782 is opgevolgd.

Toegang tot het fort van Dindigul dat op de kale rots ligt (*)

Aan de voet van de rots met het fort ligt een moslimwijkje, Begambur. Ook dat wisten we, want de bus naar het centrum rijdt er doorheen. Maar wat we niet wisten, is dat de wijk zijn naam te danken heeft aan een grafmonument gebouwd door Haider Ali voor zijn jongere zuster, die in Dindigul overleed. Zij was een ‘begum’, een belangrijke vrouw, en zo komt ‘Begambur’ aan zijn naam. Het mausoleum  is nog altijd intact en staat voor de grote moskee.

Mausoleum voor de jongere zus van Haider Ali, Dindigul (*)


Tipu Sultan: verzetsheld of tiran?

In Dindigul zijn we dus bij de vroegste dagen van de opmars van onze sultans beland, maar ook bij hun huidige status. Langs een brede weg met een groot stinkend open riool staat een wit bouwwerk met een grote koepel en smalle torentjes, dat een beetje aan een moskee doet denken. Het is een gedenkteken voor Haider en Tipu. De toenmalige ‘chief minister’ van deelstaat Tamil Nadu, zelf hindoe, heeft in 2015 13 miljoen roepies (ongeveer 20.000 euro) uitgetrokken om het te laten bouwen. Binnen staan de daden van Haider en Tipu in grote stenen gebeiteld - althans dat vermoeden we. De tekst is in het Tamil. We kunnen alleen de jaartallen lezen, en die verwijzen naar de vier oorlogen die Haider en Tipu uitvochten met de Britten. Hier worden ze geëerd voor hun verzet tegen de Europese indringers. Wat hier telt is dat ze Indiërs zijn.

Modern gedenkteken voor Haider Ali en Tipu Sultan in Dindigul (*)

Maar in het huidige India wordt steeds meer nadruk gelegd op de verschillende religies van al die mensen die samen de Indiase bevolking vormen, waarbij de hindoe-nationalistische partij de BJP, van mening is dat hindoes meer Indiaas zijn dan alle anderen. Vooral moslims moeten het ontgelden. In een tweet uit 2019 schrijft de BJP dat de echte Tipu Sultan ‘een tiran’ is, en dat  geschiedenisboeken op scholen moeten worden aangepast om de wreedheid van Tipu jegens hindoes te benadrukken.

De ene politicus bouwt een gedenkteken voor vrijheidsstrijders Haider en Tipu, de andere noemt Tipu een wrede tiran. Zelf vond hij de dood in 1799 in gevecht met de Britten en hun Indiase bondgenoten. Maar meer dan 200 jaar later houdt hij de gemoederen nog altijd bezig. In de aanloop naar verkiezingen in Karnataka, de deelstaat waartoe Mysore behoort, in mei 2023, verschijnt zijn naam regelmatig in de pers en op sociale media. Zo is de Tijger van Mysore nog altijd springlevend, ook al was zijn einde een omgekeerde versie van het beeld waarmee dit verhaal begon.

 

<EvdV>

------------------------------- 

 

Meer:

Meer Water Lily blogs:  

(4)De beroemde videoclip van Bekal Fort is o.a. hier te vinden.

Over de huidige controverses rond Tipu, zie bv:

Bronnen:

Dalrymple, William, White Mughals: Love and Betrayal in Eighteenth-Century India, London, 2002

Dalrymple, William, The Anarchy, The East India Company, Corporate Violence, and the Pillage of an Empire, Dublin, 2019

Forrest, Denys, Tiger of Mysore: The Life and Death of Tipu Sultan, London, 1970
(M1) Kaart "Southern India in the age of Tipu Sultan" van Denys Baker komt uit dit boek.

Maitre de la Tour (revised by Prince Gholam Mohammed), The history of Hyder Shah, alias Hyder Khan Bahadur, and of his Son Tippoo Sultaun, London, 1855

en online bronnen zoals Wikipedia.

Foto's:

(*) uit eigen collectie

(1) 'Tipu's Tiger', 1780s or 1790s, Mysore, India. Museum no 2545 (IS). © Victoria and Albert Museum, London

(2) By Anna Tonelli - http://chroniclecycles.blogspot.de/2011/07/throne-of-tipu-sultan.html, Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=27542488

(3) By John Hill - Own work, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=22935849


 

 







zondag 14 mei 2023

Wie is de Nederlandse Susanna in Fort Kannur?

Het was nog ochtend, maar het was al heet. Op de hoge brede muren van het fort was nergens schaduw om uit de brandende zon te blijven. De enige verlichting was een lichte zeebries vanuit de Arabische Zee. We leunden zo ver mogelijk de schietgaten in om wat van de kustlijn te zien. Er waren ijzeren dwarsbalken om te voorkomen dat je te ver ging. Maar als je daar op klom, zag je meer.

Susanna's grafsteen

Op dat moment sprak een politieagente ons aan, in het typisch Indiase kaki uniform. We dachten een berisping te krijgen voor gevaarlijk gedrag, maar in plaats daarvan knoopte ze een praatje met ons aan. Rajani, zo stelde ze zich voor. Ze moedigde ons zelfs aan op de kantelen te klimmen, en even later sprong ze daar samen met E over een schietopening van de ene kanteel naar de andere. Zo kwamen we bij een van de opmerkelijkste objecten in het fort, de grafsteen van de Nederlandse Susanna. Ooit moet de steen ergens op een graf gelegen hebben, nu stond hij rechtop in weer en wind in een van de buitenmuren gemetseld. Wie was die Susanna?


Nederlandse kaart van Fort Cananoor
St. Angelo's fort in Kannur is een van de oudste koloniale forten in India. De eerste houten versie werd in 1505 gebouwd door de Portugezen. Later werd het herbouwd in steen. Het was het grootste Portugese fort van die tijd en de basis van waaruit Goa werd veroverd. In 1653/1663 namen de Nederlanders het fort over met hulp van de lokale krijgsheer Ali Raja. De Nederlanders verkleinden het fort om geld te besparen en bouwden de paardenstallen en munitieopslagplaats. Ze voegden bastions toe zoals Hollandia, Zeelandia en Frieslandia. In 1771 verkochten de Nederlanders het aan een van de erfgenamen van Ali Raja. In 1790 namen de Britten de controle over. Die bleven daar tot de onafhankelijkheid van India in 1947.

Gezichten op Cannanore en Cochin aan de kust van Malabar.  J.Vinckboons, 1662-1663. Rijksmuseum Amsterdam. 


Tegenwoordig is het een goed onderhouden site, populaire bij Indiase bezoekers. De weinige buitenlanders die er komen, vallen ten prooi aan Rajani. Ze wist ook wel het een en ander te vertellen over de geschiedenis van het fort. De medewerkers en onderzoekers van het fort hadden een band met Susanna, misschien omdat de grafsteen een van de weinige overblijfselen was die je aan een persoon kon relateren. Maar over Susanna waren nog veel vragen. Rajani vroeg of wilden helpen de tekst op de grafsteen te ontcijferen. De tekst was in oud-Nederlands, verweerd en moeilijk leesbaar.

Het hielp dat Rajani een foto van de steen had van 20 jaar geleden. Toen was die nog in aanmerkelijk betere staat. We beloofden een en ander te ontcijferen, te vertalen en in te spreken. Maar eerst leidde ze ons langs een paar andere plekken in het fort. Ze toonde ons kerkers en een kelder met 36.000 onlangs opgegraven Britse kanonskogels. Ze wees op cashewbomen, amandelvruchten en een kaneelboom. Ze belde een collega die op kwam draven met een hakmes om daar stukken bast af te hakken. Kaneel is immers de bast van deze boom. In haar enthousiasme wist ze van geen ophouden. We kregen zoveel bast toegestopt dat we ons er ongemakkelijk bij begonnen te voelen.

Al met al was deze privérondleiding interessant en leuk. Zo nu en dan verzeilden we in een schoolgroep of een familie die foto's met ons wilde.

Later maakten we serieus werk van het ontcijferen en vertalen van de tekst. Met behulp van Rajani’s foto en VOC-archieven kwamen we meer te weten. Dit is de tekst op de grafsteen:



Susanna werd geboren op 12 augustus 1727, ze was de dochter van Matthijs Pfeiffer, commandant van de kleine handelspost Porto Novo (nu Parangipettai, Tamil Nadu), en Margaretha Hackaart. Ze woonde dus al in Zuid-India toen ze op 16-jarige leeftijd trouwde met Godefridus Weyerman, toen namens de VOC commandant van Fort Kannur. Een jaar later overleed ze op het kraambed.

Weyerman hertrouwde met Anna Banister, maar ook uit dat huwelijk overleden twee kinderen op jonge leeftijd. Volgens de tekst op de grafsteen werden die begraven naast zijn eerste vrouw. Weyerman trouwde later een derde keer met Rachel Douglas, zij brachten drie kinderen groot, een zoon en twee dochters. Weyerman klom op tot commandant van heel de Malabar (1760-1764); hij overleed in 1779 in Batavia (nu Jakarta, Indonesië).
Fort Kannur was toen al niet meer Nederlands.

Meer

donderdag 4 mei 2023

Tweede Wereldoorlog op het Gelderse platteland (deel 2)

De oorlogsjaren van mijn vader, door Evelyn van de Veen*


Met de oorlogsherinneringen van mijn moeder ben ik opgegroeid. Mijn vader was terughoudender, en vertelde er niet veel over. Maar juist bij hem merkte je dat de oorlog een heel diepe indruk had gemaakt. De complete Lou de Jong stond niet alleen in zijn boekenkast, maar hij had ook elke letter ervan aandachtig gelezen. Toen ik een tiener was, haalde hij oude geluidsbanden tevoorschijn met opnames van Hitler. Om me de opzwepende toespraken te laten horen, en me te waarschuwen voor de kracht van demagogie. En hij droeg een herinnering met zich mee die hij nooit heeft willen delen, maar die hem regelmatig uit z’n slaap hield. 


Wouter van de Veen was elf toen de oorlog begon. Zijn ouders hadden een boerderij met melkvee in de polder net buiten Nijkerk, in het buurtschap Holk. Zijn zus Besje was maar liefst acht jaar ouder en zou tijdens de oorlog haar toekomstige echtgenoot ontmoeten. Ook in oorlogstijd kun je verliefd worden.


Achtergevel van een boerderij ‘op Holk’ die lijkt op die van Van de Veen. Foto uit 1965. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

De eerste oorlogsjaren verliepen ook in Nijkerk vrij rustig. De ingrijpende gebeurtenissen kwamen pas later. Mijn vader begon de spanning goed te voelen toen in 1943 alle radiotoestellen moesten worden ingeleverd. Zijn ouders besloten om een toestel te verstoppen, zodat ze toch via Radio Oranje op de hoogte konden blijven van de ontwikkelingen. Maar dat was natuurlijk wel riskant. Gelukkig zijn ze nooit gesnapt. 


Mijn grootvader Evert kwam om een andere reden in de problemen. Hij was een beetje een sjacheraar, die ervan hield  om naar de markt te gaan en vee te verhandelen. Ergens tijdens de oorlog is dat handelen hem duur komen te staan. Hij werd opgepakt wegens illegale handel in vlees en heeft twee maanden in de koepelgevangenis in Scheveningen (‘het Oranjehotel’) gezeten. Ook hij heeft daar nooit over willen praten. Mijn vader benoemde alleen de enorme opluchting die hij voelde toen Evert op een dag weer op het erf stond. 


Het laatste oorlogsjaar was het heftigst. Op 1 oktober 1944 werden in Putten alle mannen opgepakt, in de kerk opgesloten en vervolgens naar Duitsland gedeporteerd. Putten grenst aan Nijkerk en ook familie van mijn vader is opgepakt en nooit meer teruggekomen. Wat hem erg raakte was hoe de gemeentegrens de grens tussen leven en dood werd. Duitsers klopten aan bij de boerderijen die verspreid liggen in het gebied tussen de stadskernen van Putten en Nijkerk en vroegen ‘horen jullie bij Putten of bij Nijkerk?.’ Het antwoord bepaalde je lot. 


Maar 1944 bracht ook een vrolijke gebeurtenis: een jongeman afkomstig van de andere kant van de Veluwe werd in Nijkerk gestationeerd als veecontroleur. Hij zocht een onderkomen en kwam bij de familie Van de Veen terecht, waar hij verliefd werd op de dochter en zij op hem. Mijn vader betrapte ze weleens, zoenend achter de schuur. Vijf jaar later zouden ze trouwen. Op 4 mei, want dat was gratis. Maar ook wel toepasselijk.

 

Het prieeltje in de tuin

En toen kwam de hongerwinter. Nijkerk ligt maar zo’n vijftig kilometer van Amsterdam. Op fietsen zonder banden of lopend met een handkar een heel eind, maar toch ondernamen tienduizenden mensen die tocht. Voor de oorlog verkocht mijn grootmoeder zaterdags glazen verse melk aan passanten op de fiets, vanuit een prieeltje in de tuin. Nu zette ze er een petroleumstel neer waarop altijd een pan met iets te eten stond te pruttelen, voor de mensen die eten kwamen zoeken. Nog lang na de oorlog hielden sommigen van deze hongerige mensen contact met mijn vader’s zus, uit dankbaarheid voor die warme hap. 


Canadese bevrijders rijden de Oosterstraat binnen. Copyright Cecile Schueler (Archief Museum Nijkerk)

In april 1945 kwamen de Canadezen en werd er flink gevochten in en rondom Nijkerk. Mijn vader zag hoe een jonge Canadese soldaat die dacht dat de kust veilig was, opsprong uit een sloot en door een overgebleven Duitser werd doodgeschoten. Een beeld dat hij nooit meer kwijt zou raken. Uiteindelijk waren op 20 april de laatste Duitsers verdreven en was Nijkerk bevrijd. 


Voor mijn moeder was de oorlog in haar latere leven vooral een herinnering. In mijn vader bleef het besef van de vreselijke dingen die mensen elkaar kunnen aandoen altijd voortleven, samen met de angst dat het opnieuw zou kunnen gebeuren. En zo heeft oorlog langdurige gevolgen, zelfs voor degenen die er relatief goed vanaf zijn gekomen. 



* met dank aan Jolanda van den Brink, voor het delen van de verhalen die zij van haar moeder, mijn vader’s zus, heeft meegekregen


Zie ook deel 1:  de oorlogsjaren van mijn moeder.

dinsdag 21 maart 2023

De wereldwijde vegetariër (5) Maleisie


Maleisie

In de grote steden van Maleisie, met name Kuala Lumpur en Georgetown (Penang), kun je heel lekker en heel gevarieerd eten. De drie bevolkingsgroepen, Chinees, Maleis en Indiaas, hebben ieder hun eigen eetcultuur. Samen geeft dat een ongelooflijk breed aanbod. Bovendien ligt het kwaliteitsnivo erg hoog. Of het nu komt door de betere ingredienten, de betere hygiene, de betere keukens of de betere koks - je kunt in Maleisie lekkerder Indiaas eten dan in India!

In de kleinere steden buiten de toeristische route, met name in het midden en oosten, waar minder Indiers wonen en er geen Chinese lunch restaurants zijn, wordt het allemaal wat moeilijker.

lunch

In de middelgrote en grote steden zijn vegetarische Chinese lunchrestaurants, soms buffet-achtig, soms met een menu. Hier kun je uitstekend en goedkoop eten.
Sayur-Sayuran: vegetarisch restaurant in Maleisie
De Chinezen zijn meesters in het maken van mock meat. Met tofu en andere ingrediënten maken ze allerlei soorten vlees en vis na. Ik heb me laten vertellen dat het soms verrassend goed smaakt naar "echt" vlees. Iets waar ik zelf nu niet bepaald naar op zoek ben. Maar als je er benieuwd naar bent, is hier je kans.

Een fraai staaltje fusion is dat je soms ook bij een Indiër mock meat ziet liggen

diner

In de grotere steden zijn vegetarische restaurants te vinden. In de food courts is meestal ook wel wat vegetarisch te vinden. Chinese en Indiase restaurants hebben eigenlijk altijd wel vegetarische gerechten op het menu staan. Maleise iets minder, maar meestal is er toch wel wat te krijgen. De termen die je kent uit de Nederlanse Chinees-Indische restaurants komen van pas!
Chinees namaakvlees

Indiaas
Rendang gemaakt van tofu


koffie en ontbijt

Kopitiams zijn traditionele Maleise koffiehuizen. Ze zijn vaak levendig en het is leuk om er te zitten. Maleise koffie wordt gebrand met een beetje boter. Dat geeft een aparte smaak, waar je aan moet wennen. 
Kopitiam


In de steden zijn volop hippe plekken om een goede americano of cappuccino te drinken. Die kunnen wel verrassend duur zijn. Als alternatief kun je bij... de McDonalds een uitstekende filterkoffie vinden zoals we die in het westen gewend zijn. De Family Mart, 7-Eleven of MyNews hebben vaak ook prima take-away koffie.


Om je eigen ontbijt te verzorgen, moet je naar een hele grote supermarkt, bv de Big-C. Daar vind je havervlokken, yoghurt en filterkoffie-zonder-botersmaak. Fruit is meestal gemakkelijk op straat te koop. Kleine bakjes yoghurt kun je soms ook krijgen bij een van de talloze mini-winkeltjes.

meer


Meer afleveringen van de wereldwijde vegetariër. (India, Thailand, Spanje, Iran)

maandag 20 februari 2023

Reisverslag 2023/4 Satun (TH) - Kuala Lumpur (MY)

Satun

We bleven twee weken in Satun, dat kleine stadje in een uithoek van Zuid Thailand. Dit keer begon het minder stil en stoffig dan we gewend waren. De 27ste veteranen atletiek spelen werden hier gehouden, met deelnemers uit 13 landen - vooral Thailand, Maleisië, Indonesië en Iran. Daarvoor was een grootse night market opgezet met talloze eetstalletjes -gezellig- en een podium met harde muziek die tot 's avonds laat door de hele stad schalde - minder gezellig.

Ons resort deelden we de eerste week met 22 ambtenaren die uit Bangkok waren aangerukt om paspoorten uit te geven. Onze receptioniste had met moeite een huisje voor ons vrij weten te spelen. Het was een jonge groep die 's avonds heel rustig wat zat te babbelen voor ze vroeg naar bed gingen.

Er waren ook veel meer buitenlandse toeristen in Satun dan eerdere jaren. Tot wel 10 per dag. Omdat de boot naar Langkawi nog maar een keer per dag ging, moesten mensen vanuit bv Krabi hier overnachten i.p.v. dezelfde dag nog door te kunnen reizen.

Voor ons maakte het allemaal niet uit, wij hadden heerlijke dagen, waarbij onze grootste zorg was waar koffie te drinken en waar te eten.

Uitslapen was er niet bij, vanaf half zeven was er een concert van vogels die elkaar probeerden te overstemmen. De een met felle melodieën, de ander met gekrijs.

We maakten ochtendwandelingen door een sprookjesachtig mangrove bos, waar krabbetjes en mudskippers bewogen door de modder van droogvallende stroompjes als het eb werd. We wandelden door het buitengebied met plantages van rubberbomen en oliepalmbomen. We kwamen langs Karst-rotsformaties waar aapjes tussen de bomen slingerden.

Andere ochtenden hadden we keuze uit verschillende leuke coffee shops. Alleen waren de openingstijden nogal onregelmatig dus meer dan eens stonden we voor een dichte deur.


Voor de lunch gingen we meestal naar een van de twee veganistische lunch restaurantjes: Chinees buffet met veel tofu en seitan gerechten.

's Middags zaten we op onze veranda of bij het zwembad. Ook daar aan dieren geen gebrek. Behalve de verschillende huispoezen waren er eekhoorns, leguanen, roofvogels, kievieten, mussen en vlinders. Iets verderop zat een grote knalblauwe vogel, geen ijsvogel, maar wat het wel was?

Om half zeven ging de zon onder en uit de verte klonk het geluid van verschillende moskeeën, net niet synchroon. Het leek alsof ze een quadrafonische canon zongen. Even later begon het geluid van duizenden krekels en een paar kikkers met diepe basstem.

Avondeten hebben we een paar keer thuis gekookt, in de keuken van ons resort. Maar mijn favoriete restaurant is een curry restaurant waar de serveerster ons na drie jaar nog herkende, en zelfs wist wat mijn lievelings-gerecht was.

Dat was typerend voor de vele hartverwarmende vriendelijke goedlachse Thai die we ontmoetten.


Van Satun naar KL

In de afgelopen 8 jaar zijn we 6 keer de Thais-Maleisische grens overgestoken. Iedere keer op een andere plek of met een andere vervoers-modus. Dus er kon nog wel een nieuwe grensovergang bij.

De eerste etappe was een hele korte (zoals we ook in Kerala met korte etappes begonnen) van 40 km naar het Thale Ban National Park. Daar logeerden we op een prachtig plekje in de schaduw van de enorme muur van een Karst-berg. Door de tuin liep een beekje met wat watervalletjes. In de tuin stonden koffieplanten die tot boom waren doorgeschoten en daarna geknot. De bloemen roken heerlijk zoet.

De eigenaresse had voor de volgende dag een auto geregeld om ons de grens over te brengen. De auto had zowel een Thais als een Maleisisch nummerbord; de chauffeur sprak zowel Thai als Maleis, en hij kende zo'n beetje iedere grensbeambte en politieagent die we onderweg tegenkwamen (en dat waren er best veel, maar allemaal waren ze even vrolijk en vriendelijk).

We gingen de grens over bij Wang Prachan, en lieten ons 20 km verderop afzetten bij het station van Padang Besar. Daar namen we een stoptrein in zuidelijke richting. De stoptreinen rijden hier ook best hard, tot 120 km/u. Maar na een kwartiertje hoorden we een paar harde knallen en even vielen verlichting en airconditioning uit. Daarna sukkelden we nauwelijks meer dan stapvoets door het mooie landschap. We misten onze overstap en kwamen uiteindelijk met twee uur vertraging in Taiping. Daar was net een tropische stortbui losgebarsten. Meer dan ons hotel opzoeken (dat we nog kenden van 8 jaar geleden, en gelukkig hadden ze nog plaats) en een hapje eten zat er niet meer in.

De volgende dag waren alle treinen richting Kuala Lumpur al volgeboekt, dus we moesten met de bus. In tegenstelling tot de treinstations, liggen de busstations ver buiten de stad dus we waren veel tijd kwijt met voor- en natransport. De bus zelf was wel ruim en comfortabel en nam een mooie route door de bergen.

Al met al waren het zo een paar lange en vermoeiende reisdagen geworden. Maar gelukkig hadden we nog vier dagen in Kuala Lumpur om bij te komen. De prettige hotelkamer met een rooftop swimming pool hielpen daarbij. We hadden dus volop gelegenheid om te genieten van de lekkere koffie en het uitstekende eten in de grote stad. Tussendoor struinden we door achterafstraatjes en bekeken we eigenaardigheden van deze mega-stad.


Meer