Langzaam zakten we af naar het zuiden. We deden
twee stranden aan en twee grote meren. We gaan eigenlijk zelden naar
strand-bestemmingen, nu twee keer aan het noordelijke deel van de Golf van
Thailand.
In het centrale gedeelte van de lange sliert die
Zuid Thailand vormt, bekeken we een groot stuwmeer in de bergen en een groot
natuurlijk meer vlak aan zee.
Badplaats Hua Hin
In Hue Hin hadden
we een leuk hotelletje in een tamelijk Thais buurtje. In de steegjes om ons
heen woonden en werkten Thai, en de lokale markt was vlakbij. Maar andere delen
van de stad waren volledig overgenomen door, voornamelijk Scandinavische,
toeristen. Veel gezinnen met kinderen, veel oudere stellen, en oudere mannen
met hun Thaise vrouw. Veel overwinteraars en strandvakantiegangers, bepaald
geen mensen die rondreisden of voor de cultuur kwamen. Er moeten hier
letterlijk tienduizenden Scandinaviërs wonen. En dan waren er nog de nodige
Aziatische toeristen.
Deze tijd van het
jaar is het normaal dat het water hoog staat in de Golf van Thailand, maar
dezer dagen was het extra hoog. Een groot deel van de dag was er nauwelijks
strand. Op een ochtend zelfs helemaal niet. We stonden bij een strandopgang te
kijken hoe mensen met hun matje en handdoek onder de arm aan kwamen lopen, even
beteuterd keken, en weer afdropen. Maar tussendoor konden we toch zo nu en dan
zwemmen en pootjebaden in de branding en van de zon genieten.
Hat Thung Wua Lean (Chumphon)
Met een sneltrein
en een songthaew (een pick-up truck
met bankjes in de laadbak) gingen we 260km verder naar het zuiden. Daar is een
klein strandje van een km lang, met één weg erlangs, waar het voornamelijk in
het weekend druk is met Thai. Door de week was het er erg rustig, de paar
hotels en restaurants die open waren hadden nauwelijks gasten. Ook hier was het
strand smal door het hoge water, maar je deelde het dan ook maar met een
handjevol anderen. Daar hadden we twee rustige dagen.
Enkel spoor
De grotere
verplaatsingen konden we steeds met de trein doen. Vaak ging er maar een of
twee keer per dag een trein waar we wat aan hadden (verder zijn er veel
nachttreinen). Dit zijn oude lijnen en dieseltreinen, met antieke seinsystemen
die werken met hoepels, tokens en vlaggen.
Om te voorkomen
dat op enkel spoor twee treinen elkaar tegenkomen, heeft ieder baanvak één token
(een metalen schijf) die een machinist móet hebben om op dat baanvak te mogen
rijden. Op stations waar tegenliggende treinen elkaar passeren, wordt de token
aan een stationsmedewerker gegeven. Om dat gemakkelijk uit een soms nog
rijdende trein te doen, zit de token vastgeklemd in een grote hoepel. De stationsmedewerker
brengt de hoepel met token dan naar de andere trein. Soms trekt de medewerker
daarvoor een lange sprint, een keer zagen we 'm zelfs met een brommertje over
het perron rijden!
De sneltreinen
haalden tot 120 km/u. En zelfs de houten (!) stoptrein die we hadden, haalde
bijna 90 km/u. Na 4½ uur zijn houten bankjes trouwens wel heel hard…
Ratchaprapha Dam / Khao Sok NP
Vanuit het stadje
Phun Phin (Surat Thani) maakten we een dagtocht naar de Ratchaprapha Dam. Die
vormt het grootste stuwmeer van Zuid Thailand. Het is een populaire bestemming
voor boottochten, zowel backpackers als in het weekend ook Thai, maar bijna
iedereen komt met een georganiseerd tourtje. Het was dus even zoeken in de enorme
drukte hoe onze weg te vinden. Maar uiteindelijk voeren we op ons eigen bootje
tussen de rotsformaties, bergtoppen en jungle. Prachtig!
Phatthalung & Thale Noi NP
We bleven een paar dagen in de kleine provinciehoofdstad Phathallung. Dat
ligt zo’n beetje tussen niets en nergens en er komen bijna geen toeristen. Toch
zijn er een paar fraaie kalkgebergten met grotten en ligt het vlakbij het
grootste meer van Thailand: Lake Songkhla.
Een uithoek van het meer, nog altijd 5x5km, is een vogelreservaat, Thale
Noi. Daar konden we een boottocht maken. We stapten in bij een wat oudere man
die een prima bootsman bleek te zijn. De tocht was fantastisch. Door
afwisselende “land”schappen, afwisselende begroeiing, afwisselende dieren.
Grote delen van het meer waren bedekt met waterplanten, maar toch was het water
kraakhelder.
Het eerste deel was de waterlelie zone. Van dichtbij zat er best ruimte
tussen de bloemen, maar als je in de verte keek, lag er een paars-roze gloed
over het water. We zagen waterhoenen, meeuwen, reigers, ooievaars, aalscholvers
en nog veel meer vogels, waarvan ik de naam niet weet. Een deel ging meer door
riet, en daar was een grote kudde waterbuffels. De herders voeren er op twee
kleine bootjes achter om ze bij elkaar te houden. Een baby-buffel bleef wat
achter. Zo nu en dan voeren we dwars door stukken waterplanten, die uiteen
weken omdat ze los in het water dreven. Maar een enkele keer maakte onze
bootsman toch rechtsomkeer. De volgende zone was van de grote bewegende visnetten
(type Kochi) die langs een soort kanaal stonden. Kanaal in de zin van midden in
het meer… Verstopt in het riet zagen we nog eens drie waterbuffels. We voeren
even terug en zagen de enorme beesten lui zwemmen en klauteren. Daarna langs
een soort lange bomenrij, waar iedere boomwortel zijn eigen eilandje vormde.
Verder naar het zuiden lijken de Thai zo mogelijk nog vriendelijker. Er is
niet alleen veelvuldig de spreekwoordelijke Thai
smile, maar ook stralende gezichten, vrolijke ogen, behulpzaam toeschieten,
hartelijke groeten en een algeheel gevoel van welkom zijn. Jammer genoeg
spreekt bijna niemand Engels, dus een goed gesprek zit er niet in.