Nederlandstalige blogs

woensdag 18 november 2015

Bos en Lommer (4) Aardappel krijgt groen licht

Door de opvallend groene gevel en idem verlichting valt King Kumpir prima op in de gevellijn van de Bos en Lommerweg. De inrichting en ook weer die groene verlichting zien er fris en modern uit. Toch heeft de zaak ook een fast food uitstraling die wordt versterkt door  de witte tafeltjes, plastic bestek en plastic bekertjes. Dat is jammer, want daardoor nodigt het niet uit er langer te blijven zitten.

Een uiterst vriendelijke en behulpzame jongedame legt uit dat kumpir  van oorsprong een Turks gerecht is. De bereiding gebeurt ter plekke en is helemaal te volgen: een grote gepofte aardappel wordt doormidden gesneden en met boter en geraspte kaas gepureerd - nog in de schil. Dit "bedje van puree" wordt rijkelijk belegd met sausjes en groentes naar keuze uit de salad bar. Bonen, mais, augurkjes, pepertjes, rode kool salade, etc, etc. Het resultaat ziet er niet alleen mooi uit, het is ook heerlijk, en meer dan genoeg als lunch. Voor wie iets anders wil, is er ook falafel, friet en pitabroodjes.

Er is aardig wat aanloop, zo te zien vooral van winkelend mediterraan publiek. De soms wat traditionele hoofddoekjes van de clientèle vormen een contrast met het moderne interieur, maar gezellig is het er zeker.
Wat een beetje verwarrend is, is dat zowel de website als het foldertje claimen dat ze vegetarisch zijn, maar dat er ook tonijn of kip als vulling op de kumpir te krijgen is. Nu zijn er vele definities van vegetarisch mogelijk, maar buiten Frankrijk dacht ik dat het niet gebruikelijk was vegetarisch te zien als "alles behalve koe en varken". Niet getreurd, we laten de kip en tonijn gewoon links liggen. En we komen zeker nog eens terug.


Amsterdam, 18 november 2015

Meer Bolo blogs 




zondag 25 oktober 2015

Patti Smith in Paradiso

Na haar bandleden loopt Patti het podium op. Een subtiel ironisch heupwiegje, en ze heeft de halve zaal plat. Ze loopt naar de microfoon, zet haar leesbril op, en draagt de hoestekst voor van Horses, de elpee die 40 jaar geleden uitkwam.

Deze maand bezocht ik twee concerten van grootheden uit de midden-70's. PIL (John Lydon alias Johnny Rotten) en Patti Smith. Allebei revolutionair zowel muzikaal als maatschappelijk. London vs New York. Voorpaginanieuws vs underground. Arbeidersklasse vs intellectuelen. 59 jaar vs 68 jaar. (*)
Het publiek bij Patti Smith was gevarieerder. Ook duidelijk maatschappelijk geslaagder. Hoewel de 50'ers en 60'ers in de meerderheid waren, was er een flink aandeel jongeren. De hippy-spirit zat er ook in: toen de stoelen op de galerij allemaal bezet bleken, ging menigeen in kleermakerszit op de grond.

De toetsenist zette de eerste noten in van Gloria, het begin van de integrale uitvoering van Horses. In de stevigere nummers ontpopte Patti zich als een ware rock chick, met ritme in de stem en swing in het lichaam, van links naar rechts over het podium bewegend, leunend over de monitoren, handjes gevend aan het publiek op de eerste rij, zwaaiend naar de bovengalerijen.
In de meer poëtische nummers schreeuwde ze, krijste ze het publiek toe als een ontketende messias, vloekend en tierend als Jezus in de tempel. De lange grijze haren wapperend, de armen breed uitgestrekt, het publiek bezwerend.

Haar stem was bepaald niet meer van fluweel, maar dat maakt ze goed met een intensiteit en energie waar John "Anger is an energy" Lydon niet van terug zou hebben.
In aanmerking genomen dat Horses 40 jaar oud is, bleef de uitvoering dicht bij het origineel. Alleen kregen we een extra stuk Gloria na het titelnummer, en werd Elegie een aangrijpende klaagzang voor een lange lijst te vroeg overleden musici. Bekenden als Jim Morrison, Jimi Hendrix, Kurt Corbain en Amy Winehouse, waar ze allemaal songs ter nagedachtenis voor geschreven heeft, en minder bekenden als Johnny Thunders, Johnny Winter en natuurlijk haar eigen man Freddy "Sonic" Smith.

Na Horses werd een song opgedragen aan het publiek van Paradiso. Toen de Patti Smith Group midden jaren '70 begon met touren, vond Patti het zo jammer dat het publiek nooit meezong. Pas na drie jaar, in Paradiso, werd ineens uit volle borst van begin tot eind meegezongen met Dancing Barefoot. Nu weer.
Daarna was er soort pauze, een intermezzo waarbij de band een medley van Velvet Underground nummers speelde. Toen Patti terugkwam op het podium, zei ze dat ze een costume change had ingepland om als hedendaagse rock star mee te kunnen. Alleen was ze vergeten zich om te kleden en deed dat alsnog on stage.

In het volgende blok van drie nummers zaten die andere grote hit, Because The Night, en twee nummers van de latere albums Dream of Life en Gone Again. De bandleden wisselden eens van instrument, Patti praatte wat meer en gaf opmerkingen uit het publike steeds een gevat weerwoord. Ze kwam bijna niet meer uit haar woorden van het lachen, omdat ze zo blij, zo gelukkig was. Na een onderonsje met de bassist volgde een vertederend ...my boy... Het was haar zoon.
Als toegift kregen we, hoe kon het ook anders, My Generation. In een concert dat in het teken stond van leven en dood, hoop en vrijheid, was de tekst toepasselijk veranderd in "hope I live untill I get old".  Wellicht met het idee "de jeugd heeft de toekomst" werden twee tiener-rasta-meisjes uit het publiek het podium opgehesen, om een dansje te doen. Ze waren te verbijsterd van geluk en versteenden bij vlagen. Patti deed een gitaar om om de feedback effecten uit dit lied te bewerkstelligen. De gitaar in de versterkers kapotslaan zoals Pete Townshend in 1965 deed, ging misschien te ver, maar wel werd de ene na de andere snaar geknapt. Onder een nagalmende feedback verliet de band het podium. De zaallichten gingen aan en Jimi Hendix' Freedom klonk. De roadies deelden set-lists, bloemen en prullaria uit onder het publiek.

Het was een memorabele avond.

Meer concerten 

Lees hier meer concert-reviews

zaterdag 10 oktober 2015

Bos en Lommer (2) Goedemorgen

Goedkoper? Goedkóper geworden? Het is nauwelijks te geloven. Het is al lang niet meer alleen op het Leidsche Plein of een exclusieve locatie dat je meer dan 2 Euro betaalt voor een kopje koffie. 
Iedere slimmerik binnen de ring denkt dat-ie er mee weg komt €2,20, €2,40 of €2,60 te rekenen voor een kopje middelmatige koffie. En gezien de klandizie lijken ze vaak nog gelijk te hebben ook.

Waar de prijzen voor een kopje koffie de pan uit rijzen, gebeurt bij Buongiorno het omgekeerde: ze worden goedkoper.  En dat is niet het enige sympathieke aan deze mini-keten in Amsterdam West.

Ze hielden ons lang in spanning: op de hoek van de Bos en Lommerweg en de Admiraal de Ruijterweg waren de ramen meer dan een half jaar afgeplakt met bruin papier met intrigerende teksten over Javaanse koffie. Begin van de zomer was het eindelijk zo ver: de zaak ging open. Een frisse moderne uitstraling, tegelijk gezellig. Onder, op en achter de toonbank voert koffie de boventoon in diverse varianten, maar is ook ruimte voor andere drankjes en hapjes, waaronder heerlijk gebak. Links bestel je bij de altijd vriendelijk barista, rechts haal je je bestelling  op en aan een klein "eiland" pak je suiker en melk en staat een karaf water - nog zo'n sympathiek detail.


Je kunt buiten zitten op grote stoere houten banken - in 2015 is er geen zaak denkbaar zonder - of binnen in de vensterbank of aan de leestafel. Daar kun je proeven dat het werkelijk een prima kopje koffie is, dat de Italiaanse naam eer aan doet. In korte tijd is de zaak populair geworden bij zzp'ers (zelfstandige zonder plek-om-te-werken) waarvan er zelfs op zaterdagochtend een stel zitten te werken aan hun laptop. Verder is er een bijna continue stroom van mensen die even een bakkie komt doen.  Het publiek is behoorlijk gevarieerd, en ook dat draagt er toe bij dat het er prettig toeven is.
Aan de toeloop te zien is de zaak een schot in de roos, een aanwinst voor de buurt, en een genoegen om zo'n succesvolle allochtone onderneming te zien. En dat allemaal vanaf slechts  €1,80…

Amsterdam, 10 oktober 2015

Twee jaar later

Toen in 2015 het menubord voor de speciale koffies opgehangen werd, waren de specials vernoemd naar vijf legendariache voetballers en één onbekende. Bergkamp, Van Persie, Iniesta, Zidane en Maradona. Je zult maar in dat rijtje gezet worden als jeugdspeler van Ajax. Intussen weten we hoe terecht dat was. Hoewel zijn ster op de velden nooit tot die grote hoogte heeft mogen reiken, is wat hij heeft losgemaakt in Amsterdam en de voetbalwereld onvergetelijk. En daarmee onsterfelijk. Appie Nouri, 34.



Drie jaar later

In augustus 2018 is de prijs van een kopje koffie dan toch verhoogd. Naar €2,00. Nog steeds een van de goedkoopste binnen de ring.

Meer Bolo blogs 

woensdag 7 oktober 2015

PIL in Paradiso

Terwijl de zaal langzaam vol liep, beende een man gekleed in een pak met fluoriserend gele strepen en schouders van back stage het podium op en terug. Hij bestudeerde het stuk van het balkon dat tot boven het podium doorliep. Dat moest ontruimd worden en met een lint afgezet worden. Gedurende het hele concert stond hij streng in een hoek voor op het podium te kijken.  Was Johnny bang voor bier-gooiers en stage divers? Dat was dan de enige referentie aan de Sex Pistols dagen, want het publiek gedroeg zich behoorlijk tam. Zo zagen ze er nu uit, de kansloze jongeren van 40 jaar geleden: eind 50, kaal hoofd en een zwart leren jasje aangeschoten dat niet meer sloot over hun bierbuik.

De zaallichten gingen uit, de band kwam op, als laatste John Lydon. A capella zong hij de openingszinnen, daarna zette de band in voor dezelfde dubbele opening als het recentste album What The World Needs Now: Double Trouble / Know Now. Meteen daarop volgde een briljante uitvoering van This Is Not A Love Song.
De ritmesectie legde een uiterst solide fundament, met een bas zo diep dat je 'm niet hoorde, maar die wel je borstbeen deed resoneren. Als de ritmesectie het gewapend beton was, dan was de gitarist de diamantboor. Slijpend, snerpend, gierend, jankend, huilend - maar nooit wist hij te ontsnappen aan de ijzeren greep van de drummer en bassist. Ook John's stacato zang bleef door de mix gevangen en vormde vaak een kleur in het palet van klanken. Hoewel zijn zang niet boven de muziek stond, was John wel het absolute middelpunt van de zaal: stage center. Alleen tijdens een paar ultrakorte, verrassend melodieuze gitaarsolo's verschoof de spotlight even naar de gitarist.
Zo gleden we langzaam in een trance waarbij het onderscheid tussen de verschillende uitgesponnen nummers vervaagde. Waren ze nieuw of oud? Waren ze bekend of niet? Het maakte niet meer uit, ze lagen allemaal aan de ketting van de ritmesectie en de gezamelijke klank-samenstelling. Daarmee vervaagde ook de tijd, had die geen begin of eind meer, geen verleden of toekomst, kwam die tot stilstand. Een gevoel dat je ook kunt hebben als je ergens halverwege een wereldreis van zes maanden bent, of zoals iemand me vertelde: als je wat goede hasjies gerookt hebt.

We landden weer met een lange expirimenteel-psychedelische uitvoering van Religion. In het middendeel alleen nog de vervormde stem van John boven een licht ritmisch tikje van de drummer.  Aan het eind een chant: "turn up the bass". Dat gebeurde. Alsof de zaal een trilplaat werd, schudden eerst de vullingen uit je tanden, en toen de kiezen uit je kaken.
De toegift bestond uit strakke uitvoeringen van de publiekslievelingen Public Image en Rise (met John's lijfspreuk "anger is an energy"). John had ons blij verrast met een uitstekende band en een uitstekend concert. Als afscheidswoorden kregen we mee: Amsterdam is my second home, en this way we can change the system.


Meer concerten 



Lees hier meer concert-reviews o.a. later dezelfde maand het concert van Patti Smith

zaterdag 5 september 2015

Het konijn op de maan


Nadat we ons schuurtje gebeitst hadden, leek de kleur een soort nachtelijke hemel. Dat inspireerde me ertoe om het te versieren met een hemellichaam.

Ik zocht wat afval hout, zaagde en lijmde het en schilderde een canvas. Daar op tekende en schilderde ik het konijn.


In India en Thailand en andere plaatsen dicht bij de evenaar kun je het konijn op de maan zien: de donkere vlekken vormen de omtrek van een konijn.

Vanwege de andere hoog zijn het diezelfde vlekken die er ter hoogte van Europa uitzien als een gezicht: het mannetje op de maan.


dinsdag 14 juli 2015

De Rohingya: Een verborgen volk in de jungle

Bezoek aan de Thais-Maleisische grens

Dit was echte jungle met veel bomen die tientallen meters kaarsrecht omhoog sproten om een beetje licht op te vangen waar hun kroon zich uitbreidde. Dikke lianen en parasitaire planten groeiden er omheen. Dorre bladeren van een halve meter groot vermengd met fel rode bladeren bedekten de bodem. 
Het pad werd door de hoge oppervlakkige wortels op z'n plaats gehouden, op een stuk na waar het naar beneden gestort was en er geklauterd moest worden. 
Daar kwamen die lianen en wortels weer van pas. Sporen van wilde zwijnen, stekelige rotan, grote vlinders, harde hoge tsjierppartijen van de insekten - het bos was er vol mee.

We wandelden over een pad door het Thale Ban National Park, in de uiterste zuidwest-hoek van Thailand. Volgens het bord was dit evermoist forest, nog net niet zo ondoordringbaar als het tropical rain forest dat we zuidelijker in Maleisië gezien hadden.  Dat dit een onherbergzaam gebied was, met moerassen, bergen en jungle, was de reden dat we hier de grens overgestoken waren door mee te liften met een vrachtbootje over de Andaman Zee.
Maar nu waren we toch vlak bij de enige landgrens in de regio: aan een kleine weg met nauwelijks verkeer en al helemaal geen openbaar vervoer. De laatste 20 kilometer waren we meegelift met de grote pick-up truck van Hassan, een politieman of grensbewaker in uniform, op weg naar zijn werk. Het National Park lag twee kilometer voor de grens. Met niets dan jungle er tussen.
Het was onthutsend, maar niet onvoorstelbaar, een paar maanden later in de krant te lezen dat precies hier geheime vluchtelingenkampen waren waar Rohingya uit Myanmar werden vastgehouden, afgeperst door mensensmokkelaars, en vermoord achtergelaten.

Bootvluchtelingen

Thailand en Myanmar hebben een lange gemeenschappelijke grens, en zo'n 150.000 Karen uit oostelijk Myanmar zitten al 30 jaar vast in vluchtelingenkampen van de Thaise overheid net over de grens, 1500 kilometer noordelijker. Ze zijn intussen een bekende bestemming voor culturele bezoeken en vrijwilligerswerk door westerse toeristen. Nauwelijks bekend zijn de Rohingya uit westelijk Myanmar. Ze worden niet geaccepteerd omdat hun godsdienst afwijkt van de meerderheid, de boeddhisten. Ze vluchten niet door de jungle de grens met Thailand over, maar moeten met bootjes over de Andaman Zee. Hun doel is Maleisië, waar moslims de meerderheid vormen. Maar vaak landen hun bootjes in zuid Thailand, waar ze op weg naar Maleisië in handen vallen van de smokkelaars.
Op zee werden de bootjes verjaagd of teruggesleept door de Thaise, Maleisische en Indonesische kustwacht, tot de zaak in mei 2015 zoveel internationale aandacht kreeg , dat Maleisië besloot ze tijdelijk op te vangen.

Bezoek aan deelstaat Rakhine

De zaak raakt ons nog meer, omdat we 7 jaar geleden in Rakhine waren, de regio van Myanmar waar de Rohingya vandaan komen. Korte tijd was de streek toegankelijk, toen Myanmar net begon zich meer open te stellen en toenadering zocht met oppositie en buitenland. Maar al snel werd een nieuw binnenlands conflict gezocht en gevonden bij deze minderheid. Hoewel ze al vele generaties of vele eeuwen in Rakhine wonen, deels afstammelingen van Perzische en Arabische handelaren, deels migranten binnen wat in de 19de eeuw één Britse kolonie was, worden ze nu gezien als illegale immigranten uit Bangladesh.
Nu terugkijkend, is het verbazingwekkend dat we de streek indertijd niet als islamitisch herkend hebben. Blijkbaar moesten ze toen al een low profile houden. Het straatbeeld van Sittwe werd overheerst door monniken, nonnen en tempels. De schaarse toerist bracht geen welvaart naar Mrauk U, die uithoek van het land was duidelijk straatarm. Mobiele telefoons waren er in Sittwe al niet meer, en in Mrauk U was zelfs geen vaste telefoonverbinding met de rest van de wereld.

Mrauk U was een oude hoofdstad uit de 16de eeuw, van een rijk dat zich uitstrekte over delen van het huidige Bangladesh (waarvan de nabijheid b.v. geïllustreerd werd door de importkoekjes in de winkel) en de huidige Rakhine State. Er waren een heleboel tempels en pagodes uit die tijd overgebleven, half tussen het dorp en de akkers gelegen, soms wat vervallen en overgroeid. Steeds zag je weer een andere tempel op een heuvel of een pad naar iets moois. De setting alleen al was fantastisch, maar de chedi's zelf waren ook meer dan de moeite waard.
We wandelden er rond, hier en daar begeleid door groepjes kinderen die eigenlijk naar school hadden moeten gaan.
Verder weg van het dorp waren er geen kinderen meer die steeds bye bye roepend op je afrenden, maar uitgestrekte akkers en vrouwen die met manden op hun hoofd liepen. Hier was geen meter straat verhard, geen huismuur van steen: alles hout en bamboe en erfjes van aangestampt zand.

Een bizarre cirkel

Met deze laatste alinea uit mijn reis-dagboek van 2008, en de alinea uit mijn reis-dagboek van 2015 waar dit stukje mee begon, sluit zich een bizarre cirkel rond twee plekken die we bezochten toen we van niets wisten, en die daarna eventjes het wereldnieuws haalden.


Amsterdam, mei-juli 2015

vrijdag 8 mei 2015

Tien memorabele restaurants (8/10) Saravana Bhavan - South Indian

Het eten dat we in Nederland kennen uit Indiase restaurants is van oudsher Noord Indiaas. De Zuid Indiase keuken is heel anders. Die volgde de vele Zuid Indiase arbeidsmigranten naar het Midden Oosten en Maleisië. In het jongste decenium begint het ook in West Europa voet aan de grond te krijgen, met name door de keten "Saravana Bhavan" - van oorsprong een klein restaurantje in Chennai.

Ik ben o.a. in de vestigingen in Kuala Lumpur (2 locaties), Singapore, Doha en Amsterdam geweest. De ene zaak is wat eenvoudiger, de andere wat meer up market, maar allemaal zijn ze hoogst authentiek. Je kunt er een Zuid Indiaas meal nemen, of beter nog: een masala dosai, een grote dunne "pannenkoek" met een kruidig aardappelprutje erin en munt- of kokos-chutney om in te dippen.

De vestigingen buiten India hebben als bijkomende attractie, dat ze een heel Indiaas publiek trekken. In Amsterdam zit er b.v. de halve Indiase expat gemeenschap. De sfeer neemt je dan ook meteen mee naar India.

Kuala Lumpur Leboh Ampang

Onze eerste kennismaking met Saravana Bhavan was in Little India, een Indiase wijk van Kuala Lumpur. Een nep-waterval over een glazen plaat beheerste de inrichting. Een paar jaar later was die weg. Een andere vestiging in Kuala Lumpur, Leboh Ampang, was veel eenvoudiger maar niet minder smakelijk. De zaak in Singapore had wat pretenties, je zat goed achter de grote ramen met uitzicht op het levenidge straatleven. De vestiging in Doha was misschien wel de meest authentieke, met een aparte "family room" boven, terwijl de mannen-alleen beneden aten.

Amsterdam begon met een inrichting waarbij de afstand tussen de losse tafeltjes zo klein was, dat je ze kon aanzien voor een hele lange tafel waar het aanschuiven was. Het eten was er zoals overal uitstekend en betaalbaar - de drankjes absurd duur. Maar dat was toch te doen omdat je traditioneel in India geen drankje bij het eten hoeft te bestellen - er staat een kan met water en bekers op tafel. Het eerste jaar na de opening zat de zaak vol met etnische Indiërs, later drongen de Nederlanders zich er meer tussen. Toen gingen ze dicht voor een verbouwing die bijna een jaar zou duren. We hadden laatst een pre-view. Het is allemaal ge-upgrade en de tafeltjes staan meer apart van elkaar. We hopen er binnenkort weer te kunnen gaan eten.


Meer:

Hier vind je meer Waterlily foodblogs

woensdag 6 mei 2015

Tien memorabele restaurants (6/10) Bang Rak - Satun

Thaise curry hoort romig en zacht in de mond te voelen, maar ook vol en pittig te smaken. De groente die er het beste in past, zijn kleine ronde aubergines. Zo klein en zacht dat je denkt dat het grote doperwten zijn. 

In Satun komen zo weinig toeristen dat er geen vegetarische gerechten op de kaart staan en dat de serveersters nauwelijks Engels spreken. Maar nadat, na wat uitproberen, eenmaal duidelijk was hoe we onze curry het liefst hadden, werd die alle volgende keren feilloos geserveerd. Variërend van heerlijk tot onvoorstelbaar lekker. De eerste paar jaar noemden we het "het curry restaurant", tot we er achter kwamen dat het "Bang Rak" heette. Als excuus daarvoor gold dat dat alleen in het Thai wordt aangegeven.


Uit mijn dagboek in februari 2015:

"(...) Dit was een wat klein half-open restaurant, waar het een gezellige drukte was met gemengd Thai publiek. We namen een papaya salade en een gele curry met tofu en stukjes omelet er in. Ze waren allebei behoorlijk pittig, maar als je ze door elkaar at spuwde je pas echt vuur! De schaal met stukjes watermeloen en ananas kwam als geroepen."



Uit mijn dagboek in januari 2016:  

"We wandelden naar het curry restaurant. Het zag er als altijd gezellig uit, redelijk gevuld, een paar gezinnen, een paar groepjes mannen met wiskey, allemaal onder een afdak dat tussen bomen hing. Een van de goedlachse serveersters begreep wat Engels. "Niet te heet." Hun not-so-spicy was voor ons op het randje van nog net eetbaar.  We bestelden groene curry met tofu -die lekker soeperig uitviel, alleen wat weinig groente- een aubergine-ei-salade, rijst en een biertje. De curry was onwaarschijnlijk lekker. Misschien wel een van de allerbeste ooit! En dat wil wat zeggen…"

Uit mijn dagboek in januari-februari 2018:
"We gingen eten bij het curry restaurant. Onder golfplaten onder een boom, op houten vloerdelen. Het was rustig toen we binnenkwamen. De serveersters en de eigenaar waren heel vriendelijk, een en al glimlach, en deden hun best onze bestelling op te nemen. Dat pakte goed uit: geen vlees of vis door de curry en salade, wel groente en tofu in de curry, en waanzinnig lekker. De verse curry met extra kruiden was heerlijk, vol, met diverse “lagen”  smaak. Woorden schieten te kort om de smaak te beschrijven. Met te volle buik naar huis gewandeld."

"Voor de laatste avond konden we natuurlijk nergens anders gaan eten dan bij het curry restaurant. En het was nog open ook. De baas groette ons weer hartelijk. Dit keer lukte het wel om de gele curry te bestellen. Tikje zurig en ongelooflijk scherp. De tweede ronde schepte ik geen extra saus over m’n rijst, want dan was het eigenlijk niet te doen. Maar lekker was het wel. We hadden er ook nog loempiaatjes bij en zoals altijd het fruithapje toe."
"(...) Toen een stel aan een andere tafel afrekende, ging het Chiang-meisje uitgebreid poseren met de man en zijn lege fles Chiang. Ik zei, wil je ook met mij op de foto? No, only chiang. Dus omdat ik een cola drink kun je niet met mij op de foto? Big smile maar geen foto! "

Uit mijn dagboek in januari-februari 2019: 
"We gingen naar Bang Rak, ons favoriete curry restaurant. En die reputatie maakten ze helemaal waar. De afgelopen 3 weken hadden we al een aantal keren (elders) curry gehad, en meestal was die prima, maar dit was gewoon de allerbeste. Een rijk smakenpalet, pittig maar niet tè, vol groente en tofu en groene kruiden, een romige structuur. Perfect. De eigenaar van de zaak herkende ons en we kregen een extra welkomsgroet. De serveersters groetten natuurlijk ook enthousiast en er was er eentje die een beetje engels sprak en ook nog van vorig jaar wist wat onze lievelings gerechten waren."

Uit mijn dagboek in januari-februari 2020:
"Nog half op Maleisische tijd gingen we bijtijds eten. Waar anders dan in Bang Rak, het beste curry-restaurant. De eigenaar begroette ons en de meisjes – grotendeels dezelfde staf, en dat na 5j – wisten nog hoe we onze curry wilden. De curry was creamy, pittig en vol van smaak. De mangosalade was fris en lekker. Ik dronk er een grote fles ijskoud bier bij, waar mijn favoriete biermeisje extra ijs bij deed. Alles was perfect. Ineens leek het alsof we hier gister nog waren. Dat hele bewogen jaar leek verdwenen."

"Bij Bang Rak was het weer aardig gevuld, de meisjes hadden het er maar druk mee, en de curry was weer heerlijk. Nu hadden we een salade van aubergine en eieren erbij, de aubergine was boterzacht."
"We aten bij Bang Rak. Gelukkig waren er weer vier meisjes in de bediening, al was het iets minder druk dan 3d geleden. De meisjes hadden nieuwe rode t-shirts met in drie talen de opdruk “welkom”. Het eten was weer verrukkelijk. Toen we weggingen wees de eigenaar er op dat ze vanaf morgen voor een dag of 4 à 5 dicht zouden gaan (vanwege Chinese New Year). Dat hadden we goed voorspeld."
"De voorlopig laatste wandeling naar Bang Rak. Even slikken. Ik zat nauwelijks toen de eigenaar naar me toe kwam: hé, je hebt vandaag koffie gedronken bij Chia. Hij belde om het me te vertellen. De curry was verrukkelijk. De senior serveerster begreep precies wat ik nodig had. De tweede cola kwam als vanzelf en een derde stelde ze niet eens voor. "

De openingswoorden van de laatste alinea hierboven, "voorlopig laatste", dreigen nu langer waar te blijven dan ik had kunnen vermoeden toen ik ze opschreef...

Meer:

Hier vind je meer Waterlily foodblogs

dinsdag 5 mei 2015

Tien memorabele gerechten (5/10) Tang City food court - Kuala Lumpur


In het hartje van de oude stad van Kuala Lumpur, ver weg van de glimmende Petronas Twin Towers, ligt China Town. Traditie en toekomst lopen letterlijk dwars door elkaar; ouderwetse winkeltjes in de zijstraten en drukke markten in de hoofdstraten. Het kan er behoorlijk druk zijn met Chinese toeristen, maar er wonen en werken ook veel locals. Tang City is een food court waar iedereen komt eten. Rondom een plein met smoezelige tafeltjes staan een 20-tal kleine kramen met allerlei soorten eten: noodles, rijst, soepen en kippen in allerlei variaties. Toeristen lopen zoekend rond om te doorgronden hoe het werkt; oude mannetjes met nog een paar tanden en een paar haren roken een sigaret. Iemand komt vragen wat je wilt drinken: een grote fles bier of een blikje fris? Je bestelt je eten bij een of meer van de kraampjes, en als het klaar is komen ze het bij je brengen. Meteen afrekenen.



Er is niet veel keus aan vegetarisch, maar met wat zoeken valt er wat te vinden. Niet dat wij nog zoeken. Als we hier komen gaan we rechtstreeks naar het Bengali stalletje. De uitbater herkent ons al, ook al kwamen we er maar een paar keer en zat daar soms een paar jaar tussen. Hier hebben ze de allerbeste naan ter wereld. Naan is brood uit de tandori oven. Het hoort vers, heet en fluffy te zijn. En dat is het. De begeleidende groenteschotel is bijzaak - alles draait om het verrukkelijke zachte brood.


zondag 15 maart 2015

Brood blog 1: Uit noodzaak geboren: een nieuw brood-recept.



Het leek een onoverbrugbare kloof. De een had jarenlang zo goedkoop mogelijk boodschappen gedaan, en het goedkoopste volkorenbrood uit de supermarkt gekocht. De ander kocht heerlijke ambachtelijke broden bij de warme bakker of bij de markt-met-een-kuu.
Die fabrieksbroden smaken toch nergens naar! 
Die ambachtelijke broden zijn toch veel te duur!

Toen kwam het idee om dan maar zelf brood te gaan bakken. Dat zou lekkerder moeten zijn dan fabrieksbrood en goedkoper dan ambachtelijk brood. En met zo'n broodbakmachine was het weinig werk en kon het niet mislukken. Dat zijn toch eigenlijk de vier kriteria waar het om gaat.

Dus werd bij de supermarkt een pak broodmix gehaald, en bij de witgoedzaak een broodbakmachine. Na het lezen van de instructies en het afmeten van de toevoegingen en het kiezen van het juiste programma werd de machine aangezet. Na een tijdje leek het alsof er niet veel gebeurde. Het lampje dat de "fase" aangaf, versprong niet. De machine maakte steeds dezelfde korte beweging, maar het deeg werd echt niet gemengd - laat staan gekneed. Nauwkeurige bestudering leerde dat de deeghaakjes eigenlijk nauwelijks bewogen - de weerstand van het mengsel leek te groot.
Wat te doen? Er zat immers al water door de broodmix, dus die kon je niet lang bewaren. Dan maar gauw met de hand kneden en in de oven zetten. Er kwam zowaar iets behoorlijk eetbaars uit.

Die broodmachine was dus geen succes. Bovendien was het kneden veel minder moeite geweest dan van te voren gevreesd. Eigenlijk zou je het brood net zo goed helemaal met de hand kunnen maken. Maar dan moest je wel weten wat de optimale hoeveelheden meel, gist en water waren, en hoe lang het moest rijzen en bakken. Gelukkig kun je tegenwoordig alles op internet opzoeken.

Daar bleek al snel dat je door de bomen het bos niet meer zag. Talloze recepten die beweerden het enige echte te zijn; de een had het over het soort meel; de ander had een ingewikkelde rijs-cyclus; de derde had weer andere verhoudingen suiker en zout; de vierde was zo warrig dat je eigenlijk niet wist met welke stap je bezig was; de een zwoer bij vers gist en de ander had het over het laten weken van gedroogde gist in lauw-warm water; uit reacties bleken veel recepten te mislukken als je iets niet helemaal goed deed.
Wat ze allemaal gemeen hadden, was dat als je ze doorlas, je dacht dat een brood bakken een uiterst gecompliceerde zaak was die je pas na jarenlange ervaring meester zou kunnen worden.

Intussen werd de broodbakmachine grondig schoongemaakt en terug in de verpakking gedaan. Daarmee terug naar de winkel. Gelukkig was het een klantvriendelijke zaak, waar je spullen binnen acht dagen terug kon brengen - mits ongebruikt natuurlijk. 
Nou, er was geen brood mee gebakken dus "gebruikt" kon je 'm niet noemen.
Wij gingen verder zonder broodbakmachine die ook maar weer ruimte inneemt in je keuken, en minder eenvoudig is dan je verwacht, en stuk kan gaan. 

Met het nodige lezen, nadenken, uitproberen, bijstellen en versimpelen kon uit de vele bomen van het brood-recepten-bos een handzame broodplank gezaagd worden. Zo ontstond een recept dat lekker en goedkoop is, en bovendien gemakkelijk en nooit mislukt.

maandag 23 februari 2015

India Nieuwsbrief, Jaargang 2015 Aflevering 5 (slot): De Andaman kust

Satun, hoe het verder ging…
Uiteindelijk zijn we twee weken in Satun gebleven. Het was gewoon te leuk om te vertrekken. Een aantal ochtenden bleven we thuis en zat E. op de veranda aan haar boek te werken. Andere ochtenden wandelden we door het stadje, over de markt, of juist de stad uit. Binnen tien minuten was je op het platteland. Vooral de wandeling die ons eerst langs een mangrove bos bracht, toen langs visvijvers met kreeft, en toen bij een afgelegen huis waar oploskoffie geserveerd werd, was spectaculair.
Voor de lunch gingen we iedere dag naar dezelfde plek. Iedere Thaise stad heeft ten minste één vegetarisch lunch-restaurant. Het probleem is het te vinden. Ten eerste om de vraag duidelijk te maken (wij spreken geen Thai); ten tweede zijn ze niet erg bekend; ten derde om het evt antwoord te begrijpen (zij spreken geen Engels); ten vierde om het te zien zelfs als je er voor staat. Ook dit was onooglijk klein in de hoek van een loods. Maar de belangrijkste hint is altijd het bord met rode letters op een gele achtergrond. Iedere dag was er een soort buffet met verschillende groentes en tofu-varianten die je op je bordje rijst kon scheppen. Het was afwisselend, lekker, gezond en spotgoedkoop.
Ook voor koffie hadden we een vast adres, als we in de stad waren. Een klein bamboe stalletje waar een meisje in zat, achter de toonbank weggedoken als er geen klanten waren, voor take-away koffie en thee. Het was een genot om te zien met hoeveel zorg ze iedere bestelling klaarmaakte. Een schepje van dit, een scheutje van dat, roeren, mixen, in een zak of beker met ijs gieten, inpakken. Ze was niet erg spraakzaam, maar wel zorgzaam. Onder haar glinsterende hoofddoek had ze haar wimpers gitzwart gemaakt en haar wenkbrauwen dik ingetekend.
Avondeten hadden we afwisselend thuis of in de stad. De kwaliteit kon die van KL en Penang niet evenaren, en bestellen ging soms moeizaam, maar toch waren we meestal wel tevreden met het resultaat.
Uniek voor Thailand is hoe gemakkelijk je ergens naar muziek kunt luisteren. We vonden een openlucht-bar waar iedere avond een trio optrad. De zangeres deed graag Engelstalige covers en kon echt goed zingen. Soms waren wij de enige klanten en hadden dan de drie muzikanten en vijf man personeel ons heen. Die waren druk met het voortdurend bijvullen van onze glazen met ijsblokjes en het flesje cola dat op een bijzettafeltje stond.
Satun was toch niet 100% Thai. Eerder 99.8%. Buitenlanders waren of 3 dagen overgekomen van Langkawi voor een nieuwe Maleisische inreis-stempel en zaten in hetzelfde resort als wij. Of ze hadden hun jacht in onderhoud op de werf in Thammalang. Of ze woonden hier, getrouwd met een Thaise, die thuis zat terwijl ze met hun lotgenoten bier dronken en klaagden. Of ze waren Amerikaanse jonge meiden die Engelse les gaven en lunchten in hetzelfde restaurant als wij. Of ze waren op doorreis van/naar Langkawi en te laat voor de laatste ferry.

Trang
Hondervijftig km naar het noorden met een minivan kwamen we in Trang. Trang is al een wat groter stadje en minder aan Maleisie verwant. In eerste instantie schrokken we van de toeristen, in vijf minuten zagen we er meer dan in twee weken Satun, maar uiteindelijk bleek dat ze allemaal in de paar honderd meter rondom het treinstation bleven.
We waren de twee dagen voorafgaand aan het Chinese Nieuwjaar in Trang, en dat werd hier groots aangepakt. Iedere avond was een deel van brede straten afgezet, waar podia gebouwd waren en een markt met allerlei soorten eten was opgezet – gevarieerder en verzorgder dan een gewone Thaise night market. De mensen waren er ook echt als een uitje, niet alleen om een hapje te eten. Veel mensen hadden zich er extra voor gekleed, soms in gloednieuwe rode jasjes en jurkjes. Op sommige stukken kon je nauwelijks lopen door de menigte. Maar het had wel iets heel gezelligs en gemoedelijks.

Vanuit Trang makten we een excursie naar Kantang. Kantang ligt aan de monding van de rivier de Trang, zo'n 30km zuidelijker. Al eeuwen geleden was het een belangrijke haven met een mengeling van Maleise, Chinese en Thaise inwoners. Het was vroeger na Bangkok de belangrijkste haven van het land en had daar ook een spoorverbinding mee. De hoogtij dagen waren ruim een eeuw geleden, toen de lokale ondernemer en heerser Praya Ratsadanu goede connecties had met het Thaise koningshuis, oog had voor het belang van de bevolking en vernieuwingen doorvoerde. Zo importeerde hij stiekem de eerste rubberboom uit Maleisie (nadat een Engelsman de zaden illegaal uit Brazilie had meegenomen). De impact daarvan zie je nu overal: de rubberboom is verreweg het meest verbouwde gewas in zuid Thailand.
Er gaat een trein per dag van Bangkok naar Kantang, via Trang. Daar konden we dus mee gaan. Het laatste half uur van een rit van 17 uur. De trein was nagenoeg leeg voor dit laatste stukje en reed door landelijk gebied.
Het stationnetje van Kantang is het originele eeuw-oude houten gebouw, prima in de verf, met de originele loketten en borden. Een kamer is een klein museum, een nevengebouw is nu een leuke coffeeshop.
We wandelden naar het voormalige woonhuis van Praya Ratsadanu. Het was een houten villa van twee etages met veel veranda's, luchtig gebouwd en voor die tijd ongetwijfeld zeer luxe. Het was slecht onderhouden, maar had nog wat oud meubilair en oude foto's. De eettafel op de achterveranda was tamelijk imposant. De keuken was in een zijgebouw. De omgeving was zo bosrijk dat het getjilp van krekels oorverdovend was.
 Vanaf hier wandelden we richting de rivier. De wegen waren verrassend breed opgezet en er was meer verkeer dan in bv Satun. Toen we de haven zagen begrepen we waarom: die was groter dan ik verwacht had, en de kade stond vol met vele tientallen containers die duidelijk in transit waren. Blijkbaar was dit nog steeds de belangrijkste haven aan de Thaise westkust. Verrassend als je zag dat de rivier hier niet zo erg breed was. Er reden ook voortdurend diepladers met een lading onder zeil door de stad.

Krabi
Hondervijftig km naar het noorden met een bus kwamen we in Krabi. Aj, hier was het wel heel erg toeristisch. Met groepen kwamen ze voorbij. In geen jaren had ik zoveel toeristen bij elkaar gezien. Zweedse, Franse en Russische gezinnen; busladingen backpackers (letterlijk); oudere jongeren op brommertjes; Nederlandse stellen... Blijkbaar was Krabi niet alleen een hub voor de eilanden hier voor de kust, maar ook een bestemming op zichzelf.
En daar bovenop leek half China en half Maleisie hier te zijn. We hadden het effect van Chinees Nieuwjaar met het er op aansluitende lange weekend onderschat, en de stomme pech dat onze route ons net dit weekend in de meest toeristische bestemming bracht. Het effect was dat we de eerste dag geen fatsoenlijk hotel konden vinden, en na uren en uren zoeken en rondvragen de volgende dag wel konden verhuizen maar dan ook een hóóg-seizoen-prijs betaalden.
Ondanks dat alles was Krabi toch wel een leuk Thais stadje dat prachtig lag aan de riviermonding, met een promenade en aan de overkant van het water meteen een mangrove-bos.

Vanuit Krabi maakten we een excursie naar Railay. Railay is een klein schiereiland zo'n 15 km van Krabi, dat aan de landkant door steil karst-gebergte wordt afgesloten. Het is alleen bereikbaar voor bergbeklimmers of per boot. Het uiteinde was ook weer rots, maar tussen die twee rotsen is een dal dat aan allebei de zeekanten een baai met strand vormt. We gingen er met een longtail boot vanaf de promenade naar toe. De loodrechte rotswanden stegen hoog op uit het water, en waar het niet kaarsrecht was groeide jungle. Dat alles boven een azuur-blauwe zee. Dat zag er allemaal prachtig uit. Maar iedere bebouwbare meter was volgebouwd met resorts en restaurantjes en winkeltjes. Daar liepen vele honderden, zo niet duizenden toeristen tussen op en neer, en dat was echt meer dan deze paar km kon hebben. Het was een soort kunstmatig pretpark waar niets Thais aan was.
We begonnen met een kop koffie in een bamboe restaurantje aan de oostelijke baai, waar we aangeland waren en die meer mangrove had. De eerste keer deze reis dat we mangrove in hoog water zagen: boomkruinen die uit zee staken. Van daar wandelden we naar de westelijke baai die meer strand had. Daar zat ik een tijdje in de schaduw onder een boom, terwijl E. een stuk ging zwemmen in het kristalheldere water. Volgens haar een van de mooiste plekjes waar ze ooit in zee heeft gezwommen. Ondertussen werd het steeds drukker met mensen die uit Ao Nang, de volgende badplaats, met bootjes werden aangevoerd, en omdat het opkomende water het strand steeds smaller maakte.

Einde
Van Krabi is het nog zo’n 800 km naar Bangkok – of nog meer als je niet de kortste weg neemt. Dat is nauwelijks minder dan de ruim 900 km die we tot nu hebben afgelegd sinds we Kuala Lumpur verlaten hebben. Met nog drie dagen voor onze vlucht vanuit Bangkok naar Amsterdam vertrekt, zit er niets anders op dan het laatste stuk met een binnenlandse vlucht af te leggen. Voor de derde keer is het niet gelukt om over land van Maleisie naar Bangkok te reizen. Maar er is geen enkele reden om het niet een vierde keer te gaan proberen…
Krabi, 23 februari 2015