Satun, hoe het verder ging…
Uiteindelijk
zijn we twee weken in Satun gebleven. Het was gewoon te leuk om te vertrekken.
Een aantal ochtenden bleven we thuis en zat E. op de veranda aan haar boek
te werken. Andere ochtenden wandelden we door het stadje, over de markt, of
juist de stad uit. Binnen tien minuten was je op het platteland. Vooral de
wandeling die ons eerst langs een mangrove bos bracht, toen langs visvijvers
met kreeft, en toen bij een afgelegen huis waar oploskoffie geserveerd werd,
was spectaculair.
Voor de
lunch gingen we iedere dag naar dezelfde plek. Iedere Thaise stad heeft ten
minste één vegetarisch lunch-restaurant. Het probleem is het te vinden. Ten
eerste om de vraag duidelijk te maken (wij spreken geen Thai); ten tweede zijn
ze niet erg bekend; ten derde om het evt antwoord te begrijpen (zij spreken
geen Engels); ten vierde om het te zien zelfs als je er voor staat. Ook dit was
onooglijk klein in de hoek van een loods. Maar de belangrijkste hint is altijd
het bord met rode letters op een gele achtergrond. Iedere dag was er een soort
buffet met verschillende groentes en tofu-varianten die je op je bordje rijst
kon scheppen. Het was afwisselend, lekker, gezond en spotgoedkoop.
Ook voor
koffie hadden we een vast adres, als we in de stad waren. Een klein bamboe
stalletje waar een meisje in zat, achter de toonbank weggedoken als er geen
klanten waren, voor take-away koffie en thee. Het was een genot om te zien met
hoeveel zorg ze iedere bestelling klaarmaakte. Een schepje van dit, een
scheutje van dat, roeren, mixen, in een zak of beker met ijs gieten, inpakken.
Ze was niet erg spraakzaam, maar wel zorgzaam. Onder haar glinsterende
hoofddoek had ze haar wimpers gitzwart gemaakt en haar wenkbrauwen dik
ingetekend.
Avondeten
hadden we afwisselend thuis of in de stad. De kwaliteit kon die van KL en
Penang niet evenaren, en bestellen ging soms moeizaam, maar toch waren we
meestal wel tevreden met het resultaat.
Uniek
voor Thailand is hoe gemakkelijk je ergens naar muziek kunt luisteren. We
vonden een openlucht-bar waar iedere avond een trio optrad. De zangeres deed
graag Engelstalige covers en kon echt goed zingen. Soms waren wij de enige
klanten en hadden dan de drie muzikanten en vijf man personeel ons heen. Die
waren druk met het voortdurend bijvullen van onze glazen met ijsblokjes en het
flesje cola dat op een bijzettafeltje stond.
Satun was
toch niet 100% Thai. Eerder 99.8%. Buitenlanders waren of 3 dagen overgekomen
van Langkawi voor een nieuwe Maleisische inreis-stempel en zaten in hetzelfde
resort als wij. Of ze hadden hun jacht in onderhoud op de werf in Thammalang.
Of ze woonden hier, getrouwd met een Thaise, die thuis zat terwijl ze met hun lotgenoten
bier dronken en klaagden. Of ze waren Amerikaanse jonge meiden die Engelse les
gaven en lunchten in hetzelfde restaurant als wij. Of ze waren op doorreis
van/naar Langkawi en te laat voor de laatste ferry.
Trang
Hondervijftig
km naar het noorden met een minivan kwamen we in Trang. Trang is al een wat
groter stadje en minder aan Maleisie verwant. In eerste instantie schrokken we
van de toeristen, in vijf minuten zagen we er meer dan in twee weken Satun,
maar uiteindelijk bleek dat ze allemaal in de paar honderd meter rondom het
treinstation bleven.
We waren de twee dagen
voorafgaand aan het Chinese Nieuwjaar in Trang, en dat werd hier groots
aangepakt. Iedere avond was een deel van brede straten afgezet, waar podia
gebouwd waren en een markt met allerlei soorten eten was opgezet – gevarieerder
en verzorgder dan een gewone Thaise night
market. De mensen waren er ook echt als een uitje, niet alleen om een hapje
te eten. Veel mensen hadden zich er extra voor gekleed, soms in gloednieuwe
rode jasjes en jurkjes. Op sommige stukken kon je nauwelijks lopen door de
menigte. Maar het had wel iets heel gezelligs en gemoedelijks.
Vanuit Trang makten we een
excursie naar Kantang. Kantang ligt aan de monding van de rivier de Trang, zo'n
30km zuidelijker. Al eeuwen geleden was het een belangrijke haven met een
mengeling van Maleise, Chinese en Thaise inwoners. Het was vroeger na Bangkok
de belangrijkste haven van het land en had daar ook een spoorverbinding mee. De
hoogtij dagen waren ruim een eeuw geleden, toen de lokale ondernemer en heerser
Praya Ratsadanu goede connecties had met het Thaise koningshuis, oog had voor
het belang van de bevolking en vernieuwingen doorvoerde. Zo importeerde hij
stiekem de eerste rubberboom uit Maleisie (nadat een Engelsman de zaden illegaal
uit Brazilie had meegenomen). De impact daarvan zie je nu overal: de rubberboom
is verreweg het meest verbouwde gewas in zuid Thailand.
Er gaat een trein per dag
van Bangkok naar Kantang, via Trang. Daar konden we dus mee gaan. Het laatste
half uur van een rit van 17 uur. De trein was nagenoeg leeg voor dit laatste
stukje en reed door landelijk gebied.
Het stationnetje van
Kantang is het originele eeuw-oude houten gebouw, prima in de verf, met de
originele loketten en borden. Een kamer is een klein museum, een nevengebouw is
nu een leuke coffeeshop.
We wandelden naar het
voormalige woonhuis van Praya Ratsadanu. Het was een houten villa van twee
etages met veel veranda's, luchtig gebouwd en voor die tijd ongetwijfeld zeer
luxe. Het was slecht onderhouden, maar had nog wat oud meubilair en oude
foto's. De eettafel op de achterveranda was tamelijk imposant. De keuken was in
een zijgebouw. De omgeving was zo bosrijk dat het getjilp van krekels
oorverdovend was.
Vanaf hier wandelden we richting de rivier. De
wegen waren verrassend breed opgezet en er was meer verkeer dan in bv Satun.
Toen we de haven zagen begrepen we waarom: die was groter dan ik verwacht had,
en de kade stond vol met vele tientallen containers die duidelijk in transit
waren. Blijkbaar was dit nog steeds de belangrijkste haven aan de Thaise
westkust. Verrassend als je zag dat de rivier hier niet zo erg breed was. Er
reden ook voortdurend diepladers met een lading onder zeil door de stad.
Krabi
Hondervijftig km naar het
noorden met een bus kwamen we in Krabi. Aj, hier was het wel heel erg
toeristisch. Met groepen kwamen ze voorbij. In geen jaren had ik zoveel
toeristen bij elkaar gezien. Zweedse, Franse en Russische gezinnen; busladingen
backpackers (letterlijk); oudere
jongeren op brommertjes; Nederlandse stellen... Blijkbaar was Krabi niet alleen
een hub voor de eilanden hier voor de kust, maar ook een bestemming op
zichzelf.
En daar bovenop leek half
China en half Maleisie hier te zijn. We hadden het effect van Chinees Nieuwjaar
met het er op aansluitende lange weekend onderschat, en de stomme pech dat onze
route ons net dit weekend in de meest toeristische bestemming bracht. Het
effect was dat we de eerste dag geen fatsoenlijk hotel konden vinden, en na
uren en uren zoeken en rondvragen de volgende dag wel konden verhuizen maar dan
ook een hóóg-seizoen-prijs betaalden.
Ondanks dat alles was Krabi
toch wel een leuk Thais stadje dat prachtig lag aan de riviermonding, met een
promenade en aan de overkant van het water meteen een mangrove-bos.
Vanuit Krabi maakten we een
excursie naar Railay. Railay is een klein schiereiland zo'n 15 km van Krabi,
dat aan de landkant door steil karst-gebergte wordt afgesloten. Het is alleen
bereikbaar voor bergbeklimmers of per boot. Het uiteinde was ook weer rots,
maar tussen die twee rotsen is een dal dat aan allebei de zeekanten een baai
met strand vormt. We gingen er met een longtail
boot vanaf de promenade naar toe. De loodrechte rotswanden stegen hoog op uit
het water, en waar het niet kaarsrecht was groeide jungle. Dat alles boven een
azuur-blauwe zee. Dat zag er allemaal prachtig uit. Maar iedere bebouwbare
meter was volgebouwd met resorts en restaurantjes en winkeltjes. Daar liepen
vele honderden, zo niet duizenden toeristen tussen op en neer, en dat was echt
meer dan deze paar km kon hebben. Het was een soort kunstmatig pretpark waar
niets Thais aan was.
We begonnen met een kop
koffie in een bamboe restaurantje aan de oostelijke baai, waar we aangeland
waren en die meer mangrove had. De eerste keer deze reis dat we mangrove in
hoog water zagen: boomkruinen die uit zee staken. Van daar wandelden we naar de
westelijke baai die meer strand had. Daar zat ik een tijdje in de schaduw onder
een boom, terwijl E. een stuk ging zwemmen in het kristalheldere water.
Volgens haar een van de mooiste plekjes waar ze ooit in zee heeft gezwommen.
Ondertussen werd het steeds drukker met mensen die uit Ao Nang, de volgende
badplaats, met bootjes werden aangevoerd, en omdat het opkomende water het
strand steeds smaller maakte.
Einde
Van Krabi is het nog zo’n
800 km naar Bangkok – of nog meer als je niet de kortste weg neemt. Dat is
nauwelijks minder dan de ruim 900 km die we tot nu hebben afgelegd sinds we
Kuala Lumpur verlaten hebben. Met nog drie dagen voor onze vlucht vanuit
Bangkok naar Amsterdam vertrekt, zit er niets anders op dan het laatste stuk
met een binnenlandse vlucht af te leggen. Voor de derde keer is het niet gelukt
om over land van Maleisie naar Bangkok te reizen. Maar er is geen enkele reden
om het niet een vierde keer te gaan proberen…