donderdag 25 december 2014

Kerst op het Kanaal


Het Westelijk Marktkanaal was groot. Heel groot. Oneindig groot. Door de stille laaghangende nevel waren de oevers niet te zien, en dus was er zo ver je kon kijken alleen het rimpelloze water.

Kwik, Kwek en Kwak vonden het niet prettig. Ze wisten niet precies waar ze waren. Waar was dat balkje waar slakjes op groeiden? Waar was die plek die 's zomers dicht groeide met waterlelies? Waar was dat stukje oever met lekkere plantjes? Waar was die uitham waar zoveel alg dreef? Waar was die plank waar je op kon zitten, je eendepootjes net in het water, en je veren poetsen?

De drie zusjes waren koud en hongerig. December was een moeilijke maand. Nog een hele tijd voordat het voorjaar zou aanbreken en ze vrolijk kwetterend door het water zouden spetteren, achter de jongens aan.

Op zoek naar een schaars hapje, dreven de eendjes soms verder uit elkaar, en dan weer dichter bij-een. Even achter deze woonbooot kijken, dacht Kwek, misschien is daar een korstje brood te vinden. Toen ze er weer achter vandaan kwam, zag ze haar zusjes niet meer. Kwek-kwek-kwek, riep ze. Kwik-kwak-kwik-kwak, hoorde ze, maar door de stille nevel kon ze niet goed horen van welke kant het geluid was, en van hoe ver weg. Even later herhaalden ze hun gekwaak, maar Kwek wist niet of ze nu dichterbij gekomen was of juist verder weg. Bah, je zag ook geen zwemvlies voor ogen met dit weer. En het leek wel alsof het nog donkerder werd. Maar ze hoorde nu wel geluidjes voor zich. 

Kwek zwom in een van de oude insteekhavens van het Westelijk Marktkanaal. Hier waren loodsen overheen gebouwd, en de toegang was met damwanden dichtgemaakt. Maar dolend door de dichte nevel, was Kwek blijkbaar ongemerkt een geheime opening gepasseerd. Hoewel het hier eigenlijk stikdonker zou moeten zijn, zag ze een warme rode gloed voor zich. Bang en nieuwsgierig tegelijk zwom ze voorzichtig verder. De gloed werd helderder, de geluiden klonken gezelliger. Toen doemde het voor haar op: een soort eendekooi, een soort stal. Onder een warmtelamp in het stro stond een kribbe. Er om heen zaten dieren: een zee-ezel en een water-os; drie wijze trekvogels uit het oosten; een specht die op een stammetje timmerde. Er was lekkers: algen en kroost. In de kribbe lag een kuikentje dat net uit het ei gekropen was.

Buiten vielen de eerste sneeuwvlokken van het jaar. Kwek deed zich tegoed aan het eten en de warmte, en viel uiteindeijk in een diepe slaap onder de blauwe vleugels van de Maria-vogel. 
 
Toen Kwek de volgende dag wakker werd, dreef ze midden op het kanaal. De mist was verdreven door een aangenaam winterzonnetje. Naast haar dreven Kwik en Kwak, met hun snavel nog onder hun vleugel. Kijk, net voor hun was die plank in het water waar je zo fijn op kon zitten. 

Wat is het leven mooi, op het Westelijk Marktkanaal.

Amsterdam, december 2014

woensdag 1 oktober 2014

Leven Zonder Fiets

Een klein vogeltje met felrode snavel huppelt door het gras van het perkje. Een lapjeskat zit in een zonnestraal te kijken - van achter glas op de vensterbank.


De weesfiets die al weken vastgeketend staat aan de brugleuning mist opeens een wiel. Die brugleuning kan trouwens wel een likje verf gebruiken.

Er zijn zoveel details die je ziet als je door de stad loopt, in plaats van fietst. Je hebt zoveel meer gelegenheid om om je heen te kijken, de omgeving in je op te nemen.

We hebben het hier over lopen als een manier om van hier naar daar te komen - niet die zondagmiddagwandeling in de natuur. We hebben het over iemand die al lang geen auto meer heeft, en voor de korte en midellange afstanden kan kiezen tussen fiets en bus.

Je neemt de tijd om ergens te komen, je neemt de tijd voor een boodschap. Je laat je niet opjagen door de voort-tikkende klok.

Afwisselend laat je je gedachten een ritje door de achtbaan maken, en landt dan weer op de werkelijkheid van het trottoir onder je voeten. Je bent verbonden met de stad, en je weet wat er tussen a en b is.

Amsterdam, december 2012